ECLI:NL:RBZWB:2023:7036

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 augustus 2023
Publicatiedatum
10 oktober 2023
Zaaknummer
C/02/399428 FA RK 22-3067
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van omgangs- en informatieregeling tussen vader en minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 augustus 2023 een nadere beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de omgangs- en informatieregeling tussen een vader en zijn minderjarige kind. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.C.M. den Ridder-van der Meijden, verzocht om een regeling voor omgang met zijn kind, geboren op [geboortedag] 2022, en om een informatieregeling met de moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.W. Weehuizen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man en de vrouw gezamenlijk gezag hebben over het kind, en dat de man toestemming heeft gekregen om het kind te erkennen. De rechtbank heeft een informatieregeling vastgesteld waarbij de vrouw de man maandelijks per e-mail informeert over belangrijke gebeurtenissen met betrekking tot het kind, inclusief gezondheidsinformatie en recente foto's.

De rechtbank heeft ook een voorlopige omgangsregeling vastgesteld, waarbij de man en het kind recht hebben op contact onder begeleiding van een derde partij. De man heeft verzocht om de omgangsregeling uit te breiden, met specifieke tijdsblokken en frequenties, en om de proceskosten te compenseren. De vrouw heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken van de man en heeft een bijdrage in de kosten van de verzorging van het kind verzocht. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor verdere evaluatie van de contactmomenten en heeft een nieuwe mondelinge behandeling gepland op 11 oktober 2023. De rechtbank benadrukt het belang van de vaderrol in het leven van het kind en de noodzaak van een zorgvuldige opbouw van de omgangsregeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/399428 FA RK 22-3067
Datum: 29 augustus 2023
Nadere beschikking vaststelling van een omgangs- en informatieregeling
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats 1],
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. A.C.M. den Ridder-van der Meijden,
en
[de vrouw],
wonende te [woonplaats 2],
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J.W. Weehuizen.
betreffende
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2022,
hierna te noemen: [minderjarige].
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend: de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda (hierna te noemen: de Raad) om de rechtbank over het verzoek te adviseren.
1. Het verdere verloop van het geding
Dit blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de rechtbank in deze zaak van 22 maart 2023 en alle daarin genoemde stukken;
- het op 2 mei 2023 van de advocaat van de man ontvangen F-formulier, met als bijlage een brief houdende aanvulling respectievelijk wijziging verzoeken;
- het op 4 mei 2023 van de advocaat van de man ontvangen F-formulier, met als bijlagen een kopie van de akte van erkenning en een e-mailbericht van mevrouw [naam 1];
- het op 7 augustus 2023 door de advocaat van de vrouw ingediend verweerschrift, tevens houdende zelfstandig verzoek;
- de op 8 augustus 2023 ontvangen brief van de advocaat van de man, met bijlagen.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 augustus 2023.
Verschenen zijn:
- de man en zijn advocaat,
- de vrouw en haar advocaat,
- een vertegenwoordigster van de Raad.

2.De nadere beoordeling

2.1
Bij voornoemde beschikking heeft de rechtbank, ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de vrouw, aan de man toestemming verleend tot het erkennen van [minderjarige]. Daarbij heeft de rechtbank bepaald dat de man en de vrouw samen het gezag hebben over [minderjarige] vanaf het moment dat de beschikking in kracht van gewijsde is gegaan en de man is overgegaan tot erkenning van [minderjarige] bij de gemeente.
De rechtbank heeft voorts een informatieregeling vastgesteld waarbij de vrouw de man elke 1e van de maand per e-mail (informatief en vriendelijk) informeert over belangrijke gebeurtenissen met betrekking tot [minderjarige], waarbij informatie wordt verstrekt over zijn ontwikkeling zoals over zijn gezondheid, doktersbezoeken, medische behandelingen, medicijngebruik en overige ontwikkelingen/ activiteiten, alsmede iedere maand een goedgelijkende en recente foto van [minderjarige] toestuurt, en dat de vrouw uiterlijk 15 februari 2023 de man een verslag toestuurt over de afgelopen zeven maanden, met daarbij een goedgelijkende foto van [minderjarige] van iedere maand.
