ECLI:NL:RBZWB:2023:7019

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
10 oktober 2023
Zaaknummer
AWB- 23_9498 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van een exploitatievergunning voor kansspelautomaten en verzoek om voorlopige voorziening

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen het besluit van de Kansspelautoriteit (Ksa) om haar exploitatievergunning voor kansspelautomaten in te trekken. Het bestreden besluit, dat op 4 september 2023 is genomen, heeft geleid tot bezwaar van verzoekster, die stelt dat de intrekking van de vergunning haar financiële positie ernstig schaadt. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 27 september 2023 behandeld tijdens een besloten zitting, waarbij zowel de gemachtigde van verzoekster als de vertegenwoordigers van de Ksa aanwezig waren.

De voorzieningenrechter overweegt dat op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Verzoekster heeft aangevoerd dat de intrekking van de vergunning haar dwingt om per direct te stoppen met het aanbieden van kansspelautomaten, wat leidt tot een acute financiële noodsituatie. De Ksa betwist echter het spoedeisende belang van verzoekster en wijst op haar financiële situatie en de ontbindende voorwaarden in de koop-huurovereenkomst.

Na beoordeling van de argumenten van beide partijen concludeert de voorzieningenrechter dat verzoekster op dit moment niet in een financiële noodsituatie verkeert en dat er geen spoedeisend belang is voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 11 oktober 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/9498 KANSSP VV

uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 oktober 2023 in de zaak tussen

[naam verzoekers], uit [vestigingsplaats verzoekers], verzoekster

(gemachtigde: mr. J.L. Vissers),
en

de raad van bestuur van de Kansspelautoriteit, de Ksa,

(gemachtigde: mr. drs. R.G.J. Wildemors).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen het besluit van de Ksa om haar exploitatievergunning [1] in te trekken.
1.1.
Met het bestreden besluit van 4 september 2023 heeft de Ksa de aan verzoekster verleende exploitatievergunning ingetrokken. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 27 september 2023 op een besloten zitting [2] behandeld. Hieraan hebben deelgenomen namens verzoekster: haar gemachtigde (met behulp van een beeldverbinding), [namen vertegenwoordigers]. Namens de Ksa hebben deelgenomen: zijn gemachtigde en mr. [naam vertegenwoordiger].

