ECLI:NL:RBZWB:2023:7015

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 augustus 2023
Publicatiedatum
10 oktober 2023
Zaaknummer
23-008481
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake conservatoir beslag op geldbedrag

Op 11 augustus 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door een gedetineerde klager. Het klaagschrift was gericht tegen een inbeslagname van een geldbedrag van € 22.650,00, dat op 3 februari 2023 onder klager in beslag was genomen. Klager, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. P. Susijn, stelde dat het beslag opgeheven moest worden omdat hij de eigenaar van het geld was en het bedrag op legale wijze had verkregen door de verkoop van zijn woning in België. Klager voerde aan dat het strafvorderlijk belang bij het voortduren van het beslag ontbrak en dat dit in strijd was met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit.

De officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, was van mening dat het beslag gehandhaafd moest blijven, omdat er een redelijk vermoeden van schuld bestond en het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later een geldboete zou opleggen. De rechtbank oordeelde dat het klaagschrift ongegrond was, omdat er voldoende redenen waren om het conservatoir beslag te handhaven. De rechtbank stelde vast dat er sprake was van een verdenking van een misdrijf waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kon worden opgelegd, en dat het voortduren van het beslag proportioneel was in het licht van de mogelijke financiële gevolgen voor klager.

De beslissing werd genomen in raadkamer, waarbij de rechtbank benadrukte dat het onderzoek naar het klaagschrift een summier karakter heeft. De rechtbank concludeerde dat het belang van het Openbaar Ministerie zwaarder woog dan het persoonlijke belang van klager, en verklaarde het klaagschrift ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. R.J.H. de Brouwer, in tegenwoordigheid van griffier mr. M. van Grinsven, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-327088-22
rk.nummer: 23-008481
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1976 te [geboorteplaats]
momenteel gedetineerd in de P.I. te Sittard, [afdeing] te 6135 KN Sittard
woonplaats kiezende ten kantore van mr. P. Susijn, Tivolistraat 30 te 5017 HR Tilburg
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 3 februari 2023 onder klager in beslag is genomen: een geldbedrag ter hoogte van € 22.650,00;
  • het klaagschrift ingevolge artikel 552a Sv, ingediend op 31 maart 2023 ter griffie van deze rechtbank en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 28 juli 2023. Gehoord zijn de officier van justitie mr. M. Nieuwenhuis, klager en mr. P. Susijn als raadsman van klager.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan de klager. Daartoe is aangevoerd dat op 3 februari 2023 onder klager een geldbedrag van ruim € 22.650,00 in beslag is genomen, waarvan klager eigenaar is. Namens klager wordt gesteld dat het strafvorderlijk belang bij het voortduren van het beslag ontbreekt en dat dit voortduren bovendien in strijd is met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit.
In raadkamer heeft de raadsman gepersisteerd bij het ingediende klaagschrift. In aanvulling daarop is aangevoerd dat klager het geldbedrag op legale wijze heeft verkregen. Klager heeft namelijk zijn woning in België verkocht met een forse overwaarde. Klager heeft dit bedrag gebruikt om een onderneming te starten. Klager heeft hierover bovendien bij de politie uitgebreid verklaard. In raadkamer is een rekeningoverzicht en een uittreksel van de Kamer van Koophandel overgelegd. Het is voor klager van belang om over het geld te kunnen beschikken, zodat hij beschikt over een startkapitaal wanneer hij uit detentie komt. Verzocht wordt dan ook het klaagschrift gegrond te verklaren. Tot slot is opgemerkt dat het Openbaar Ministerie al kenbaar heeft gemaakt dat een ontnemingsvordering niet in de lijn der verwachting ligt.
De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat het beslag gehandhaafd dient te blijven. Het betreft conservatoir beslag en het is niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, een geldboete zal opleggen aan klager. Uit de stukken blijkt dat wordt voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. Het strafvorderlijk belang weegt zwaarder dan het persoonlijk belang van klager. Gelet op het voorgaande wordt verzocht het klaagschrift ongegrond te verklaren.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het conservatoir beslag dat is gelegd op grond van artikel 94a Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654 r.o. 2.14, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94a, eerste of tweede lid, Sv gelegd beslag te onderzoeken:
( i) of ten tijde van de beslissing op het klaagschrift sprake van een redelijk vermoeden van schuld van een misdrijf waarvoor een geldboete van
de vierde(in het geval van conservatoir beslag tot bewaring van het recht tot verhaal voor een schadevergoedingsmaatregel, artikel 94a lid 3 Sv)
of vijfde categorie(in het geval van conservatoir beslag tot bewaring van het recht tot verhaal voor een geldboete of ontnemingsmaatregel, respectievelijk artikel 94a lid 1 en 2 Sv) kan worden opgelegd; en
(ii) of zich het geval voordoet dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan de verdachte een verplichting tot betaling van een geldboete dan wel de verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel dan wel een schadevergoedingsmaatregel zal opleggen.
De toe te passen maatstaf sluit niet uit dat de rechtbank, indien de omstandigheden van het geval dat meebrengen, bij de beoordeling van het klaagschrift tevens onderzoekt of voortzetting van het beslag in overeenstemming is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit (vgl. HR 7 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:38, NJ 2014/66, r.o. 2.6).
De rechtbank stelt vast dat sprake is van een verdenking van een misdrijf waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd. Klager wordt immers verdacht van - kort samengevat - het (mede)plegen van de productie van synthetische drugs en/of de voorbereidingshandelingen daarvoor. Daarvoor zijn op de pro-formazitting van 16 mei 2023 nog ernstige bezwaren aangenomen door de rechtbank. Kenmerkend voor dit soort feiten is dat deze gepleegd worden voor financieel gewin. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan verzoeker een verplichting tot betaling van een geldboete zal opleggen. De rechter-commissaris heeft op 2 februari 2023 een machtiging tot het leggen van conservatoir beslag afgegeven, waarbij de vordering van de Staat is geschat op een bedrag ter hoogte van € 90.000,00. Gelet op de maximaal op te leggen geldboete is het voortduren van het conservatoir beslag op het geld ook proportioneel. Ook indien bezien in samenhang met de eveneens conservatoir in beslag genomen auto (Audi) die op 28 juni 2023 is verkocht en € 10.689,00 heeft opgebracht. Dat het geld op een legale wijze zou zijn verkregen staat niet in de weg aan het leggen en het voortduren van het conservatoir beslag.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94a Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3. De beslissing

De rechtbank verklaart
- het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 11 augustus 2023 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. van Grinsven, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 augustus 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).