In deze zaak heeft de kinderrechter op 7 september 2023 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige 1]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] voor een periode van twaalf maanden, evenals een machtiging tot uithuisplaatsing in een netwerkvoorziening. De minderjarige, die op dat moment zestien jaar oud was, had te maken met een onveilige thuissituatie, waarbij hij meldingen van mishandeling door zijn moeder had gedaan. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder op dat moment niet bereid was om haar verantwoordelijkheid te nemen en dat er een ernstige verstoring in de relatie tussen de moeder en [minderjarige 1] was ontstaan. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing voor een periode van twaalf maanden verleend, met de hoop dat de moeder alsnog zou willen samenwerken aan de hulpverlening die nodig is voor [minderjarige 1]. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is dat [minderjarige 1] in een veilige en stabiele omgeving kan opgroeien, waar hij de ondersteuning en begeleiding krijgt die hij nodig heeft. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de maatregelen onmiddellijk van kracht zijn, ongeacht eventuele rechtsmiddelen die tegen de beschikking kunnen worden aangewend.