ECLI:NL:RBZWB:2023:7063

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 september 2023
Publicatiedatum
10 oktober 2023
Zaaknummer
C/02/413708 / JE RK 23/1589
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Combee
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met PTSS en problematische ontwikkeling

Op 18 september 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, M. Combee, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een machtiging gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige01]. Het verzoek is ingediend door het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Roosendaal, ter bescherming van [minderjarige01], die op dat moment bij [jeugdinstelling01] verbleef. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige01] sinds 10 september 2023 spoorloos is en niet is teruggekeerd van een verlofmoment bij haar ouders. Dit heeft geleid tot een OAT (Onttrekkings- en AanmeldingsTeam) dat is ingezet om haar te traceren.

De kinderrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de eerdere machtiging gesloten jeugdhulp die was verleend van 21 juni 2023 tot 21 september 2023. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [minderjarige01], die eerder met spoed uit huis is geplaatst vanwege problematisch gedrag, waaronder verbale agressie en drugsgebruik. De ouders hebben hun zorgen geuit over het gedrag van [minderjarige01] en hebben verzocht om hulp.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat het verzoek om een reguliere machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van drie maanden niet kan worden toegewezen, omdat er onvoldoende bewijs is dat de jeugdhulp noodzakelijk is. De verklaring van de gedragswetenschapper was niet voldoende om de problematiek van [minderjarige01] vast te stellen. De kinderrechter heeft het verzoek afgewezen, maar heeft aangegeven dat het college opnieuw een verzoek kan indienen indien [minderjarige01] wordt gevonden. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/413708 / JE RK 23/1589
Datum uitspraak: 18 september 2023

Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp

in de zaak van

HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE ROOSENDAAL,

hierna te noemen: het college,
zetelende te Roosendaal,
betreffende

[minderjarige01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2009 te [geboorteland01] ,
hierna te noemen [minderjarige01] ,
bijgestaan door mr. G.H.M. van Laarhoven, advocaat te Tilburg.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder01] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats01] ,
[de vader01] ,
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats01] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het van het college ontvangen verzoekschrift, met bijlagen, gedateerd 6 september 2023, waaronder een toekomst/behandelplan;
- het op 12 september 2023 door de griffier van de rechtbank van het college ontvangen emailbericht, met als bijlage een door de ouders ondertekende instemmingsverklaring, gedateerd 7 september 2023.
Op 18 september 2023 heeft de kinderrechter de zaak mondeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- mr. Van Laarhoven;
- de heer [naam01] , vertegenwoordigende het college;
- de moeder;
- de vader;
- mevrouw [naam02] , verbonden aan Stichting [jeugdhulp01] .
Niet verschenen, hoewel behoorlijk opgeroepen is:
- de [minderjarige01] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige01] wordt uitgeoefend door de ouders.
[minderjarige01] verblijft bij [jeugdinstelling01] .
Bij beschikking van 21 juni 2023 is een machtiging gesloten jeugdhulp verleend betreffende de [minderjarige01] met ingang van 21 juni 2023 tot 21 september 2023.

Het verzoek

Door het college is oorspronkelijk verzocht een machtiging gesloten jeugd hulp te verlenen voor de duur van 3 maanden en een voorwaardelijke machtiging te verlenen voor de daaropvolgende 3 maanden met een mogelijkheid tot schorsing, zodra dat passend wordt bevonden en [minderjarige01] behandeling kan volgen op een open groep. Tijdens de mondelinge behandeling heeft het college het verzoek, voor zover dit ziet op het verlenen van een opvolgende voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp ingetrokken.

