ECLI:NL:RBZWB:2023:7021

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 september 2023
Publicatiedatum
10 oktober 2023
Zaaknummer
10251996 CV EXPL 22-4748 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende schadevergoeding en gevolgschade in aannemingsovereenkomst

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, vorderden eisers, vertegenwoordigd door mr. N. Weel, een vervangende schadevergoeding van Vesta Kozijn B.V. naar aanleiding van een aannemingsovereenkomst voor de levering en montage van kozijnen en andere bouwmaterialen. De eisers stelden dat Vesta Kozijn tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst, wat leidde tot gebreken en niet-uitgevoerde werkzaamheden. De kantonrechter oordeelde dat Vesta Kozijn inderdaad in gebreke was gebleven en dat eisers recht hadden op vervangende schadevergoeding. De kantonrechter kende een bedrag van € 8.821,61 toe, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 4 juni 2022. Daarnaast werd een bedrag van € 1.645,60 toegewezen voor kosten ter vaststelling van aansprakelijkheid en schade, en buitengerechtelijke incassokosten van € 1.064,40. De vordering tot vergoeding van gevolgschade werd afgewezen, omdat het causale verband tussen de tekortkomingen van Vesta Kozijn en het verhoogde gasverbruik van eisers niet voldoende was aangetoond. Vesta Kozijn werd ook veroordeeld in de proceskosten van eisers, die in totaal € 1.616,18 bedroegen. Het vonnis werd uitgesproken op 6 september 2023.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer 10251996 CV EXPL 22-4748
Vonnis van 6 september 2023
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende aan de [woonadres] ,
2.
[eiser sub 2],
wonende aan de [woonadres] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
gemachtigde: mr. N. Weel, werkzaam bij Klaverblad Stichting Rechtsbijstand,
tegen
VESTA KOZIJN B.V.,
te Waalwijk,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Vesta Kozijn,
procederend in de persoon van de heer [naam 1] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
a. het tussenvonnis van 8 februari 2023, met de daarin genoemde stukken;
b. de bij e-mail van 15 juni 2023 door [eisers] toegezonden aanvullende producties;
c. de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 28 juni 2023;
d. de akte houdende wijziging eis, tevens nadere bewijsopdracht van de zijde van [eisers] met aanvullende producties.
1.2
Op 28 juni 2023 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Bij e-mail van
25 juni 2023 heeft de heer [naam 1] namens Vesta Kozijn verzocht om aanhouding van de zaak. Hiertegen heeft [eisers] bij e-mail van 26 juni 2023 bezwaar gemaakt. Op
27 juni 2023 heeft de griffier namens de kantonrechter bericht dat het uitstelverzoek van de heer [naam 1] niet wordt geaccepteerd, omdat het tussenvonnis waarin een datum voor een mondelinge behandeling is bepaald dateert van 8 februari 2023. De kantonrechter heeft de heer [naam 1] , vanwege een gesteld verblijf in het buitenland, in de gelegenheid gesteld om de mondelinge behandeling bij te wonen via Teams. Hiervan heeft de heer [naam 1] geen gebruik gemaakt.
1.3
Na de mondelinge behandeling is [eisers] in de gelegenheid gesteld om bij akte een aanvullende onderbouwing te geven van de door hem gevorderde gevolgschade. Bij gelegenheid van die akte heeft [eisers] zijn vordering tot schadevergoeding verminderd. Vesta Kozijn is vervolgens in de gelegenheid gesteld om te reageren naar aanleiding van deze akte, maar heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.
1.4
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Tussen partijen staat het volgende vast:
2.1
Op 27 oktober 2020 heeft [eisers] een aannemingsovereenkomst gesloten met Vesta Kozijn met betrekking tot het leveren en monteren van onder meer (kunststof) kozijnen, glas(latten), deuren, cilindersloten en draaikiepramen ten behoeve van de woning aan de [woonadres] .
2.2
De aanneemsom bedraagt € 18.523,35 inclusief btw. Partijen zijn overeengekomen dat [eisers] de aanneemsom in termijnen kan voldoen. De eerste termijnbetaling van
€ 3.704,60, opgenomen in de factuur van 29 oktober 2020, is door [eisers] op
30 oktober 2020 betaald.
