ECLI:NL:RBZWB:2023:7046

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 september 2023
Publicatiedatum
10 oktober 2023
Zaaknummer
C/02/411757/JE RK 23-1245
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Tempel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de zorg- en opvoedingstaken in het belang van de minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 28 september 2023 uitspraak gedaan over de wijziging van de zorg- en opvoedingstaken van de minderjarige [minderjarige01]. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) om de bestaande regeling te wijzigen, die was vastgesteld bij beschikking van de rechtbank Oost-Brabant op 20 januari 2021. De ouders van [minderjarige01] zijn sinds begin 2020 gescheiden, en er zijn sindsdien diverse problemen ontstaan rondom de zorgregeling. De vader heeft in het verleden het contact met [minderjarige01] verbroken en er zijn zorgen over de emotionele belasting van de minderjarige door de communicatie tussen de ouders en de vader's vermoedens van seksueel misbruik. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de huidige situatie voor [minderjarige01] onhoudbaar is en dat er begeleiding nodig is om het contact tussen hem en zijn vader op een veilige manier te herstellen. De kinderrechter heeft besloten dat de regie over het contact bij de GI komt te liggen, met als uitgangspunt dat het contact rustig wordt opgebouwd door middel van begeleid fysiek contact en belcontact. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de wijziging direct kan ingaan, ongeacht een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/411757/JE RK 23-1245
Datum uitspraak: 28 september 2023
Beschikking van de kinderrechter over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT ,

locatie Tilburg, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI),
betreffende

[minderjarige01] , geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2012,

hierna te noemen [minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder01] ,

hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats01] ,

[de vader01] ,

hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats02] ,
advocaat mr. J.B. de Bree.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is in de procedure gekend:
-
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda(hierna te noemen: de Raad).

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 29 juni 2023, ingekomen bij de griffie op 30 juni 2023;
- het van de advocaat van de vader ontvangen verweerschrift, gedateerd 1 september 2023;
- het van de GI op 4 september 2023 ingekomen emailbericht, met producties.
Op 7 september 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen en gehoord zijn:
  • twee vertegenwoordigers van de GI;
  • de moeder;
  • de vader en zijn advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de Raad.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige01] wordt uitgeoefend door de ouders.
[minderjarige01] woont bij de moeder.
Bij beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 20 januari 2021 is tussen de ouders de echtscheiding uitgesproken en is tevens bepaald dat het convenant en ouderschapsplan, zoals opgenomen in het aangehechte en door de griffier gewaarmerkte verzoekschrift in die beschikking worden opgenomen.
In het convenant/ouderschapsplan is onder meer de navolgende regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken opgenomen:
[minderjarige01] zal minimaal 6 dagen per maand bij de vader verblijven en de helft van de
schoolvakanties en feestdagen.
De ouders komen met betrekking tot verblijven en reizen in en naar het buitenland als volgt overeen:
- Voor een verblijf van maximaal 5 dagen binnen de EU geldt een meldingsplicht;
- Voor een verblijf vanaf 6 dagen binnen de EU geldt een toestemmingsplicht;
- Voor een verblijf buiten de EU geldt te allen tijde een toestemmingsplicht.
Toestemming dient minimaal 24 uur vooraf verleend te worden via brief, email of Whatsapp. Gedurende de zomervakantie is er een verblijf bij zowel de vader als de moeder, gedurende een aaneengesloten periode van tenminste twee weken. Verdere en afwijkende afspraken zullen partijen in onderling overleg maken.
Bij beschikking van 8 december 2022 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] verlengd met ingang van 6 januari 2023 tot 6 januari 2024.

Het verzoek

De GI verzoekt de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedtaken als volgt te wijzigen:
- de regie over het contact tussen vader en [minderjarige01] wordt bij de GI belegd, waarbij het uitgangspunt is dat dit contact rustig wordt opgebouwd door middel van wekelijks een uur begeleid fysiek contact en wekelijks begeleid belcontact, althans een zorgregeling in het belang van [minderjarige01] door uw rechtbank in goede justitie te bepalen, waarbij het uitgangspunt is dat dit contact rustig met begeleiding wordt opgebouwd en dat [minderjarige01] op termijn minimaal 6 dagen per maand bij de vader zal verblijven en de helft van de schoolvakanties en feestdagen, met uitvoerbaar verklaring bij voorraad.
Het verzoek wordt door de advocaat van de vader weersproken.