Verder heeft de rechtbank de man en de vrouw verwezen naar het Uniform Hulpaanbod (UHA). In afwachting van het traject in het kader van het UHA heeft de rechtbank een contactregeling bepaald waarbij de man en [minderjarige], voorlopig, gerechtigd zijn tot omgang met elkaar onder begeleiding van [naam 1], waarbij de frequentie van de omgang in overleg met partijen en [naam 1] zal plaatsvinden;
2.2
Aan de rechtbank liggen thans nog de verzoeken voor van de man om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. te bepalen dat hij en [minderjarige] gerechtigd zijn tot het hebben van omgang met elkaar:
- gedurende één maand wekelijks één uur op zaterdag en zondag, al dan niet in het bijzijn van de vrouw;
- daarna gedurende één maand wekelijks twee aaneengesloten uren op zaterdag of zondag bij de man thuis;
- na twee maanden voor een periode van twee maanden wekelijks vier aaneengesloten uren op zaterdag of zondag;
- vervolgens, dus na vier maanden, gedurende zes maanden wekelijks een hele dag van 10.00 uur tot 18.00 uur;
- na tien maanden om de week een weekend van zaterdag 10.00 uur tot zondag 18.00 uur en de helft van de feestdagen en andere bijzondere dagen meer specifiek:
 tweede Paasdag of tweede Pinksterdag indien [minderjarige] het voorafgaande weekend bij de man is;
 Hemelvaartsdag en de vrijdag daarna indien [minderjarige] het opvolgende weekend bij de man is;
 eerste kerstdag in de even jaren;
 tweede kerstdag en Oud & Nieuw in de oneven jaren;
 de verjaardag van de man;
 Vaderdag;
steeds van 10.00 uur tot 18.00 uur of, als [minderjarige] de voorafgaande dag al bij de man is, aansluitend aan die dag;
- na anderhalf jaar de ene week van donderdag 18.00 uur tot vrijdag 18.00 uur en de andere week van donderdag 18.00 uur tot maandag 8.00 uur en de helft van vakanties, feestdagen en bijzondere dagen, meer specifiek:
 de herfstvakantie in de even jaren;
 de eerste week van de kerstvakantie in de even jaren en de laatste week in de oneven jaren;
 de voorjaarsvakantie in de oneven jaren;
 de eerste week van de meivakantie in de even jaren en de laatste week in de oneven jaren;
 de eerste drie weken van de zomervakantie in de even jaren en de laatste drie weken in de oneven jaren;
 tweede Paasdag of tweede Pinksterdag indien [minderjarige] het voorafgaande weekend bij de man is;
 Hemelvaartsdag en de vrijdag daarna indien [minderjarige] het opvolgende weekend bij de man is;
 eerste kerstdag in de even jaren;
 tweede kerstdag en Oud & Nieuw in de oneven jaren;
 de verjaardag van de man;
 Vaderdag;
waarbij feestdagen om 10.00 uur starten (behalve als [minderjarige] voorafgaande dag al bij de man is, in welk geval de omgang aansluit op die dag), Vaderdag de voorafgaande zaterdag om 18.00 uur aanvangt, vakanties op vrijdag om 10.00 uur (of uit school) ingaan en voor het weekend waarmee de vakantieregeling eindigt de reguliere weekendregeling geldt, met telkens 18.00 uur als eindtijd, althans een zodanige regeling als de rechtbank juist en redelijk acht, waarbij de aan de omgangs- c.q. zorgregeling verbonden reislast bij helfte wordt gedeeld, in die zin dat de man [minderjarige] bij aanvang van ieder contact ophaalt en de vrouw hem bij het einde van het contact terughaalt;
II. de proceskosten tussen partijen te compenseren.
2.3
Bij voornoemde brief van 2 mei 2023 heeft de advocaat van de man de verzoeken als volgt aangevuld/gewijzigd:
I. de (voorlopige) zorgregeling te wijzigen en te bepalen dat er binnen een week na de afgifte van de volgende beschikking wekelijks gedurende twee uur begeleide omgang plaatsvindt tussen de man en [minderjarige], waarbij deze contactmomenten worden gepland en begeleid door [naam 1];
II. te bepalen dat de regie over de opbouw van de omgang voor een periode van zes weken bij [naam 1] ligt, maar dat daarna uitvoering dient te worden gegeven aan de bij inleidend verzoekschrift door de man verzochte contactregeling, en wel zodanig dat direct wordt gestart met een wekelijks contact van vier aaneengesloten uren op zaterdag of zondag (de eerst twee stappen worden dus overgeslagen), waarna deze omgang na twee maanden wordt uitgebreid met een hele dag van 10.00 tot 18.00 uur et cetera;
III. te bepalen dat de vrouw aan de man een dwangsom verbeurt van €1.000 als zij bij het eerste omgangsmoment niet voldoet aan de haar opgelegde taak en vervolgens een dwangsom van €500 voor iedere keer dat zij in strijd handelt met de te geven beschikking en/of de instructies van [naam 1];
IV. de beschikking uitvoerbaar bij lijfsdwang te verklaren, in die zin dat indien de vrouw niet meewerkt aan de zorgregeling haar voor iedere overtreding telkens voor de duur van ten hoogste 24 uur lijfsdwang kan worden opgelegd;
V. de man verlof te verlenen tot tenuitvoerlegging van de lijfsdwang en de vrouw daartoe in gijzeling te doen stellen, zo nodig met behulp van de sterke arm van justitie en politie.