2.3
Op 15 maart 2021 is Vesta Kozijn aangevangen met de overeengekomen werkzaamheden.
2.4
Bij e-mail van 17 maart 2021 heeft [eisers] aan Vesta Kozijn bericht dat er sprake is van een groot aantal gebreken dan wel niet afgeronde werkzaamheden.
2.5
Op 17 maart 2021 heeft [eisers] nog twee termijnbetalingen, in totaal zijnde een bedrag van € 5.556,00 betaald.
2.6
Naar aanleiding van de e-mail van 17 maart 2021 is tussen partijen afgesproken dat Vesta Kozijn voor herstel zal zorgdragen. Aangezien Vesta Kozijn niet tot herstel is overgegaan heeft [eisers] bij brief van 27 augustus 2021 Vesta Kozijn in gebreke gesteld en haar verzocht om binnen vier weken tot herstel over te gaan. Verder heeft [eisers] Vesta Kozijn verzocht om binnen vijf werkdagen na dagtekening van de brief een plan van aanpak te overleggen.
2.7
Bij e-mail van 28 september 2021 heeft de gemachtigde van [eisers] Vesta Kozijn nogmaals verzocht om een plan van aanpak te overleggen.
2.8
In reactie hierop heeft Vesta Kozijn bij e-mail van 4 oktober 2021 geantwoord:

Excuses voor de te late reactie.
De werkdruk is op dit moment enorm hoog in de bouw in het algemeen, dit geldt ook voor ons bedrijf. Het lukte dan ook helaas niet om binnen door u gestelde termijn te antwoorden.
Voor wat betreft de werkzaamheden die bij de familie [eisers] open staan kan u het het volgende informeren:
Zaken waarmee wij niet afhankelijk zijn van derden kunnen we redelijk snel voor de familie oplossen, zoals
Het stellen van ramen en deuren/het tijdelijk gangbaar maken van de voordeur.
Het leveren van de juiste cylinders skg 3 voor de deuren.
Voor de andere zaken zijn wij afhankelijk van onze leverancier, zoals de glaslatten met houtnerf deze komen volgens fabrieksopgave week 49.
Bij de voordeuren is op verzoek van uw client afgeweken van het volgens de offerte eerder bestelde dorpel omdat uw client deze “niet mooi” vond, we hebben even moeten zoeken naar een fabrikant die dit volgens de wens van uw klant en van goede kwaliteit kon leveren.
We hebben de deur in bestelling staan maar er zit idd wel een enorme levertijd op, Schuco heeft sowieso al een leverings probleem ten aanzien van de grondstoffen en ook de rode kleur van de deur is verre van standaard, aldus onze leverancier,
Volgens hun opgave zullen de deuren week 52 uitgeleverd gaan worden (..).”
2.9
Op 14 januari 2022 heeft [eisers] Vesta Kozijn verzocht om een aantal gebreken, waarover geen discussie bestaat, te komen herstellen. Hieraan is door Vesta Kozijn geen gehoor gegeven.
2.1
Op verzoek van [eisers] heeft de heer [naam 2] , deskundige bij EXP Bouwadvisering en Schadebegeleiding, onderzoek verricht naar de gebreken. De inspectie ter plaatse heeft plaatsgevonden op 24 februari 2022. Hierbij waren aanwezig [eisers] en namens Vesta Kozijn de heer [naam 1] en de heer [naam 3] .
2.11
De deskundige heeft in zijn rapport van 26 april 2022 geconstateerd dat het door Vesta Kozijn uitgevoerde werkzaamheden op tal van punten niet voldoet aan de eisen van goed en deugdelijk werk. Verder heeft de deskundige geconstateerd dat Vesta Kozijn een aantal vooraf overeengekomen werkzaamheden niet heeft uitgevoerd. De deskundige heeft de schade voorlopig begroot op een bedrag van € 9.610,00.
2.12
Bij e-mail van 3 mei 2022 heeft [eisers] een allerlaatste mogelijkheid gegeven om de gebreken zoals genoemd in het deskundigenrapport te herstellen dan wel de nog niet uitgevoerde werkzaamheden uit te voeren voor 4 juni 2022.
2.13
Op 17 juni 2022 heeft [eisers] bij e-mail aan Vesta Kozijn bericht dat zij geen nakoming meer vordert, maar aanspraak maakt op vervangende schadevergoeding.