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorlopige voorzieningenprocedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van (in dit geval) de bezwaarprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Van onverwijlde spoed is sprake, wanneer een besluit onomkeerbare gevolgen heeft en een besluit op het bezwaar niet kan worden afgewacht.
Is sprake van een financiële noodsituatie?
2.1.
Verzoekster heeft de voorzieningenrechter gevraagd het intrekkingsbesluit te schorsen tot het moment dat er door de Ksa op haar bezwaren tegen het intrekkingsbesluit is beslist. Zij heeft aangevoerd dat haar spoedeisend belang erin is gelegen dat het bestreden besluit haar financiële vermogenspositie op ingrijpende wijze treft. Zij dient per direct te stoppen met het aanbieden van kansspelautomaten. Hierdoor kan zij zowel de verplichtingen uit een door haar gesloten koop-huurovereenkomst als daaruit voortvloeiende partage-overeenkomsten niet nakomen. Niet alleen loopt zij als gevolg daarvan inkomsten mis, verzoekster vreest ook dat mede-exploitanten hun schade op haar zullen verhalen. Alle liquiditeit binnen de onderneming zal verdwijnen en er zullen naar verwachting schulden gaan ontstaan, zodat er bij haar een (acute) financiële noodsituatie ontstaat.
2.2.
De Ksa heeft het spoedeisende belang van verzoekster bij haar verzoek om voorlopige voorziening betwist. De Ksa heeft daarbij gewezen op het laatst bekende eigen vermogen van verzoekster, de ontbindende voorwaarde in de koop-huurovereenkomst, de hoogte van het huurbedrag [3] dat verzoekster ontvangt op grond van deze overeenkomst en het ontbreken van (directe) overeenkomsten met horecaondernemers over geplaatste speelautomaten. Gelet hierop is het – aldus de Ksa – niet aannemelijk dat verzoekster door het intrekkingsbesluit in een financiële noodsituatie zal komen te verkeren. Daarbij heeft de Ksa er op gewezen dat naar verwachting binnen drie maanden – uiterlijk in december van dit jaar – er een beslissing op de bezwaren van verzoekster zal zijn genomen.
3. Een financieel belang vormt op zichzelf onvoldoende reden om een voorlopige voorziening te treffen. [4] Dit kan anders zijn, indien aannemelijk is dat verzoekster zal komen te verkeren in een financiële noodsituatie. Tijdens de bespreking ter zitting heeft verzoekster aangegeven dat in afwachting van de beslissing op bezwaar geen financiële noodsituatie zal ontstaan. Zij kan – nu een beslissing op bezwaar verwacht kan worden voor het einde van het jaar – met haar eigen vermogen de gemiste maandelijkse inkomsten overbruggen.
Is er een andere reden om een spoedeisend belang aan te nemen?
4. Ter zitting is duidelijk geworden dat – op dit moment – alle speelautomaten van verzoekster onderdeel uitmaken van een met een derde partij gesloten koop-huurovereenkomst. [5] Verzoekster heeft ter zitting aangevoerd dat deze derde op dit moment in onderhandeling is met een mogelijke (andere) koper van de speelautomaten. Die mogelijke overeenkomst zou er voor zorgen dat alle banden tussen haar en derde partij worden verbroken en er niet (meer) gesproken kan worden over een zakelijk samenwerkingsverband. Voor het kunnen sluiten van die overeenkomst is het nodig dat de speelautomaten voorlopig onder de exploitatievergunning van verzoekster blijven vallen. Ook hierin is volgens verzoekster een spoedeisend belang gelegen om een voorlopige voorziening te treffen.
5. Voorzieningenrechter is van oordeel dat een mogelijke overeenkomst tussen twee andere partijen die ziet op de koop van de speelautomaten niet maakt dat sprake is van een spoedeisend belang voor verzoekster. In de koop-huurovereenkomst die verzoekster met derde partij heeft gesloten is een ontbindende voorwaarde opgenomen. Uit die voorwaarde volgt – kort gezegd – dat de koop en de daarop volgende verhuur van de speelautomaten bij intrekking van de exploitatievergunning van verzoekster ongedaan wordt gemaakt. De speelautomaten zijn dan weer in eigendom bij derde partij. Dat die derde partij in onderhandeling is over een (nieuwe) verkoop van de automaten aan een andere partij, maakt niet dat verzoekster de beslissing op haar bezwaren niet kan afwachten.
6. Gelet op het bovenstaande is de voorzieningenrechter niet gebleken dat verzoekster een spoedeisend belang heeft bij de schorsing van het intrekkingsbesluit tot op haar bezwaren tegen dit besluit is beslist. Ook van een evident onrechtmatig besluit is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake.

Conclusie en gevolgen

7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening daarom af. Aan een verdere beoordeling van de zaak komt de voorzieningenrechter dan ook niet meer toe.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Lemaire, griffier, op 11 oktober 2023 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
Voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage: wettelijk kader

Wet op de kansspelen (Wok)
Artikel 30, aanhef en onder a, bepaalt dat in deze wet en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder: speelautomaat: een toestel, ingericht voor de beoefening van een spel, dat bestaat uit een door de speler in werking gesteld mechanisch, elektrisch of elektronisch proces, waarbij het resultaat kan leiden tot de middellijke of onmiddellijke uitkering van prijzen of premies, daaronder bergrepen het recht om gratis verder te spelen.
Artikel 30h bepaalt:
Het is verboden zonder vergunning van de raad van bestuur, bedoeld in artikel 33a, een of meer speelautomaten te exploiteren.
Onder exploiteren wordt verstaan het bedrijfsmatig en als eigenaar gebruiken of aan een ander in gebruik geven van één of meer speelautomaten.
Artikel 30l, derde lid, bepaalt dat de vergunning kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.
Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob)
Artikel 28, eerste lid bepaalt dat een ieder die krachtens deze wet de beschikking krijgt over gegevens met betrekking tot een derde, verplicht is tot geheimhouding daarvan, behoudens voorzover een bij deze wet gegeven voorschrift mededelingen toelaat.

Voetnoten

1.Dit is een vergunning als bedoeld in artikel 30h van de Wet op de kansspelen (Wok).
2.De voorzieningenrechter heeft besloten tot een besloten zitting gelet op de te bespreken informatie en de geheimhouding die op deze informatie rust op grond van artikel 28 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob). Hij heeft de aanwezige belangstellenden en de pers gevraagd de zaal te verlaten.
3.Het gaat om een bedrag van netto € 1.000,- per maand.
4.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2021:2885.
5.Verzoekster heeft de speelautomaten van een derde partij gekocht en vervolgens verhuurd aan deze zelfde derde partij. Die de speelautomaten vervolgens door middel van overeenkomsten met diverse horecaondernemers in de inrichtingen van die horecaondernemers heeft geplaatst.