Verder acht de man inmiddels voldoende gronden aanwezig om het verzoek tot compensatie van de proceskosten in te trekken. In plaats daarvan verzoekt de man de vrouw te veroordelen in de kosten van de procedure.
2.4
Bij voormeld verweerschrift, tevens houdende een zelfstandig verzoek, heeft de advocaat van de vrouw verzocht:
1. de aanvullende/gewijzigde verzoeken van de man af te wijzen;
2. uitvoerbaar bij voorraad te bepalen dat de man per maand een bedrag van €350 aan de vrouw dient te voldoen, bij vooruitbetaling, als bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van [minderjarige], althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, met ingang van de dag van de erkenning door de man, althans met ingang van de dag van de indiening van dit verzoek althans met ingang van een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, met compensatie van de proceskosten.
2.5
Bij voormelde brief van 8 augustus 2023 is door de advocaat van de man een update gegeven over de stand van zaken met betrekking tot de omgangsbegeleiding en het UHA-traject. Het voorgenomen traject bij de GezinsManager is niet gestart en door de GezinsManager teruggelegd bij de gemeente. De reden hiervoor is enerzijds dat de vrouw niet kon instemmen met het voorgestelde traject en anderzijds dat reactie van de gemeente aan de GezinsManager uitbleef. Het traject bij [naam 1] is afgerond. Uit het verslag van [naam 1] blijkt dat het geruime tijd heeft geduurd om met de vrouw in contact te komen voor een eerste gesprek en om afspraken te maken over de omgangsmomenten. Er zijn in de periode 6 april tot en met 6 juli 2023 tien omgangsmomenten ingepland, waarvan er vier zijn afgezegd door de vrouw. De vrouw heeft niet ingestemd met het voorstel van [naam 1] om de omgangsmomenten uit te breiden van één uur naar twee uur. Tijdens de momenten die wel hebben plaatsgevonden was er sprake van een fijn contact tussen de man en [minderjarige]. Gebleken is dat de man in elk opzicht goed kan aansluiten bij [minderjarige] en dat [minderjarige] geniet van het contact met de man. Na 6 juli 2023 heeft er geen contact meer plaatsgevonden omdat de vrouw haar medewerking daaraan niet heeft verleend.
Tijdens de mondelinge behandeling is hierop door en namens de man nog het volgende aangevuld. Het verweerschrift is erg zwaar gevallen bij de man. Hij herkent zich totaal niet in het van hem geschetste beeld. Hij heeft juist veel geduld opgebracht voor de vrouw, zoals met betrekking tot het DNA-onderzoek en de eerste contacten. Dit geduld is echter niet eindeloos en raakt langzamerhand uitgeput.
De contactregeling bij [naam 1] is moeizaam tot stand gekomen en de vrouw heeft meermaals afgezegd. Er kan incidenteel sprake zijn van pech of toeval, maar als het herhaaldelijk misgaat dan lijkt er sprake van een patroon. Namens de man is een zwaar gewijzigd verzoek gedaan, maar gevoelsmatig is dit nodig nu het erop lijkt dat de vrouw denkt dat zij haar eigen regels kan bepalen. [minderjarige] heeft er recht op om zijn vader te leren kennen.
De vrouw komt de informatieregeling wel na, maar zij vult die wel erg beperkt in. Zo stuurt zij foto’s waarop [minderjarige] niet goed te zien is en waarop niet alleen hij maar ook anderen staan afgebeeld en is de informatie summier.
Inmiddels is er vanuit de gemeente een nieuw traject betreffende gezins- en omgangsbegeleiding voorgesteld en er heeft een intake plaatsgevonden. Dit blijft echter allemaal te vrijblijvend en daarom zou de man graag zien dat de rechtbank daarnaast een omgangsregeling vaststelt.