Het standpunt van de GI (verzoeker)

De GI heeft ter onderbouwing van het verzoek schriftelijk en mondeling aanvullend
- samengevat - het navolgende aangevoerd.
De ouders zijn begin 2020 van elkaar gescheiden. De vader is sinds vorig jaar woonachtig in [plaats01] met zijn huidige partner. De moeder en haar partner en [minderjarige01] wonen in [woonplaats01] . De vader van [minderjarige01] is niet zijn biologische vader. De moeder heeft [minderjarige01] van zijn afstammingsstatus op de hoogte gebracht. De vader heeft aangegeven dat dit niet zijn instemming had.
Aan de bij beschikking van 20 januari 2021 vastgestelde zorgregeling, waarbij [minderjarige01] minimaal 6 dagen per maand bij de man zal verblijven en de helft van de schoolvakanties en feestdagen wordt door de ouders in de praktijk geen vorm gegeven. Deze regeling blijkt bovendien in de praktijk niet uitvoerbaar.
In maart 2021 is het contact tussen de vader en [minderjarige01] verbroken gedurende een periode van 11 maanden. Vervolgens hebben er onder toezicht van de GI een aantal contact-momenten plaats gevonden, echter zijn de afspraken daarover regelmatig door de vader op het laatste moment gewijzigd of afgezegd. Sinds augustus 2022 zijn er vaste jeugd-beschermers betrokken bij de zaak en is met hen een andere zorgregeling afgesproken. Hoewel dit tijdelijk enige verbetering heeft gebracht is structureel contact tussen [minderjarige01] en de vader niet van de grond gekomen. Recent heeft dit ertoe geleid dat de vader heeft aangegeven in elk geval tijdelijk geen contact meer te willen met [minderjarige01] . Intussen geeft ook [minderjarige01] aan niet meer naar de vader te willen. Eerder sloot hij zich al op in de badkamer, waardoor een omgangsmoment niet kon doorgaan.
De vader vertoont een wisselende houding richting [minderjarige01] , de moeder en de hulpverlening. Dit baart grote zorgen over de samenwerking van de vader met de GI, de moeder en de hulpverlening, waardoor [minderjarige01] wordt belast. In de samenwerking tussen de vader en de betrokken hulpverlening wordt vanaf 6 juni 2023 een kentering waargenomen, dit nadat de vader door de GI erop is aangesproken dat hij het proces vertraagde middels zijn verwijten en dat de doelen op deze manier niet konden worden behaald. De GI verwacht van de vader dat hij voorspelbaar gedrag laat zien, dat hij [minderjarige01] niet belast met uitspraken over misbruik en dat er een plan wordt opgesteld met beide ouders en [hulpverlening01] . Echter in plaats daarvan wordt bij de vader een patroon gezien van het aantrekken en afstoten van de hulpverlening, dit is ook in het contact met [minderjarige01] zichtbaar. De vader voelt zich aan de zijlijn geplaatst, waardoor het hem niet lukt de samenwerking op te pakken. De vader lijkt niet bereid tot zelfreflectie, dit terwijl de noodzaak aanwezig is om met hem te kunnen spreken over wat zijn gedrag betekent voor [minderjarige01] . Ook slaagt de GI er niet in om met hem het gesprek aan te gaan over wat nodig is voor het hervatten van contact. De moeder heeft aangegeven ondersteuning nodig te hebben in een te maken plan om de gang naar het contact tussen vader en [minderjarige01] te bewerkstelligen.