Het standpunt van het college

Door het college is ter toelichting op het oorspronkelijke verzoek schriftelijk - samengevat - het volgende aangevoerd.
[minderjarige01] heeft op [jeugdinstelling01] een onrustige start gemaakt. Zij vermeed gesprekken met de gedragswetenschapper en mentor en zij liep boos de ruimte uit wanneer een verlenging van de gesloten jeugdhulp ter sprake kwam, waarop zij langere tijd niet wilde praten over hulp. Sinds twee tot drie weken lijkt zij daarin een switch te maken, in die zin, dat zij overweegt toch hulp te aanvaarden en zij één tot tweemaal per week gesprekken heeft met de gedragswetenschapper en de mentor. De gedragswetenschapper is gestart met specialistische diagnostiek om een aantal van de zorgen verscherpt in beeld te brengen.
Gedurende de opname wordt er gedragsmatig een erg wisselend beeld van [minderjarige01] gezien. Enerzijds wordt een lieve, vrolijke en sociale meid gezien, die veel om haar zusje geeft en daar openlijk over kan spreken. Anderzijds worden er agressie doorbraken en paniek-aanvallen vastgesteld. Ook worden er nog steeds zorgen waargenomen rondom haar ontwikkeling op het gebied van seksualiteit, relaties in kunnen schatten, beperkt oorzaak- en gevolg denken en het systeem rondom haarzelf.
Inmiddels is de classificatie PTSS gesteld, traumabehandeling is geïndiceerd en op basis daarvan is een behandelrichtlijn in een daarop gericht plan van aanpak opgesteld. [minderjarige01] heeft aangegeven dit te willen proberen. Parallel aan dit proces zal naar mogelijkheden worden gezocht om de ouders te ondersteunen middels systeemtherapie. De taalbarrière van de moeder zou daarvoor een belemmering kunnen vormen. De verwachting is dat [minderjarige01] binnen een aantal weken kan starten en kennis kan gaan maken met een aantal trauma therapeuten om te onderzoeken bij wie zij zich prettig voelt en welke methode het beste bij haar aansluit. Opgemerkt wordt in dat verband dat psychotherapeutische traumabehande-lingen in de regel bij aanvang cognitief, gedragsmatig en sociaal-emotioneel ontregelend is omdat deze de traumatische herinneringen bewust activeren. Daarom zal eerst de traumabehandeling afgerond moeten worden. Vervolgens dient te worden onderzocht welke rest klachten en zorgen er nog zijn en of er dan nog resterende behandeling noodzakelijk is.
Er lijkt op dit moment wederzijds sprake van onvoldoende stabiliteit om [minderjarige01] per direct thuis te laten wonen. Thuis oefenen en samen optrekken wordt daarvoor als noodzakelijk gezien. Bovendien is gebleken bij het thuis gaan wonen in april 2023 dat dit al snel onveilige en crisissituaties tot gevolg had. Het college acht daarom systeemtherapie geïndiceerd, waarbij mede rekening wordt gehouden met de hulpvraag van de ouders bij het herstellen van het wederzijds vertrouwen. Het blijft afhankelijk van de gerealiseerde doelen of terug thuis gaan wonen haalbaar is.
De verwachting is dat de klachten van [minderjarige01] kunnen toenemen gedurende de eerste fase van de traumatherapie. Ook zal de zorg waarschijnlijk langdurig nodig zijn. Daarom wordt geadviseerd de gesloten jeugdzorg te behouden. Voor het directe vervolg na de gesloten jeugdzorg wordt geadviseerd eerst naar een open groep dicht bij huis toe te werken in combinatie met de voortzetting van systeemtherapie. Er moet in de tussentijd geen overbrugging thuis plaats vinden, dit om eventueel met vrijheidsbeperkende maatregelen in te kunnen grijpen bij ernstige vormen van agressie of weglopen als dat nodig is. [minderjarige01] heeft ook zelf aangegeven eerst naar een open groep te willen voordat geprobeerd gaat worden om thuis te wonen. Indien de traumatherapie goed verloopt en een afname van klachten tot gevolg heeft en er voldoende samenwerking is tussen [minderjarige01] en de traumabehandelaar (zodat zij de behandeling afmaakt) kan de machtiging eventueel geschorst worden ten gunste van overgang naar een vervolgplek.
Concreet dient door middel van gesloten jeugdhulp aan de navolgende doelstellingen te worden gewerkt:
  • [minderjarige01] raakt vrij van haar post traumatische stressklachten;
  • [minderjarige01] ontwikkelt en oefent actief met adequate manieren om spanningen, boosheid en verdriet een plek te geven in haar leven;
  • [minderjarige01] en de ouders werken aan het herstellen van een werkbare vertrouwensrelatie waarin zij op een helpende manier samen kunnen werken aan haar ontwikkeling;
- [minderjarige01] heeft en onderhoudt een actieve school-, dag- en vrijetijdbesteding gedurende en na de plaatsing bij [jeugdinstelling01] .
Daaropvolgend heeft het college per email aan de rechtbank bericht dat [minderjarige01] op zondag
10 september 2023 niet is teruggekeerd van een verlofmoment bij haar ouders en dat op dat moment onduidelijk was waar zij verbleef. Er is daarom diezelfde avond een OAT uitgezet. Er zijn vermoedens dat [minderjarige01] zich in de regio Rotterdam/Den Haag ophoudt. Het college beschikt inmiddels over een verklaring per email van de gekwalificeerde gedrags-wetenschapper, die tijdens de mondelinge behandeling aan de advocaat van [minderjarige01] ter inzage wordt verstrekt. In zijn verklaring heeft de gedragswetenschapper aangegeven dat hij er abusievelijk van was uit gegaan dat de mondelinge behandeling een dag later zou plaats vinden, dat hij in elk geval voornemens was in te stemmen met gesloten jeugdhulp voor een periode van drie maanden en dat ervoor zal worden gezorgd dat alsnog een instemmings-verklaring op schrift wordt toegezonden.
Op grond van de actuele - veranderde - omstandigheden, die met zich brengen dat het voor [minderjarige01] bedoelde zorg/behandeltraject niet kan worden uitgevoerd, nu zij feitelijk spoorloos is, alsook rekening houdend met de spoedige afloop van de geldende machtiging ziet het college daarin aanleiding het onderhavige verzoek aldus te wijzigen, dat thans alleen nog wordt verzocht een reguliere machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen voor de duur van drie maanden. Met [jeugdinstelling01] is besproken dat [minderjarige01] , zodra zij is getraceerd, daar kan terugkeren ook in het geval dat de daarvoor geldende termijn van twee weken zou worden overschreden. Het verzoek voor zover dit ziet op het verlenen van een opvolgende voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp trekt het college in, nu ten aanzien van dit onderdeel van het verzoek niet aan alle formele vereisten wordt voldaan.

De standpunten van de belanghebbenden

Door de advocaat van [minderjarige01] is aangevoerd dat hij niet in de gelegenheid is geweest met [minderjarige01] over het onderhavige verzoek te spreken. Uitgaande van de inhoud van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling aan de orde is geweest begrijpt hij niettemin de oprechte zorgen die er rondom [minderjarige01] aan de orde zijn. Daar staat volgens hem tegenover dat uit de thans voorliggende verklaring van de gedragswetenschapper niet blijkt dat [minderjarige01] door hem in persoon is onderzocht en de inhoud daarvan te summier is om op basis daarvan te kunnen vaststellen welke problematiek op de voorgrond staat en welke vormen van zorg/behandeling uitgaande van hetgeen door het college wordt verzocht daarvoor in zijn visie geëigend is. Bedoelde verklaring kan daarom niet als basis voor een machtiging gesloten jeugdhulp dienen.
De ouders hebben naar voren gebracht dat zij van [plaats01] naar [woonplaats01] zijn verhuisd en dat [minderjarige01] in die periode problematisch gedrag is gaan vertonen. Dit gedrag baart hen als ouders grote zorgen. Daarom willen zij dat [minderjarige01] zo snel mogelijk de hulp krijgt die zij nodig heeft. Het zou hun voorkeur hebben dat [minderjarige01] , zodra zij wordt gevonden, thuis ambulante zorg en behandeling krijgt, nadrukkelijk mits dit haalbaar is.

