ECLI:NL:RBZWB:2023:7045

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 september 2023
Publicatiedatum
10 oktober 2023
Zaaknummer
C/02/409788 / JE RK 23-873
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Tempel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een netwerkpleeggezin

Op 7 september 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een nadere beschikking gegeven in een zaak betreffende de uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren op [geboortedag] 2019. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige bij zijn tante, die tevens pleegouder is, verlengd tot 16 november 2023. De zaak betreft een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, waarbij de minderjarige onder toezicht is gesteld van de gecertificeerde instelling (GI) met ingang van 22 juni 2023. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende voortgang is geboekt in het terugplaatsingstraject van de minderjarige bij de ouders, mede door capaciteitsproblemen bij de GI en de verstoorde communicatie tussen de ouders en de tante. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is om de contactmomenten tussen de minderjarige en zijn ouders uit te breiden en dat er gewerkt moet worden aan een concreet terugplaatsingsplan. De mondelinge behandeling is gepland op 2 november 2023, waarbij de betrokken partijen zullen worden gehoord. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/409788 / JE RK 23-873
Datum uitspraak: 7 september 2023
Nadere beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,

locatie Breda,
hierna te noemen de Raad,
betreffende

[minderjarige] ,

geboren op [geboortedag] 2019 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. A. van Vliet te Breda,

[de vader] ,

hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats] ,

[de tante] ,

tante tevens pleegouder van [minderjarige] ,
hierna te noemen de tante,
wonende te [woonplaats] .
Als informant is aangemerkt:

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT, locatie Etten-Leur,

hierna te noemen de gecertificeerde instelling, de GI.

Het verdere procesverloop

Dit blijkt uit:
  • de beschikking van de kinderrechter in deze zaak van 22 juni 2023 en de daarin genoemde stukken;
  • de door de griffier van de rechtbank ontvangen brief van de GI van 29 augustus 2023;
  • de op 6 september 2023 ingekomen brief van de Raad.
Op 7 september 2023 heeft de nadere mondelinge behandeling van de zaak door de kinderrechter plaats gevonden.
Verschenen zijn:
  • een vertegenwoordiger van de Raad;
  • de moeder en haar advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de GI.
Niet verschenen, hoewel behoorlijk opgeroepen zijn:
  • de vader,
  • de tante.
De rechtbank heeft met de tante telefonisch contact gezocht in de veronderstelling dat zij, gelet op haar eerdere berichtgeving per email aan de griffier van de rechtbank, beschikbaar zou zijn om op het onderhavige verzoek te worden gehoord. De tante heeft desgevraagd telefonisch aangegeven dat zij heeft bedoeld aan te geven dat zij op de datum van de mondelinge behandeling aan het werk is en dat bedoelde berichtgeving onjuist is geïnterpreteerd.

Het (resterend) verzoek

Bij voormelde beschikking is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van
22 juni 2023 tot 22 december 2023. Ook is een machtiging uithuisplaatsing verleend van [minderjarige] bij [de tante] , met ingang van 22 juni 2023 tot 22 september 2023. Die beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De behandeling van het resterende deel van het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing (3 maanden) is aangehouden tot de nadere mondelinge behandeling. Daarbij is verzocht een verslag van de GI, waar mogelijk met verslaglegging vanuit de hulpverlening en van het standpunt van de Raad ten aanzien van het restant van het verzoek.
Hiertoe is overwogen dat de komende tijd zal worden toegewerkt naar een terugplaatsing van [minderjarige] bij de ouders. [minderjarige] woont (nog) niet bij de ouders, daarom is ondanks de bereidwilligheid van de ouders een machtiging nodig om zijn verblijf bij [de tante] te waarborgen. De terugplaatsing van [minderjarige] bij de ouders zal voor alle betrokkenen hoe dan ook een grote verandering zijn. Het wordt daarom van belang geacht om een vinger aan de pols te houden zodat er zicht blijft op de voortgang.