Naast voormelde situatie is er sprake van samenwerkingsproblemen tussen de ouders en van ouderlijke strijd. [minderjarige01] verkeert daardoor in een loyaliteitsconflict. Er speelt ook veel in het leven van de ouders, waardoor zij onvoldoende voor [minderjarige01] kunnen zorgen, [minderjarige01] heeft last van deze situatie. Tussen de hulpverlening en de moeder is er sprake van samenwerking, dit kan niet worden gezegd van de werkrelatie tussen de hulpverlening en de vader. Hij heeft het vertrouwen in de GI en in [hulpverlening01] opgezegd. Ook is de vader niet verschenen op een evaluatie bijeenkomst op 13 juni 2023 van het hulpverleningstraject, die tevens was bedoeld voor het maken van afspraken over de invulling van de contacten tussen [minderjarige01] en zijn ouders. Op een voorstel van de GI om te starten met begeleide belafspraken is door de vader afwijzend gereageerd.
Op 18 juni 2023 heeft vader kenbaar gemaakt zijn standpunt dat hij zich (voorlopig) terugtrekt uit het leven van [minderjarige01] te handhaven. Echter valt het de GI op dat de vader intussen wel contact via Whatsapp zoekt met [minderjarige01] , waarbij hij naar [minderjarige01] belastende uitspraken doet. [minderjarige01] kan en wil niet ingaan op de vragen van vader, hij neemt de telefoon ook niet op. Het gevolg is dat [minderjarige01] zich totaal afsluit. Dit baart de Gl ernstige zorgen. De GI stelt zich op het standpunt dat, ondanks de huidige keuze van de vader, contact tussen [minderjarige01] en de vader op een fijne manier belangrijk is en dat er een goede vader-zoon band blijft bestaan.
Op 31 augustus 2023 worden er afspraken gemaakt, die erop zien dat:
- vanuit [hulpverlening01] er een orthopedagoog zal worden aangesteld en dat onderzoek zal worden gedaan naar [minderjarige01] met betrekking tot hoogbegaafdheid;
- wordt gesproken over de combinatie PMT/school/ [naam01] ;
- de [hulpverlening01] coach samen met een jeugdzorgwerker vanuit school ondersteuning zal bieden in de gang naar school;
- de moeder logistiek iets kan betekenen in de opstart van school, de vader heeft daarover aangegeven dat dit lastig is te combineren met zijn werk.
De moeder laat zien in het emailverkeer dat zij ten gunste van [minderjarige01] met de vader in contact
wenst te blijven, daarentegen sluit de vader haar uit en geeft hij blijk van een
diskwalificerende houding ten opzichte van de rol van de moeder en haar partner. De toon
van de vader, het niet beschikbaar zijn als mede gezag dragende ouder en zijn grillige
gedrag en wispelturigheid baren de GI zorgen.
De GI heeft per email op 4 september 2023 bericht dat een bemiddelingsklacht gesprek voor de vader niet de gewenste resultaten heeft opgeleverd. Er is met de vader gesproken over zijn verwijt dat de GI niets doet met zijn zorg dat [minderjarige01] seksueel misbruikt zou worden. De GI heeft de zorgen van de vader serieus genomen, maar de betrokken hulpverlening heeft geen signalen of aanwijzingen dat daarvan bij [minderjarige01] sprake is (geweest). Om deze reden is er geen nieuw onderzoek verricht bij [minderjarige01] . Vastgesteld is dat de vader de visie van de GI niet deelt en geadviseerd is om zelf