ECLI:NL:RBZWB:2023:7010

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 september 2023
Publicatiedatum
10 oktober 2023
Zaaknummer
23-012155
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslaglegging en klaagschrift in strafzaak met verdenking van drugshandel

Op 8 september 2023 heeft de enkelvoudige raadkamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het klaagschrift behandeld van de klager, geboren in 1991, die zich laat bijstaan door zijn advocaat, mr. M.E. Broekert. Het klaagschrift betreft de opheffing van een beslag dat is gelegd op een geldbedrag van € 5975,00, dat op 26 april 2023 in beslag is genomen in het kader van een onderzoek naar drugshandel. De klager stelt dat hij geen strafbaar feit heeft gepleegd en dat het geld legitiem is verkregen. De officier van justitie, mr. R.C.P. Rammeloo, is van mening dat het beslag gehandhaafd moet blijven, gezien de verdenking van de klager die deel uitmaakt van een groter drugsdossier. De officier wijst op camerabeelden en de vondst van sealbags met hennepgeur in het schuurtje van de klager, en stelt dat het niet onaannemelijk is dat de strafrechter later het geld verbeurd zal verklaren.

De rechtbank overweegt dat het klaagschrift tijdig is ingediend en dat de klager ontvankelijk is. De rechtbank stelt vast dat het beslag is gelegd op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering en dat het belang van strafvordering zich verzet tegen opheffing van het beslag. De rechtbank concludeert dat er op basis van de huidige informatie een redelijke verdenking bestaat en dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later het geld zal verbeurd verklaren. Daarom verklaart de rechtbank het klaagschrift ongegrond. Deze beslissing is op 22 september 2023 gegeven door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van I.L. Bruijnooge, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
parketnummer : 02-137667-23
raadkamernummer : 23-012155
datum : 08 september 2023
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klager],
geboren op [geboortedag] 1991,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. M.E. Broekert advocaat te Breda, (Postbus 4650, 4803 ER Breda),
hierna te noemen: de klager, tevens beslagene.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 26 april 2023 onder klager in beslag is genomen: een geldbedrag van € 5975,00;
  • het klaagschrift ingevolge artikel 552a Sv, ingediend op 9 mei 2023 ter griffie van deze rechtbank;
  • het verweerschrift van het Openbaar Ministerie;
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 8 september 2023. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. R.C.P. Rammeloo en klager bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.E. Broekert.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan klager van een geldbedrag van € 5975,00.
Tijdens de behandeling in raadkamer is namens klager aangevoerd dat hij geen strafbaar feit heeft gepleegd. Het is nog onduidelijk of klager vervolgd zal gaan worden. Klager heeft een verklaring afgelegd met betrekking tot de legale herkomst van het geld. Het is dan ook niet te verwachten dat de strafrechter later oordelend het geld verbeurd zal verklaren. De raadsvrouw verzoekt het klaagschrift gegrond te verklaren en te bepalen dat het geld terug wordt gegeven aan klager.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het beslag gehandhaafd moet worden.
De officier van justitie merkt op dat de verdenking van klager onderdeel uitmaakt van een groot “drugsdossier” wat nog de nodige tijd vergt aan onderzoek. De verdenking is gebaseerd op de in het dossier aanwezige camerabeelden en in het schuurtje van klager zijn sealbags met hennepgeur aangetroffen, alsmede het in beslaggenomen geld. Klager zegt dat hij dat geld van zijn rekening gepind heeft, maar onderbouwd dat niet met stukken. Het is niet onaannemelijk dat de strafrechter later oordelend het geld verbeurd zal verklaren. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het klaagschrift ongegrond moet worden verklaard.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
De rechtbank overweegt als volgt.
Het beslag op het geld is gelegd op grond van artikel 94 Sv.
De rechtbank dient na te gaan of het belang van strafvordering verlangt dat het beslag wordt voortgezet. Hiervan is sprake wanneer het in beslag houden van de goederen kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk voordeel aan te tonen dan wel wanneer niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen.
De rechtbank stelt voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingszaak te treden.
Onder klager is een geldbedrag in beslag genomen. Het geldbedrag is in beslag genomen nadat klager is aangehouden, vanwege een verdenking op grond van de Opiumwet. Op basis van de thans voorhanden zijnde stukken is er sprake van een redelijke verdenking. Gelet op het huidige dossier, acht de rechtbank het op dit moment niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het geld zal bevelen.
De rechtbank is van oordeel dat het belang van strafvordering zich verzet tegen opheffing van het beslag en teruggave van het in beslag genomen geld, zodat het klaagschrift ongegrond moet worden verklaard.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 22 september 2023 gegeven door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van I.L. Bruijnooge, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 september 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering