Op 22 september 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. R.W. van Voorst Vader, had een verzoek ingediend voor een schadevergoeding van in totaal € 2.044,03, bestaande uit € 1.364,03 voor rechtsbijstand en € 680,00 voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De officier van justitie, mr. R.C.P. Rammeloo, steunde het verzoek en stelde dat het volledig toegewezen kon worden.
De rechtbank overwoog dat de zaak was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, en dat de verzoeker recht had op schadevergoeding omdat hij niet was veroordeeld en zijn zaak was geseponeerd. De rechtbank concludeerde dat er gronden van billijkheid aanwezig waren om het verzoek tot schadevergoeding toe te kennen. De raadsman had het verzoek voldoende onderbouwd, en de rechtbank vond het verzochte bedrag billijk.
De rechtbank heeft het verzoek tot toekenning van de schadevergoeding toegewezen en bepaald dat het bedrag van € 2.044,03 zal worden overgemaakt op de derdengeldenrekening van de advocaat. De beslissing is genomen door mr. J.C. Gillesse, rechter, in aanwezigheid van griffier I.L. Bruijnooge, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op dezelfde datum.