ECLI:NL:RBZWB:2023:7058

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 september 2023
Publicatiedatum
10 oktober 2023
Zaaknummer
C/02/413844 JE RK / 23-1619 - C/02/ 413693 JE RK 23-1588
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Mr. Sumner
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 22 september 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een zaak betreffende de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2008. De zaak werd behandeld met gesloten deuren, waarbij de Gecertificeerde Instelling (GI) en de vader van de minderjarige aanwezig waren. De moeder was niet verschenen. De kinderrechter heeft de GI gemachtigd om de minderjarige uit huis te plaatsen, omdat de ouders niet langer in staat zijn de noodzakelijke zorg te bieden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige momenteel niet toekomt aan haar ontwikkeling in de thuissituatie en dat de situatie thuis onhoudbaar is. De GI heeft een geschikte plek in een gezinshuis gevonden, waar de minderjarige zich prettig voelt. Ondanks de wens van de minderjarige om te wachten tot na haar galstenenoperatie, heeft de kinderrechter besloten dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is om te voorkomen dat de plek in het gezinshuis niet meer beschikbaar is na haar herstel. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend van 22 september 2023 tot 24 mei 2024, en het meer of anders verzochte is afgewezen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct in werking treedt, ongeacht een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/413844 / JE RK 23-1619 (spoedmachtiging tot uithuisplaatsing)
C/02/413693 / JE RK 23-1588 (regulier machtiging tot uithuisplaatsing)
Datum uitspraak: 22 september 2023
Nadere beschikking van de kinderrechter over een (spoed)uithuisplaatsing
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
locatie Etten-Leur,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI),
betreffende
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2008 te [geboorteplaats],
hierna te noemen: [minderjarige].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats],
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats].

1.Het verdere procesverloop

1.1
Dit blijkt uit:
- de beschikking van de kinderrechter in de zaak met het kenmerk C/02/413844 / JE RK/ 23-1619 en alle daarin genoemde stukken;
- het op 7 september 2023 door de GI ingediende reguliere verzoek met het kenmerk C/02/413693 / JE RK 1588;
- de brief van de GI van 7 september 2023.
1.2
Op 22 september 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- mevrouw [naam 1] en mevrouw [naam 2] namens de GI;
- de vader.
1.3.
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- de moeder.
1.4.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter een brief van [minderjarige] ontvangen. De brief is bij aanvang van de mondelinge behandeling voorgelezen zodat de inhoud daarvan bekend is voor alle betrokken partijen.

2.Het (resterend) verzoek

2.1
Bij voormelde beschikking in de zaak met het kenmerk C/02/413844 / JE RK/ 23-1619 is het verzoek van de GI, voor zover dit ertoe strekt een spoedmachtiging te verlenen tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder afgewezen. Voorts is bepaald dat het reguliere verzoek in de zaak met het kenmerk C/02/413693 / JE RK 1588 tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder zal worden behandeld op de mondelinge behandeling - met gesloten deuren - van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, in het gerechtsgebouw aan de Stationslaan 10 te Breda, van 22 september 2023 om 09:00 uur, onder bepaling dat de eerdere mondelinge behandeling op 28 september aanstaande daarmee komt te vervallen. Per abuis is het zaaknummer van het reguliere verzoek tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing niet vermeld in de beschikking.

3.Het standpunt van de verzoeker

3.1.
Ter onderbouwing van het reguliere verzoek is door de GI schriftelijk – samengevat – het navolgende aangevoerd.
3.2.
De GI licht toe dat de ouders de noodzakelijk zorg voor [minderjarige] niet meer kunnen bieden. Voor [minderjarige] is het noodzakelijk dat zij zo snel mogelijk uit huis kan worden geplaatst. Er heeft al een kennismakingsgesprek plaatsgevonden bij het gezinshuis waar zij geplaatst kan worden. De GI begrijpt dat [minderjarige] graag wil wachten totdat de ziekenhuis-opnames voorbij zijn en zij zal zijn hersteld om vervolgens de stap naar een gezinshuis te maken. Hoewel het niet ideaal is dat de ziekenhuisopnames en de uithuisplaatsing elkaar doorkruisen, is dat wat de GI betreft noodzakelijk. Er is namelijk geen garantie dat het gezinshuis nog een plek heeft na het herstel van [minderjarige].