Tot slot heeft de man aangegeven dat het voor [minderjarige] erg belangrijk is dat hij weet wie zijn vader is. Ook vindt hij het van belang dat [minderjarige] aan de omgeving bij de man thuis kan gaan wennen. Hij hoopt dat het contact zo spoedig mogelijk weer kan worden opgestart en uitgebreid.
2.6
In het verweerschrift en tijdens de mondelinge behandeling is door en namens de vrouw het volgende aangevoerd. De aanvullende/gewijzigde verzoeken worden zeer onjuist geacht. Die verzoeken komen neer op een door de man gewenste versnelling van de gang van zaken en worden gezien als een ‘verkapt hoger beroep’, alsook als ‘het gooien van olie op het vuur’, zeker gelet op de verzochte kostenveroordeling.
De procedure loopt al een tijd en er is het nodige gebeurd. Er moet nu echter afstand worden genomen van wat er allemaal is gebeurd en van de verwijten die de vrouw zijn gemaakt. Die zetten haar op een achterstand. Ook moet er respect zijn voor haar moederrol en de noodzaak van een ongestoorde band tussen de vrouw en [minderjarige]. De erkenning en het gezamenlijk gezag zijn een feit; het gaat nu om de omgang die op een of andere manier tot stand moet komen. Het merendeel van de contactmomenten bij mevrouw [naam 1] heeft doorgang gevonden. Het zou prettig zijn geweest als alle contactmomenten waren doorgegaan, maar dat is niet gelukt door omstandigheden die niet aan de vrouw te wijten zijn. Verder is bij de gemeente een en ander blijven liggen.
Inmiddels is bekend dat de gemeente actie heeft ondernomen in het kader van het UHA. De vrouw heeft een e-mailbericht ontvangen van [naam 2] met daarin afspraken over de omgang. De volgende afspraken zijn gemaakt:
- donderdag 7 september om 15.30 uur;
- donderdag 14 september om 15.30 uur;
- woensdag 20 september om 12:00 uur;
- donderdag 28 september 15:30 uur.
De begeleidster komt [minderjarige] ophalen bij de vrouw en brengt hem ook bij haar terug. De duur van de omgang is telkens anderhalf uur op locatie gemeentehuis te [plaats]. Op 2 oktober volgt er een evaluatie van deze contactmomenten. Het is de bedoeling dat de omgang uitgebreid zal worden. De vrouw is bereid om daaraan mee te werken. Zij beseft dat zij over bepaalde drempels heen moet, maar is wel akkoord gegaan met deze afspraken. De vrouw kampt met stressgevoelens door de situatie en het is van belang dat daarmee rekening wordt gehouden. Zij dient als verzorgende ouder voor [minderjarige] beschikbaar te zijn, [minderjarige] heeft haar nodig. Het verzoek tot lijfsdwang gaat dan ook veel te ver en het belang van [minderjarige] is daar niet mee gediend. Voorlopig moeten we nu eerst afwachten hoe het contact de komende weken zal verlopen. De vrouw verzoekt de tegenverzoeken van de man af te wijzen en het spoor te volgen van de afspraken die bij de gemeente zijn gemaakt. Die afspraken kunnen als voorlopige omgangsregeling worden vastgelegd.
Desgevraagd heeft de vrouw aangegeven dat zij psychologische hulpverlening heeft en ook maatschappelijke hulp. Daar heeft zij baat bij. Bij de vrouw is PTSS vastgesteld. Er zal ook EMDR worden ingezet. De vrouw heeft een nieuwe relatie, die goed loopt.
2.7
De vertegenwoordigster van de Raad brengt naar voren dat zij gisteren nog contact heeft gehad met [naam 1]. Het is jammer dat dit traject onvoldoende van de grond is gekomen. Het UHA-traject wordt nu doorgezet bij de gemeente. De gemeente wilde het in eerste instantie als ‘niet gestart’ melden bij de Raad, maar daar is kennelijk van afgezien. Er hebben intakegesprekken plaatsgevonden en er zijn afspraken gemaakt over omgang de komende periode. Er zijn vier omgangsmomenten gepland in september. Dat is een start. Wel vindt de vertegenwoordigster van de Raad anderhalf uur contact erg kort en zij vindt ook dat er omgang bij de man thuis moet gaan plaatsvinden. Gelet op het verloop van deze procedure vindt de vertegenwoordigster van de Raad dat er nu moet worden doorgepakt.