in contact te treden en bij het centrum seksueel geweld advies en ondersteuning advies in te winnen hoe hiermee om te gaan. Eerder is de zorg en het vermoeden uitgesproken dat de vader zijn trauma projecteert op [minderjarige01] . De GI beschouwt het als zeer zorgelijk dat [minderjarige01] van de vader geen emotionele toestemming krijgt om zorgeloos bij de moeder en stiefvader te wonen en dat hij geen onbelast contact kan hebben met beide ouders. Voorkomen moet worden dat [minderjarige01] de schuld of de oorzaak voor de problemen tussen de ouders bij zichzelf zoekt.
Er is intussen een sfeer ontstaan, waarin de ouders niet langer in staat zijn de belangen van [minderjarige01] centraal te stellen, daardoor is de situatie in een impasse geraakt. Het ontbreekt bij de ouders over en weer aan een vertrouwensbasis, terwijl [minderjarige01] moet kunnen terugvallen op vastomlijnde afspraken rondom een contactregeling met zijn vader die aan hem houvast biedt. Op grond daarvan concludeert de GI dat sprake is van zodanig gewijzigde omstandigheden, dat het in het belang van [minderjarige01] noodzakelijk is de eerder door de rechtbank vastgestelde zorgregeling te wijzigen. [minderjarige01] heeft aangegeven tweemaal per maand contact met de vader te willen, echter rijst de vraag of dit contact in het belang van [minderjarige01] is zo lang de vader zo onvoorspelbaar blijft. Hierin schuilt het risico dat, als de vader het ergens niet mee eens is, hij de omgang gaat afdwingen, dit met alle (veiligheids)risico’s van dien voor [minderjarige01] . Om aan contactherstel tussen [minderjarige01] en de vader te kunnen werken dient er bij hem sprake te zijn van bereidwilligheid om samen met de hulpverlening een (veiligheids)plan en spelregels te maken, om vervolgens te starten met contact onder regie van de GI en rekening te houden met de wens van [minderjarige01] om twee maal per maand een dagdeel contact te hebben. Ook dient te worden bezien welke begeleiding voor [minderjarige01] noodzakelijk is om het contact met de vader aan te gaan. Het is daarvoor van belang dat [hulpverlening01] opnieuw naar [minderjarige01] onderzoek verricht. Van de vader wordt tevens gevraagd dat hij zijn onvrede over ‘het systeem’ zoals door hem benoemd weet los te laten en dat hij het bespreken van zaken die voor [minderjarige01] belastend (kunnen) zijn achterwege laat. Daarnaast is van belang dat de moeder naar [minderjarige01] uitdraagt dat zij emotioneel instemt met het contact tussen hem en de vader.
In het geval dat de vader alsnog bereid mocht zijn de samenwerking met en hulpverlening door [hulpverlening01] te hervatten kunnen de voorwaarden van het contact met elkaar besproken worden. Van belang is dat de vader adviezen opvolgt en dat hij aansluit bij de leefwereld van [minderjarige01] om de weg van herstel te kunnen gaan bewandelen. De GI handhaaft haar -
uiteindelijke - doelstelling om tot een situatie te komen waarbij de ouders - mede aan de hand van de bevindingen uit het nader onderzoek naar [minderjarige01] door [hulpverlening01] - in staat zullen zijn gezamenlijk afspraken rondom een zorg- en contactregeling te maken en deze overeen-komstig uit te voeren.