2.14
[naam 4] heeft in een offerte van 13 juli 2022 de (herstel)kosten begroot op een bedrag van € 15.940,00. Vervolgens heeft [naam 4] in een offerte van 21 september 2022 de (herstel)kosten begroot op een bedrag van € 16.666,56. [eisers] heeft het laatstgenoemd bedrag aan [naam 4] betaald.

3.Het geschil

3.1
[eisers] , vordert na wijziging van eis, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. Vesta Kozijn te veroordelen om aan [eisers] te betalen een bedrag van:
- € 8.821,61 ter zake van vervangende schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van verzuim (4 juni 2022);
- € 1.943,78 ter zake van gevolgschade;
- € 1.645,60 in verband met kosten ter vaststelling van de aansprakelijkheid en schade;
b. Vesta Kozijn te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van
€ 1.087,92, te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf deze procesinleiding tot de dag van de volledige betaling;
c. Vesta Kozijn te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de nakosten alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente indien de betaling van de (na)kosten niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis plaatsvindt.
3.2
[eisers] legt, samengevat, het volgende aan zijn vordering ten grondslag. Er is sprake van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van Vesta Kozijn. Zij is haar verplichtingen uit de overeenkomst van aanneming niet volledig, niet deugdelijk en niet tijdig nagekomen. Verder beantwoordt het werk niet aan de eisen van goed en deugdelijk werk. Vesta Kozijn is meerdere malen in de gelegenheid om na te komen en de gebreken te herstellen alsmede het werk uit te voeren. Vesta Kozijn heeft dat echter nagelaten. Volgens [eisers] is Vesta Kozijn gehouden de door hem geleden (gevolg)schade te vergoeden, bestaande uit herstelkosten en kosten voor het meerverbruik van gas.
3.3
Vesta Kozijn voert verweer. Zij stelt, kort gezegd, dat er nog een aantal zaken dienen te worden afgehandeld. Volgens Vesta Kozijn heeft dat te maken met externe factoren, zoals onder meer de Covid periode en oplopende/verschuivende levertijden. De restpunten kunnen binnen 1 a 2 montagedagen worden opgelost, aldus Vesta Kozijn. Voor het geval dat [eisers] daar niet voor open staat, is een marktconforme vergoeding van
€ 10.000,00 op zijn plaats. De offerte van [naam 4] is buitenproportioneel hoog. Aangezien [eisers] een bedrag van € 9.262,75 onbetaald heeft gelaten, is Vesta Kozijn bereid om een bedrag van € 737,00 te betalen. Voor wat betreft het meerverbruik aan gas stelt [eisers] dat het causale verband ontbreekt.
3.4
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Vervangende schadevergoeding
4.1
Ter beoordeling ligt voor de vraag of Vesta Kozijn gehouden is tot betaling van vervangende schadevergoeding aan [eisers] .
4.2
Voor het antwoord op die vraag is het allereerst van belang of er sprake is van een toerekenbare tekortkoming van Vesta Kozijn. Op grond van artikel 6:74 van het Burgerlijk Wetboek (BW) verplicht iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis de schuldenaar de schade die de schuldeiser daardoor lijdt te vergoeden, tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend.
4.3
[eisers] heeft de gestelde tekortkomingen (gebreken) nader onderbouwd door overlegging van een rapport van de heer [naam 2] van EXP Bouwadvisering en Schadebegeleiding. Hieruit volgt dat het door Vesta Kozijn uitgevoerde werk op een aantal nader omschreven punten niet voldoet aan de eisen van goed en deugdelijk werk alsmede dat een aantal werkzaamheden die wel zijn overeengekomen, niet zijn uitgevoerd. Nu Vesta Kozijn de inhoud van het deskundigenrapport niet althans onvoldoende heeft weersproken, gaat de kantonrechter ervan uit dat Vesta Kozijn in de nakoming van de overeenkomst tot aanneming van werk tekort is geschoten. Voor zover Vesta Kozijn bij conclusie van antwoord heeft aangevoerd dat zij bereid is om een aantal gebreken (alsnog) te herstellen, overweegt de kantonrechter dat dit niet langer tot de mogelijkheden behoort. [eisers] heeft namelijk bij brief van 17 juni 2022 aan Vesta Kozijn bericht dat hij aanspraak maakt op vervangende schadevergoeding in plaats van nakoming. Uit deze zogenoemde omzettingsverklaring als bedoeld in artikel 6:87 lid 1 BW volgt dat Vesta Kozijn gehouden is tot betaling van een vervangende schadevergoeding.