4.De standpunten van de belanghebbenden

4.1.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling – samengevat – het volgende aangegeven. Het is thuis erg zwaar met de zorg voor [minderjarige]. Hij kan geen conflict meer met haar aan en moet continu opletten wat hij zegt zodat de vrede in huis kan worden bewaard. [minderjarige] laat al een lange tijd zien dat zij ongelukkig is en hij heeft vaker geprobeerd om haar vooruit te helpen, bijvoorbeeld door dagbesteding maar zij valt telkens terug in oude patronen. De vader ziet wel de noodzaak in van een uithuisplaatsing en wil graag dat [minderjarige] naar een gezinshuis gaat, maar hij begrijpt ook haar wens om daartoe pas over te gaan na de ziekenhuisafspraken. De zus van [minderjarige] verblijft al wekenlang bij de ouders van haar vriend omdat het onderling met [minderjarige] helemaal niet meer ging. Echter daarnaast vreest hij dat als in dit stadium tot plaatsing wordt overgegaan dit averechts zal werken.
4.2.
[minderjarige] geeft zelf aan dat ze het ermee eens is dat zij naar een gezinshuis gaat, maar het lijkt haar beter dat zij eerst herstelt aan haar galstenenoperatie voordat zij wordt overgeplaatst.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:265b lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
5.2.
Op grond van artikel 1:265c lid 2 BW kan de rechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:265b lid 1 BW is voldaan, de duur van de machtiging uithuisplaatsing telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.3.
De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing verlenen voor de verzochte duur en overweegt daartoe als volgt. [minderjarige] kent een lange geschiedenis van hulpverlening en therapieën. De kinderrechter stelt vast dat [minderjarige] momenteel niet toekomt aan haar eigen ontwikkeling in de thuissituatie en dat de huidige situatie veel vraagt van de ouders en de andere gezinsleden van [minderjarige]. De ouders hebben hun grens bereikt in wat zij aan kunnen. De GI heeft een alternatieve accommodatie voor [minderjarige] gevonden in de vorm van een gezinshuis waar [minderjarige] zich ook prettig bij voelt. Hoewel de kinderrechter de spanning en angst van [minderjarige] begrijpt alsook de wens dat de uithuisplaatsing pas na haar galstenenoperatie zal plaatsvinden, acht de kinderrechter het nu in het belang van [minderjarige] dat deze uithuisplaatsing doorgaat. De kans dat deze plaatsing na de operatie niet meer beschikbaar is, acht de kinderrechter reëel. Het herstelproces van [minderjarige] kan bovendien goed plaatsvinden bij het gezinshuis.
5.4.
De kinderrechter wil ten slotte ook een woord richten aan [minderjarige] zelf.
Beste [minderjarige],
Ik heb je brief ontvangen. Ik begrijp je wens om naar het gezinshuis te gaan nadat je hersteld bent van je operatie. Dat snap ik heel goed, maar ik moet ook kijken naar alles wat in jouw leven is gebeurd. Op dit moment is het erg moeilijk voor jou om thuis te blijven. De situatie is daar heel erg onrustig. De jeugdbeschermer heeft een goede plek in een gezinshuis voor jou gevonden. Daar ben je ook geweest en ik heb begrepen dat jij dat ook een fijne plek vond. Dat is erg mooi.
Als we nu zouden wachten met de uithuisplaatsing dan zou die plek straks niet meer beschikbaar kunnen zijn. Er is al heel lang gezocht naar een goede plek voor je en het zou erg jammer zijn als je deze plek nu zou verliezen omdat je zou wachten op je operatie. Ik begrijp heel goed dat je het spannend vindt, maar ik denk dat je heel goed kan herstellen na je operatie bij het gezinshuis. Ik wens je heel veel succes toe met je operatie en je herstel.
Vriendelijke groeten,
De kinderrechter
5.5.
Deze beslissing zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard omdat het in het belang van de minderjarige is dat de beslissing direct in werking zullen treden, ongeacht een eventueel hoger beroep tegen de beslissing.
5.6.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter
6.1.
verleent de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder van 22 september 2023 tot 24 mei 2024 (C/02/413693 / JE RK 23-1588);
6.2.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Sumner, kinderrechter, en in tegenwoordigheid van Baremans als griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 september 2023. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 6 oktober 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.