De standpunten van de belanghebbenden

De vader stelt zich op het standpunt dat het verzoek van de GI dient te worden afgewezen. Daartoe is namens de vader door zijn advocaat schriftelijk - samengevat - naar voren gebracht dat sinds medio 2020 het niet goed gaat met [minderjarige01] . Hij gaat al bijna 3 jaar niet meer naar school, hetgeen een erg zorgelijke situatie is. Er is sinds de ouders uit elkaar zijn veel gebeurd, waardoor de zorgregeling niet is uitgevoerd, zoals overeengekomen. Zo heeft [minderjarige01] nooit gedurende de helft van de vakanties bij de vader verbleven. Ook is de relatie/verstandhouding tussen de ouders nog steeds niet wat die zou moeten zijn. De moeder heeft [minderjarige01] uit eigen beweging bekend gemaakt met zijn afstammingsstatus. Hoewel dit door de GI werd ondersteund had zij aangegeven daarover eerst met de moeder in gesprek te willen. Dat dit uiteindelijk anders is gegaan neemt de vader de moeder zeer kwalijk. Daarbij komt dat sinds het bekend maken aan [minderjarige01] van zijn status, het contact tussen hem en de vader moeizamer is gaan verlopen.
Bij de vader is het gevoel ontstaan dat de GI er niet voor hem is maar hoofdzakelijk voor de moeder en dat zij geen oog heeft voor de belangen van [minderjarige01] . Daarbij speelt er nog steeds een vermoeden van seksueel misbruik van [minderjarige01] door de partner van de moeder. De GI stelt dat er daarnaar onderzoek is verricht middels gesprekken met mevrouw [naam02] ( [school01] ) en het Centrum Seksueel Geweld. Deze hebben echter daarover desgevraagd aangegeven dat met hen over dit onderwerp niet is gesproken. Verder is (ook) de hulpverlening vanuit [hulpverlening01] in de visie van de vader er vooral voor de moeder in plaats van voor [minderjarige01] . In dat opzicht wordt erop gewezen dat [minderjarige01] niet aangekleed klaar stond voor een contactmoment met vader, [minderjarige01] had zich op dat moment opgesloten in de badkamer. Noch de GI noch [hulpverlening01] hebben ten aanzien daarvan iets ondernomen. Op grond van al deze omstandigheden is de vader tot de conclusie gekomen dat hij de samenwerking met de huidige jeugdzorgwerker niet langer wenst voort te zetten. Dit heeft hem doen besluiten om bij de GI een verzoek in te dienen tot het benoemen van een andere jeugdzorgwerker.
De vader wijst erop dat hij in april 2023 heeft besloten, toen [minderjarige01] aangaf niet meer mee te willen, het contact tijdelijk te verbreken om te bezien of er op die wijze rust zou komen. Echter na een aantal maanden ging [minderjarige01] nog steeds niet naar school en was zijn situatie ook in overig opzicht niet verbeterd. De vader mist het contact met [minderjarige01] en wenst dit te herstellen, maar dan zonder begeleiding, nu dit in zijn visie alleen maar een averechts effect zal hebben. Begeleid contact zal er bij [minderjarige01] toe leiden dat hij zich opnieuw terugtrekt. Daarbij komt dat de vader in geval van begeleid contact zich als een crimineel voelt neergezet. Ook hebben eerdere ervaringen van de vader met [hulpverlening01] eraan bijgedragen dat hij in begeleide contacten geen vertrouwen meer heeft. Het liefst zou hij zien dat de eerder overeengekomen regeling uitgevoerd gaat worden en dat [minderjarige01] op korte termijn bij hem gaat overnachten. Daarvan uitgaande stelt hij voor dat [minderjarige01] telkens door de moeder wordt gebracht. [minderjarige01] kan er dan niet voor kiezen zich op te sluiten in de badkamer.
De moeder heeft - samengevat - naar voren gebracht dat in haar visie het met name in het belang van [minderjarige01] is dat hij continuïteit en vertrouwen geboden krijgt. Zij doet er als ouder alles aan om dit voor elkaar te krijgen, ook als dit betekent dat zij een half uur bezig is om [minderjarige01] wegens terugtrek gedrag in de auto te krijgen. Dit blijft zij doen, ondanks dat haar door de vader allerlei verwijten worden gemaakt en zij zich oprecht is gaan afvragen of het continu moeten leveren van strijd om [minderjarige01] naar de vader te laten gaan de juiste weg is. Van de vader als ouder zou in haar opvatting een andere opstelling mogen worden verwacht,
in die zin, dat hij laat blijken oog te hebben voor de positie van [minderjarige01] in het geheel, bij wie alle vertrouwd- en zekerheden onder zijn voeten zijn weggeslagen. Graag zou zij opnieuw onder regie van de GI met de vader aan tafel willen gaan opdat er alsnog in het belang van [minderjarige01] tot solide afspraken wordt gekomen. Indien die afspraken mochten gaan inhouden dat de contacten tussen [minderjarige01] en de vader in eerste instantie onder begeleiding plaats vinden kan zij daar begrip voor opbrengen.