De omvang van de vergoedingsverplichting
4.4
[eisers] baseert het gevorderde bedrag aan schadevergoeding op de door hem overgelegde offerte van [naam 4] van 21 september 2022. Op de mondelinge behandeling van 28 juni 2023 heeft de [eisers] , naar aanleiding van een vraag van de kantonrechter, voldoende toegelicht dat de offerte van 21 september 2022, vanwege prijsstijgingen, hoger uitvalt dan de offerte die hij eerder heeft gekregen van [naam 4] . Omdat Vesta Kozijn niet op de mondelinge behandeling is verschenen, is dit punt onweersproken gebleven. Voor zover Vesta Kozijn bij conclusie van antwoord heeft aangevoerd dat de offerte van [naam 4] buitenproportioneel hoog is, overweegt de kantonrechter dat Vesta Kozijn dit onvoldoende heeft onderbouwd. Weliswaar heeft Vesta Kozijn bij conclusie van antwoord een offerte van Kling Kozijnen ten bedrage van
€ 9.406,00 in het geding gebracht, maar hieruit blijkt echter niet althans onvoldoende dat alle door de deskundige uit te voeren (herstel)werkzaamheden hierin zijn meegenomen.
4.5
Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter dan ook een bedrag van € 8.821,61 toewijzen. De gevorderde wettelijke rente hierover zal worden toegewezen vanaf 4 juni 2022. Hierbij is rekening gehouden met het feit dat [eisers] tot op heden een bedrag van € 7.843,95 aan deuren en cilinders onbetaald heeft gelaten, zoals nader gespecificeerd in de akte wijziging van eis door [eisers] .
Gevolgschade
4.6
Verder maakt [eisers] aanspraak op een bedrag aan gevolgschade. Op de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter [eisers] , op zijn verzoek, in de gelegenheid gesteld de hoogte van het gevorderde bedrag aan gevolgschade nader te onderbouwen. Bij akte heeft [eisers] gesteld dat de woning in de periode oktober tot en met december 2021 en januari tot en met april 2022 enkel gedeeltelijk voorzien is geweest van afdekkende glaslatten, zodat de wind vrij spel had in de woning. De glaslatten hadden enkel als functie om de raampartij in de woning vast te klemmen, zodat deze er niet uit zouden vallen. Volgens [eisers] heeft hij, om het enigszins leefbaar te houden in de woning, meer gas moeten verbruiken. Dit blijkt uit de door hem overgelegde overzichten van het energieverbruik. Volgens Vesta Kozijn ontbreekt het causale verband tussen de (ontbrekende) glaslatten en het gestelde toegenomen gasverbruik. Vesta Kozijn voert daartoe aan dat een verhoogd gasverbruik meerdere oorzaken kan hebben. Waar dit aan ligt is geen gedegen onderzoek naar gedaan. Dat het enkel door het ontbreken van glaslatten komt, is te kort door de bocht. Er zaten wel afsluitende rubbers in de kozijnen.
In de betreffende periode waren mensen ook veel meer thuis vanwege corona-maatregelen. De expert [naam 2] heeft dat ook beaamd tijdens het deskundigenonderzoek.
4.7
Artikel 6:98 BW bepaalt dat voor vergoeding slechts in aanmerking komt schade die in zodanig verband staat met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid van Vesta Kozijn berust, dat zij haar, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als gevolg van deze gebeurtenis kan worden aangerekend.