De beoordeling

De kinderrechter stelt in de eerste plaats vast dat thans nog ter beoordeling voorligt het verzoek van het college tot het verlenen van een reguliere machtiging gesloten jeugd hulp voor de duur van drie maanden.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet, kan een machtiging slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de hulp die de jeugdige nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken.
In het licht daarvan overweegt de kinderrechter als volgt.
Uit de inhoud van de stukken en de mondelinge behandeling blijkt onverminderd van ernstige zorgen over de (gedrags)ontwikkeling van [minderjarige01] . Eerder is [minderjarige01] met
spoed uit huis geplaatst vanwege verbale agressie, huiselijk geweld en verwaarlozing en in mei 2023 is zij weggelopen. Nadat zij door de politie was teruggevonden bleek dat zij
drugs had gebruikt. Ook waren er zorgen over net netwerk waarin zij zich begaf. Er is vervolgens op een daartoe strekkend verzoek van het college een machtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de periode van 21 juni 2023 tot 21 september 2023. [minderjarige01] is daarop bij [jeugdinstelling01] geplaatst. Bij [minderjarige01] is intussen PTSS vastgesteld. Met haar en de ouders is besproken dat daarvoor traumabehandeling zal gaan plaats vinden en dat het de bedoeling is dat parallel daaraan ondersteuning aan de ouders wordt geboden middels systeemtherapie. Dit laatste tegen de achtergrond dat er nog van onvoldoende stabiliteit sprake is om [minderjarige01] per direct thuis te laten wonen. In dat kader is besproken dat gedurende het behandeltraject naar een passende open groep als tussentijdse vervolgplek wordt gezocht. Dit met als aanvankelijke uitgangspunt dat bij een positief verloop van de traumatherapie en voldoende samenwerking tussen [minderjarige01] en de traumabehandelaar de machtiging zou kunnen worden geschorst ten gunste van een overgang naar een vervolgplek.
Gebleken is dat de omstandigheden intussen ingrijpend zijn veranderd, [minderjarige01] is thans feitelijk spoorloos sinds zij op 10 september 2023 niet is teruggekeerd van een verlofmoment bij haar ouders. Er is vervolgens een OAT uitgezet, echter kon [minderjarige01] tot dusver nog niet worden getraceerd. Deze situatie heeft tot gevolg gehad dat [minderjarige01] over het onderhavige verzoek geen gesprek met haar advocaat heeft kunnen hebben. Ook is er op dit moment geen aanwijzing dat de verblijfplaats van [minderjarige01] op korte termijn bekend wordt. Daarnaast geldt dat het college slechts beschikt over een via email verstrekte verklaring van de betrokken gedragswetenschapper, waaruit blijkt dat hij [minderjarige01] niet in persoon heeft onderzocht en waaruit slechts valt op te maken dat hij op basis van de bekende stukken voornemens was in te stemmen met reguliere gesloten jeugdhulp voor een periode van drie maanden. Dit op zichzelf acht de kinderrechter onvoldoende om thans over te kunnen gaan tot het verlenen van een machtiging gesloten jeugdhulp, overeenkomstig het resterend verzoek. Dit betekent dat dit verzoek zal worden afgewezen.
In het geval dat [minderjarige01] alsnog mocht worden gevonden, kan het college, indien dit noodzakelijk wordt geacht, bij de rechtbank opnieuw een spoedverzoek gesloten jeugdhulp indienen, welk verzoek dan in elk geval vergezeld dient te gaan van een voldoende gemotiveerde instemmingsverklaring zoals voorgeschreven.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2023 door mr. Combee, kinderrechter, in aanwezigheid van Baremans, als griffier, en op schrift gesteld op 28 september 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.