In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 september 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige01]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] voor de duur van negen maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de vader van [minderjarige01] niet ter zitting is verschenen. De Raad heeft zorgen geuit over de thuissituatie van [minderjarige01], die bij de vader en stiefmoeder woont. Er zijn signalen van spanning, angst en onduidelijkheid in de opvoeding, en er zijn zorgen over de invloed van de vader en stiefmoeder op het welbevinden van [minderjarige01]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vader en stiefmoeder onvoldoende inzicht hebben in de problematiek en dat er een gebrek aan samenwerking met hulpverlening is. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling zijn vervuld, gezien de zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige01]. De kinderrechter heeft het verzoek van de Raad toegewezen en [minderjarige01] onder toezicht gesteld van Stichting Jeugdbescherming Brabant, met ingang van 20 september 2023 tot 20 juni 2024. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.