Het standpunt van de Raad

Namens de Raad is aangevoerd dat al wat er in het leven van [minderjarige01] is gepasseerd naar aanleiding van de scheiding van zijn ouders, daaropvolgend de communicatieproblemen op ouderniveau en het bekend maken met zijn afstammingsstatus bij hem tot meervoudige problematiek hebben geleid in de vorm van schoolverzuim, angsten, problemen rondom het contact met de vader en een zorgelijke identiteitsontwikkeling. Ondanks al deze zorgen, zijn er wel meer dan genoeg signalen dat [minderjarige01] en de vader het contact met elkaar missen. Het wordt dan ook in het belang van [minderjarige01] geacht dat de GI met [minderjarige01] en de ouders eraan blijft werken dat tussen [minderjarige01] en de vader het contact wordt hersteld. Het is wel van essentieel belang dat dit op verantwoorde en juiste wijze gebeurt en dat daarbij rekening wordt gehouden met wat [minderjarige01] aan kan. Er moet daarom worden ingezet op een contactregeling die in dit stadium de grootst mogelijke kans van slagen heeft. Vast staat op grond van de actuele gegevens en omstandigheden dat daarbij hulpverlening/begeleiding noodzakelijk is. Over de exacte invulling daarvan en de wijze waarop die geboden gaat worden dient tussen de GI en de ouders afstemming plaats te vinden, rekening houdend met de verwachtingen van alle betrokkenen. De moeder heeft laten blijken dat het veel van haar energie heeft gevergd om tussen [minderjarige01] en de vader contact te laten plaats vinden. Daar staat tegenover dat dit ook een en ander heeft opgeleverd. Van belang is dat de moeder ook in de toekomst naar [minderjarige01] blijft uitdragen dat zij het contact met de vader voor hem belangrijk vindt. Van de vader wordt gevraagd dat hij achter de daarvoor noodzakelijk hulpverlening/begeleiding kan staan en dat hij daaraan meewerkt. Er worden in dat opzicht van beide ouders offers gevraagd om voor [minderjarige01] de best mogelijke situatie te creëren. Gedacht wordt - bij wijze van eerste stap - aan contact tussen [minderjarige01] en de vader gedurende een of anderhalf uur onder begeleiding. Daarbij zou het de voorkeur van de Raad hebben als partijen hierover tot vaste afspraken kunnen komen tijdens de mondelinge behandeling of tijdens een korte schorsing daarvan. Als dat lukt, dan stelt de Raad voor de beslissing op het verzoek aan te houden, in afwachting van bericht over het verloop van de overeengekomen regeling. Als de ouders niet tot overeenstemming komen, dan ziet de Raad geen andere optie dan dat het verzoek van de GI door de rechtbank wordt toegewezen.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:265g van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter voor de duur van de ondertoezichtstelling een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
In het licht daarvan overweegt de kinderrechter als volgt.
Sinds de ouders uit elkaar zijn gegaan, zijn de problemen steeds meer en groter geworden voor [minderjarige01] . [minderjarige01] lijkt een gevoelige jongen, die op problemen lijkt te reageren door zich terug te trekken. Mogelijk heeft hij dat gedaan op school, waardoor hij minder en minder naar school ging en de stap terug naar school groter en groter werd. Een vergelijkbare situatie doet zich nu ook voor waar het gaat om de contacten met de vader. [minderjarige01] trekt zich terug en sluit zich op om die contacten te vermijden. Aan de andere kant laat hij wel weten contact met zijn vader te willen. [minderjarige01] wordt inmiddels zwaar belast met hulpverlening, omdat op beide probleemgebieden - te weten school en vader - er (terecht) hulp wordt ingezet.
[minderjarige01] heeft aardig wat op zijn bordje gekregen. Dit begon met het uit elkaar gaan van de ouders. Dit is voor ieder kind ingrijpend, maar lijkt voor [minderjarige01] nog meer ingrijpend te zijn geweest. Vervolgens hebben beide ouders hebben in het verleden keuzes gemaakt die - in elk geval achteraf bezien - niet handig zijn geweest voor [minderjarige01] . Nadat zijn leven overhoop werd gehaald door de scheiding, is de bodem onder zijn bestaan vandaan geslagen, omdat zijn vader niet zijn biologische vader bleek te zijn. De moeder heeft hem dat verteld, zonder overeenstemming tussen de ouders en zonder hulpverlening daarbij. Vanuit pedagogisch oogpunt is het de vraag of het verstandig was om het in eerste instantie te verzwijgen, maar het moment en de optelsom van