De (nadere) standpunten

De GI heeft schriftelijk en mondeling aanvullend verklaard dat wegens een capaciteits-probleem de uitvoering van de ondertoezichtstelling in de eerste maanden niet van de grond is gekomen. In die periode stond de casus onder verantwoordelijkheid van het provinciaal instroomteam (PIT). In de afgelopen periode heeft PIT contact gehad met [zorgaanbieder] over het verloop van de hulpverlening. Daaruit bleek dat er geen mogelijkheid was voor het starten met gesprekken tussen tante en de ouders over de opbouw van contacten tussen [minderjarige] en zijn ouders bij de ouders thuis. De verhoudingen bleken verhard en er bleek alleen communicatie mogelijk via whats app over [minderjarige] met betrekking tot het halen en brengen. De ouders hebben er geen vertrouwen in dat een perspectiefonderzoek en begeleiding voor tante ertoe zal leiden dat zij wel zal gaan meewerken. De tante laat blijken niet in gesprek te willen zo lang zij geen begeleiding krijgt, waardoor het proces stagneert. De ouders zijn van opvatting dat een beslissing van de rechtbank nodig is om dit te realiseren. [minderjarige] ondervindt last van de spanningen die er zijn, er zijn zorgen dat hij in een loyaliteitsconflict kan raken, waarbij komt dat hij geen zekerheid heeft omtrent zijn perspectief.
Er hebben intussen eerste gesprekken plaatsgevonden van de betrokken jeugdzorgwerker met de tante respectievelijk de ouders, bedoeld om tot een concreet plan gericht op terugplaatsing van [minderjarige] voor de aankomende periode te komen. Uit die gesprekken is gevolgd dat daarvoor hulpverlening/begeleiding door zowel de ouders als door tante noodzakelijk wordt geacht. Daarom zal de komende periode door de betrokken jeugdzorgwerker benut dienen te worden om te onderzoeken welke hulpverlening in deze het meest passend is. Er is inmiddels zicht op de totstandkoming van een concreet plan binnen afzienbare tijd, echter valt op dit moment niet aan te geven wanneer er met de hulpverlening/begeleiding gestart zal kunnen worden, in de eerste plaats omdat nog moet worden geïnventariseerd wat er exact nodig is en omdat de GI zich met de situatie geconfronteerd ziet dat er momenteel wachtlijsten zijn.
De Raad heeft schriftelijk en mondeling aanvullend verklaard dat het terugplaatsingstraject van [minderjarige] vertraging heeft opgelopen. Daarom dienen de komende 3 maanden te worden gebruikt om tot een concreet terugplaatsingsplan te komen. Daarnaast is het van belang dat de ouders en [de tante] op een positieve wijze met elkaar kunnen communiceren om ervoor te zorgen dat [minderjarige] geen last krijgt van loyaliteitsgevoelens. De Raad handhaaft daarom het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een netwerkpleeggezin, te weten bij [de tante] , tot het einde van de ondertoezichtstelling. Door het beperkte tijdsbestek waarin de verslaglegging aan de rechtbank is opgemaakt was het niet mogelijk de tante/pleegmoeder tijdig in de besluitvorming te betrekken. Als extra complicerend in dat verband ziet de Raad de omstandigheid dat is gebleken dat de tante niet tijdens de mondelinge behandeling op het restantverzoek kan worden gehoord.
De advocaat van de moeder voert aan dat het nog steeds ontbreekt aan een concreet toekomstplan, waaruit blijkt welke hulpverlening/begeleiding er in het kader van het traject gericht op terugplaatsing ingezet zal (kunnen) gaan worden. Bovendien maakt de opstelling van de tante/pleegmoeder dat, ook als er daarover duidelijkheid is, ongewis blijft of/in hoeverre zij daarvoor open staat. Op grond van deze omstandigheden is zij voorstander van een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor een korte periode waarbinnen een nadere mondelinge behandeling dient plaats te vinden. Die mondelinge behandeling dient bij voorkeur plaats te vinden eind oktober 2023. Bespreking van het restantverzoek op een eerder gelegen datum draagt in haar visie te zeer het risico in zich dat dan - bij gebrek aan voldoende voortgang - een inhoudelijke behandeling wederom niet mogelijk is. Wel dient intussen te worden gewerkt aan uitbreiding van de contacten tussen [minderjarige] en de ouders, waarbij zij erop wijst dat ten aanzien daarvan niet van contra indicaties is gebleken.

