Op 22 september 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. R.W. van Voorst Vader, had een verzoek ingediend voor een schadevergoeding van € 3.573,74 voor rechtsbijstand, plus € 680,00 voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De officier van justitie, mr. R.C.P. Rammeloo, had aanvankelijk afwijzing van het verzoek gevraagd, maar na toelichting van de raadsman werd het verzoek door de rechtbank als geheel toewijsbaar beschouwd.
De rechtbank overwoog dat de zaak was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, en dat de rechtbank bevoegd was om het verzoek in behandeling te nemen. Volgens artikel 530 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt geseponeerd een schadevergoeding worden toegekend. De rechtbank concludeerde dat er gronden van billijkheid aanwezig waren om het verzoek tot schadevergoeding toe te kennen, en dat het verzochte bedrag aan rechtsbijstand voldoende onderbouwd was.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toegewezen tot een totaalbedrag van € 4.253,74. Dit bedrag zal worden overgemaakt op de derdenrekening van de advocaat van de verzoeker. De beslissing is genomen door mr. J.C. Gillesse, rechter, in aanwezigheid van griffier I.L. Bruijnooge, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 22 september 2023. Tegen deze beslissing staat voor de officier van justitie binnen veertien dagen en voor de gewezen verdachte of zijn erfgenamen binnen een maand na betekening hoger beroep open bij het gerechtshof.