het vertellen na de scheiding, kan hem hele nare gevoelens hebben gegeven. Veel kinderen betrekken een scheiding op zichzelf en zijn bang dat het hun schuld is. Het zou zomaar kunnen dat dit voor [minderjarige01] nu nog extra geldt, hoe onterecht dat ook zou zijn. Na deze klappen, heeft de vader 11 maanden lang het contact verbroken met [minderjarige01] . De vader heeft goed uitgelegd waarom hij dat heeft gedaan, maar dat maakt niet dat het voor een jongetje van nu 11 jaar te begrijpen is. Ook nu heeft de vader het contact weer verbroken. Met dit alles in zijn rugzak, moet het contact met de vader nu wel goed en blijvend gaan zijn. Zeker rekening houdend met de gevoeligheid die [minderjarige01] laat zien, zijn de keuzes die door de ouders zijn gemaakt wellicht erg belastend voor hem geweest. Als het contact nu weer zou starten en dan weer verbroken zou worden, dan kan dat [minderjarige01] extra beschadigen. Dit bij elkaar maakt dat hernieuwd contact tussen [minderjarige01] en vader zorgvuldig tot stand moet worden gebracht, dat het verloop daarvan nauwlettend dient te worden gevolgd en dat signalen die van [minderjarige01] door de betrokken hulpverlening serieus worden opgepakt. Voorkomen moet worden dat [minderjarige01] door het nemen van te grote risico’s nog verder beschadigd raakt.
Als belangrijk probleem in dat verband wordt gezien dat de vader [minderjarige01] (blijft) belasten met zijn zorgen over mogelijk seksueel misbruik. Anders dan de vader, ziet de rechtbank wel dat de GI en de overige hulpverlening die zorgen serieus heeft genomen en onderzocht. Naast [minderjarige01] zelf, geven ook de GI en andere betrokkenen aan dat zij de zorgen uiteindelijk niet herkennen. Dit heeft geleid tot veel discussie tussen de vader en de GI en de overige hulpverlening. De vader voelt zich niet gehoord en niet serieus genomen. Hij is daardoor het vertrouwen in de hulpverlening verloren. Ook heeft de vader geen vertrouwen in contacten onder begeleiding, omdat dit de laatste keer niet heeft geleid tot contact en omdat de vader zich gecriminaliseerd voelt door begeleid contact.
Het zou goed zijn als de vader zijn ideeën om de contacten wel goed te laten verlopen, dan juist bespreekt met de hulpverlening. De kinderrechter is namelijk wel van oordeel dat de contacten begeleid moeten worden. Enerzijds omdat het op dit moment lastig verloopt, maar ook anderzijds omdat de vader in onbegeleide whatsapp contacten [minderjarige01] blijft belasten met zijn vermoedens over seksueel misbruik. Dat moet echt stoppen. De vader wil serieus genomen worden, maar [minderjarige01] wil dat ook. [minderjarige01] moet serieus genomen worden in zijn aangeven dat de vader zich onterecht zorgen maakt en in zijn leven dat hij leidt bij de moeder en stiefvader. Als de vader doorgaat [minderjarige01] te belasten, laat hij zien dat hij [minderjarige01] niet gelooft of niet serieus neemt. Gelet op de gevoeligheid en kwetsbaarheid die [minderjarige01] laat zien, is het belangrijk dat er rust komt in de contacten met de vader. Dit houdt voor dit moment concreet in dat contact tussen de vader en [minderjarige01] begeleid moet worden, totdat duidelijk is dat de vader [minderjarige01] niet meer belast. In het belang van [minderjarige01] acht de kinderrechter daarom een wijziging van de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedtaken zoals door de GI verzocht op dit moment noodzakelijk.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige01] noodzakelijk is dat deze beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

De beslissing

De kinderrechter:
bepaalt, in zoverre onder wijziging van de bij beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 20 januari 2021 vastgestelde regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedtaken, dat de regie over het contact tussen de vader en [minderjarige01] bij de GI wordt belegd, waarbij het uitgangspunt is dat dit contact rustig wordt opgebouwd door middel van wekelijks een uur begeleid fysiek contact en wekelijks begeleid belcontact, waarbij [minderjarige01] - op termijn -minimaal 6 dagen per maand bij de vader zal verblijven en gedurende de helft van de schoolvakanties en feestdagen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 september 2023 door mr. Tempel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van Baremans, als griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.