De beoordeling

Uitgaande van het besprokene tijdens de mondelinge behandeling verwijst de kinderrechter naar de beschikking van 22 juni 2023, waarin is overwogen dat naar het oordeel van de Raad er geen contra-indicaties zijn voor een thuisplaatsing van [minderjarige] bij de ouders, maar dat door de verstoorde verstandhouding tussen de ouders en [de tante] het niet lukt om hierover concrete afspraken te maken. [minderjarige] heeft hier last van, hij voelt de spanningen tussen de ouders en [de tante] , waardoor het voor hem nog niet duidelijk is dat hij zal gaan opgroeien bij de ouders. Het is niet mogelijk gebleken met de betrokken hulpverlening in een vrijwillig kader alle betrokkenen op één lijn te krijgen. De GI zal in samenspraak met alle betrokkenen moeten gaan werken aan de thuisplaatsing van [minderjarige] bij de ouders zodat hij daar verder onbelast kan opgroeien. Om daar te komen zullen de contactmomenten tussen [minderjarige] en de ouders moeten worden uitgebreid.
Uit het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling is duidelijk geworden dat er sinds de vorige beschikking in het traject gericht op een terugplaatsing van [minderjarige] onvoldoende stappen zijn gemaakt. Dit is deels te wijten aan capaciteitsproblemen aan de kant van de GI en deels aan de omstandigheid dat de tot dusver gehouden gesprekken met de ouders en met tante/pleegmoeder onvoldoende zijn gebleken om tot een breed gedragen plan gericht op terugplaatsing van [minderjarige] te komen en te inventariseren wat daarvoor aan hulpverlening en begeleiding nodig is. Uitgaande van deze omstandigheden acht de kinderrechter het in [minderjarige] belang aangewezen dat alles erop is gericht om te voorkomen dat het terug-plaatsingstraject verdere stagnatie oploopt. Echter kan ook niet worden voorbij gegaan aan de periode die de GI naar verwachting nog nodig zal hebben om met alle betrokkenen tot een concreet plan van aanpak te komen, waaruit duidelijk dient te worden welke hulpverlening/begeleiding er nodig is, op welke wijze die kan worden geboden en welke stappen dienen te worden gevolgd om een verantwoorde terug thuisplaatsing van [minderjarige] mogelijk te maken. Rekening houdend met de termijn die daarvoor naar verwachting nodig zal zijn, zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing verlengen voor na te melden beperkte duur en de beslissing op het restantverzoek aanhouden. Tevens zal een nieuwe datum voor de mondelinge behandeling gelegen in deze periode worden bepaald, opdat alsdan de stand van zaken met betrokkenen nader besproken zal kunnen worden.
Het is daarbij van belang dat zo snel mogelijk zal worden gestart met uitbreiding van de contactregeling onder regievoering van de GI, nu ten aanzien daarvan niet van contra-indicaties is gebleken. Ten slotte merkt de kinderrechter op dat, indien tijdig vóór de hierna vermelde datum van de mondelinge behandeling een nieuw verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing mocht zijn ingediend, dit verzoek gezamenlijk met het restantverzoek zal worden behandeld.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een opvolgende machtiging van [minderjarige] in een netwerkpleeggezin, te weten bij [de tante] , met ingang van 7 september 2023 tot 16 november 2023;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat de Raad, de moeder en haar advocaat, de vader, de tante/pleegmoeder en de GI zullen worden gehoord tijdens de mondelinge behandeling van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, in het gerechtsgebouw aan de Stationslaan 10 te Breda, van
2 november 2023 te 13:00 uur;
verstaat dat een afschrift van deze beschikking voor de Raad, de moeder en haar advocaat, de vader, de tante/pleegmoeder en de GI als een oproeping geldt voor het bijwonen van de voornoemde mondelinge behandeling;
geeft de GI in overweging om tijdig vóór die mondelinge behandeling een eventueel verlengingsverzoek voor de ondertoezichtstelling en/of uithuisplaatsing in te dienen, zodat dit tijdens die zelfde mondelinge behandeling besproken kan worden;
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 september 2023 door mr. Tempel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van Baremans, als griffier en schriftelijk vastgesteld op 20 september 2023
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.