De advocaat van de vrouw vraagt respect voor de moederrol. De Raad vindt echter dat er ook respect moet zijn voor de vaderrol. De man is voor [minderjarige] even belangrijk. Het is van belang dat de man in zijn rol als ouder wordt toegelaten in het leven van [minderjarige].
De vertegenwoordigster van de Raad heeft overwogen om een verzoek tot ondertoezichtstelling te doen, maar kijkend naar wat er nu vanuit de gemeente wordt ingezet vraagt zij om aanhouding van de behandeling. De vertegenwoordigster van de Raad zal contact opnemen met de gemeente over het verloop van de ingeplande contactmomenten, ook voor zover die mogelijk niet zijn doorgegaan. Afhankelijk van situatie op dat moment, zal de vertegenwoordigster van de Raad bekijken of er dan alsnog een verzoek tot ondertoezichtstelling zal worden gedaan. Zij vindt het wenselijk om de vier contactmomenten in september als minimale voorlopige omgangsregeling vast te stellen.
2.8
Door en namens de man wordt ingestemd met het voorstel de Raad. De man zou graag zien dat er ook al een regeling wordt vastgesteld vanaf 2 oktober 2023.
2.9
Door en namens de vrouw wordt aangegeven dat het van belang is dat er een zorgvuldige opbouw is in de regeling. Daarom gaat het voor nu te ver om al vooruit te lopen op een regeling voor ná 2 oktober 2023.
2.1
Op basis van de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank vindt het positief dat [minderjarige] uiteindelijk kennis heeft gemaakt met zijn vader. Het is fijn dat de contactmomenten die er zijn geweest op een prettige manier zijn verlopen en dat de man goed kan aansluiten bij [minderjarige]. De rechtbank vindt het zeer spijtig dat het bij slechts zes contactmomenten van een uur is gebleven, terwijl mevrouw [naam 1] het in het belang van [minderjarige] vond om de contactmomenten uit te breiden en er geen contra-indicaties zijn voor uitbreiding van het contact tussen [minderjarige] en de man. Het is eveneens spijtig dat de vrouw, ondanks dat zij tijdens de vorige mondelinge behandeling had ingestemd met een UHA-traject, niet haar medewerking heeft willen verlenen aan het voorgestelde hulpverleningstraject bij de GezinsManager.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er recentelijk intakegesprekken zijn geweest voor een ander hulpverleningstraject vanuit de gemeente, waarmee de vrouw wel kan instemmen. In dat kader zijn er in de maand september vier contactmomenten tussen de man en [minderjarige] gepland. Partijen hebben aangegeven zich te kunnen vinden in het voorstel van de Raad om de behandeling van de zaak aan te houden in afwachting van de evaluatie van die contactmomenten op 2 oktober 2023. Partijen kunnen zich er eveneens in vinden dat de vier contactmomenten als voorlopige contactregeling wordt vastgesteld. De rechtbank zal dan ook overgaan tot het bepalen van een voorlopige contactregeling. Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat dit een minimale regeling betreft. Dit betekent dat wanneer vanuit de hulpverlening wordt aangegeven dat uitbreiding van het contact - zowel voor als na de evaluatie op 2 oktober 2023 - in het belang van [minderjarige] is, hieraan gevolg moet worden gegeven.
In overleg met partijen en de Raad is een nieuwe mondelinge behandeling bepaald op 11 oktober 2023 om 13:30 uur, tenzij op voorhand door alle betrokkenen schriftelijk wordt aangegeven dat een mondelinge behandeling niet nodig is.

3.De beslissing

De rechtbank:
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de man en [minderjarige] -
voorlopig- gerechtigd zijn tot contact met elkaar op de ingeplande momenten zoals vermeld onder 2.6 en dat deze regeling heeft te gelden als
minimaleregeling;
houdt de behandeling van de verzoeken voor het overige aan tot de mondelinge behandeling van
11 oktober 2023 om 13:30 uur, van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, Stationslaan 10, 4815 GW;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor die mondelinge behandeling voor de man en zijn advocaat, de vrouw en haar advocaat, en Raad;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2023 door mr. Phillips, kinderrechter, in tegenwoordigheid van Baremans, als griffier en schriftelijk vastgesteld op 30 augustus 2023.
Mededeling van de griffier:
Tegen deze beschikking kan voor zover het een eindbeslissing betreft hoger beroep worden ingesteld:
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te
's-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.