De kantonrechter is met Vesta Kozijn van oordeel dat in deze het causale verband tussen de tekortkoming van Vesta Kozijn en het (volledige) verhoogde gasverbruik van [eisers] niet één op één kan worden aangenomen. De kantonrechter acht aangetoond door het overleggen van de staatjes bij akte dat het gasverbruik van [eisers] in de maanden januari tot en met april in 2022 hoger was dan in 2023. Of dat (volledig) is toe te rekenen aan de omstandigheid dat er in die maanden een beperkt aantal glaslatten in de kozijnen aanwezig was kan echter op grond van die staatjes, noch op grond van andere stukken in het dossier worden vastgesteld. Daarbij neemt de kantonrechter in overweging dat weliswaar aannemelijk is dat er sprake is geweest van enige tocht vanaf de kozijnen (met glaslatten zal er sprake zijn van een hogere isolatiewaarde dan zonder afdekkende glaslatten), maar dat dit niet zonder meer betekent dat elke m3 gas die meer is gebruikt in 2022 ten opzichte van 2023 daaraan te relateren valt. Dat kan van vele factoren afhankelijk zijn. Zo noemt Vesta Kozijn al terecht dat men in 2022 vanwege corona maatregelen meer thuis was en dat een verhoogd gasverbruik kan verklaren. Een strengere winter leidt tot meer gasverbruik. Bovendien geeft [eisers] zelf aan dat zij bezig waren om het huis geleidelijk ook in andere opzichten beter te isoleren, hetgeen ook kan verklaren waarom er in 2023 minder gas is verbruikt. Verder neemt de kantonrechter mee dat uit de staatjes ook blijkt dat er in de genoemde (schade)maanden oktober tot en met december 2021 ongeveer net zoveel gas werd verbruikt door [eisers] als in de wintermaanden januari tot en met maart 2021, terwijl er in die maanden nog geen kozijnen door Vesta Kozijn waren gezet. Of en in hoeverre het ontbreken van delen van glaslatten heeft bijgedragen aan een verhoogd gasverbruik kan dan ook niet worden vastgesteld en de kantonrechter heeft ook te weinig aanknopingspunten om dat schattenderwijs vast te stellen. Dit deel van de vordering zal dan ook worden afgewezen.
Kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid
4.8
De kantonrechter wijst de vordering van de door [eisers] betaalde kosten van het onderzoek door de heer [naam 2] van EPX Bouwadvisering en Schadebegeleiding van € 1.645,60 inclusief btw toe. Deze kosten zijn aan te merken als vermogensschade van [eisers] , namelijk de redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder b BW.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.9
[eisers] heeft ook aanspraak gemaakt op een vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 1.087,92. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eisers] voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incasso-werkzaamheden zijn verricht. Nu een substantieel deel van de oorspronkelijk gevorderde hoofdsom wordt afgewezen is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar (in de zin van artikel 6:2 BW) om het toepasselijke wettelijke tarief te bepalen aan de hand van de oorspronkelijk gevorderde hoofdsom. De kantonrechter zal de buitengerechtelijke kosten dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief dat hoort bij het aan hoofdsom toe te wijzen bedrag, zijnde een bedrag van € 1.064,40.
Proceskosten
4.1
Vesta Kozijn is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Het salaris gemachtigde zal worden berekend aan de hand van het toe te wijzen bedrag aan hoofdsom. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Vesta Kozijn als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
131,18
- griffierecht
693,00
- salaris gemachtigde
792,00
(€ 396,00 x 2 punten)
Totaal
1.616,18
4.11
Op de vordering van [eisers] worden deze kosten vermeerderd met de wettelijke rente indien zij niet binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis zijn voldaan.
4.12
Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de door [eisers] gevraagde nakosten een executoriale titel op. Dit betekent dat als [eisers] na deze uitspraak ook nog kosten zou moeten maken (de nakosten), [eisers] daarvoor nog een bedrag zal moeten betalen van € 132,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de eventuele betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (zie ook de uitspraak van de Hoge Raad ECLI:NL: HR:2022:853).

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1
veroordeelt Vesta Kozijn om aan [eisers] te betalen een bedrag van:
a. € 8.821,61 ter zake van vervangende schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van verzuim, zijnde 4 juni 2022;
b. € 1.645,60 in verband met kosten ter vaststelling van aansprakelijkheid en schade;
5.2
veroordeelt Vesta Kozijn tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten, tot een beloop van € 1.064,40, te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van de volledige betaling;
5.3
veroordeelt Vesta Kozijn in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.616,18, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in
artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de 15e dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling;
5.4
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Dijkman en in het openbaar uitgesproken op
6 september 2023.