ECLI:NL:RBZWB:2023:7065

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
10 oktober 2023
Zaaknummer
C/02/412679 JE RK 23-1417
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Oomes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 september 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld bij beschikking van 16 september 2020 en is sindsdien meerdere keren verlengd. De Gecertificeerde Instelling (GI) heeft verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling met zes maanden, omdat er nog steeds zorgen zijn over de thuissituatie bij de moeder. Tijdens de mondelinge behandeling zijn de minderjarigen gehoord, waarbij [minderjarige 1] haar onvrede over de hulpverlening heeft geuit en [minderjarige 2] heeft aangegeven dat zij geen verlenging nodig vindt. De moeder heeft ingestemd met de verlenging, terwijl de vader zich daartegen verzet, stellende dat de hulpverlening geen vooruitgang heeft geboekt. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de zorgen over de thuissituatie nog steeds aanwezig zijn en dat de moeder ondersteuning nodig heeft om de ingezette hulpverlening voort te zetten. De kinderrechter heeft daarom besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 16 maart 2024, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaakgegevens: C/02/412679 JE RK 23-1417
Datum uitspraak: 14 september 2023

Beschikking van de kinderrechter over verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

hierna te noemen: de GI (Gecertificeerde Instelling),
gevestigd te Etten-Leur,
betreffende

[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2006,

[minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2009.

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder],

wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen de moeder,

[de vader],

wonende te [woonplaats],
hierna te noemen de vader.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 28 juli 2023 ingekomen verzoekschrift van de GI, met bijlagen.
Op 14 september 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen en gehoord zijn:
- de moeder;
- de vader;
- een vertegenwoordigster van de GI.
De minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. [minderjarige 1] heeft een gesprek aangevraagd met de kinderrechter, dat heeft plaatsgevonden op 12 september 2023. [minderjarige 2] heeft haar mening schriftelijk kenbaar gemaakt. Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter kennis kunnen nemen van het door [minderjarige 2] ingevulde keuzeformulier, dat bij de rechtbank is binnengekomen op 14 september 2023.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de moeder.
Bij beschikking van 16 september 2020 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld van de GI. Deze maatregel is nadien steeds verlengd, laatstelijk bij beschikking van 13 september 2022 tot 16 september 2023.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen met een periode van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De standpunten

De GI is van mening dat de grond voor de ondertoezichtstelling nog aanwezig is. De GI voert daartoe, samengevat, het volgende aan. In de situatie bij de moeder was sprake van weglopen door [minderjarige 1] en van verbale en fysieke agressie tussen de moeder en [minderjarige 1] eveneens naar [minderjarige 2]. De moeder realiseerde zich dat zij het gezag over haar kinderen kwijt raakte en dat de thuissituatie onveiliger werd. Van oktober 2022 tot en met juni 2023 is Multi System Therapie (MST) van de [zorginstelling] betrokken geweest bij het gezin. De moeder heeft zich opengesteld voor hulpverlening en er is een terugval-preventieplan opgemaakt door de [zorginstelling]. Er is ambulante vervolghulp geadviseerd om de moeder het geleerde vast te laten houden. De GI vindt van belang dat de ondertoezichtstelling voor een korte periode verlengd wordt om de moeder in dit proces te kunnen (blijven) ondersteunen. Daarbij is ook van belang dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gaan merken dat de vooruitgang van de moeder hen ook rust en duidelijkheid biedt. Beide kinderen hebben niet willen deelnemen aan hulpverlening. Zij vinden het moeilijk om te reflecteren op zichzelf en trekken zich terug. Dit is zorgelijk omdat zelfreflectie belangrijk is in de ontwikkeling naar jong-volwassenheid. Ondanks het verplichte kader kunnen de kinderen niet worden gedwongen hier stappen in te zetten, nu dit bij hen juist tot extra weerstand zou leiden. [minderjarige 2] heeft vaste omgangsmomenten met de vader in de weekenden en de vakanties. [minderjarige 1] heeft in het afgelopen jaar incidenteel naar eigen behoefte contact gehad met de vader. Tussen de ouders vindt er incidenteel contact plaats als er iets geregeld moet worden. Zij proberen zich niet met elkaars leven te bemoeien.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI daar nog aan toegevoegd dat er een bemiddelingsgesprek heeft plaatsgevonden waarbij naast [minderjarige 1] en [minderjarige 2], de jeugdzorg-werker en haar teammanager aanwezig zijn geweest. Hierin zijn de grieven van [minderjarige 1] op constructieve wijze besproken. Hoewel MST niet de meest aangewezen therapie werd geacht, was er geen alternatief omdat de kinderen niet wilden meewerken aan FFT. MST richt zich meer op de ouder. De moeder heeft hard gewerkt en stappen gezet. De kinderen zien dit nog niet. De vader is niet betrokken geweest in het MST-traject omdat het de situatie van de moeder thuis betreft en het om vertrouwelijke informatie gaat waarvoor zij en [minderjarige 1] toestemming moeten geven om die te delen. De gemeente heeft zich gebogen over een toekomstplan voor [minderjarige 1]. Zij zal met een consulent van de gemeente in contact worden gebracht om zich te richten op haar toekomst aangezien zij bijna achttien jaar wordt. [minderjarige 2] lijkt zich aan te sluiten bij wat [minderjarige 1] aangeeft. [minderjarige 2] heeft een goed contact met de vader. [minderjarige 1] staat daar nog niet helemaal voor open, maar hierin is wel een verandering zichtbaar.
De moeder stemt in met het verzoek tot verlenging voor zes maanden, zodat de vervolghulpverlening voor haar dan verder goed geregeld kan worden. Zij wil zich excuseren dat zij niet voldoet aan het ouderschap dat van haar verwacht wordt. Het is haar niet altijd duidelijk wat [minderjarige 1] nodig heeft om de situatie te veranderen. Het lijkt er op dat als zij regels stelt de kinderen juist het omgekeerde doen. MST heeft haar wel geholpen, maar zij houdt toch het gevoel dat zij het als moeder nooit goed genoeg doet. Het moet volgens haar ook wel van twee kanten komen. [minderjarige 1] is erg gesloten. De moeder zou graag willen weten waar zij mee bezig is en wat er in haar om gaat. Daar wil zij ook graag hulp voor krijgen. [minderjarige 2] is een andere persoonlijkheid en meer open. Het contact met haar verloopt beter. De afspraken over de contactregeling tussen [minderjarige 2] en de vader worden niet altijd nageleefd. De informatie-verstrekking over de kinderen naar de vader probeert zij zo goed mogelijk bij te houden. Dit lukt door alle drukte alleen niet altijd.
De vader is het niet eens met het verzoek. Hij vindt het niet nodig dat de ondertoezichtstelling verlengd wordt. De vader heeft in de afgelopen drie jaar geen vooruitgang gezien. Het was aan de GI om de contactregeling en communicatie te regelen, maar het is eigenlijk allemaal voor niks geweest. Hij wordt door de hulpverlening al jarenlang niet echt betrokken en onvoldoende geïnformeerd. Hij heeft ook gevraagd om inzage in rapportages van de hulpverlening. Het gaat fout in de jeugdzorg en hij vraagt zich af of de personen die werkzaam zijn bij de GI wel geregistreerd zijn. Verder wordt hij door de GI niet gehoord. Als dit wel was gebeurd, had het zover niet hoeven komen. Hij probeert het voor de kinderen wel zo goed mogelijk te doen. De kinderen moeten niet belast worden met de problemen die bij hun ouders spelen. Vooral [minderjarige 1] laat blijken dat zij erg onder de situatie gebukt gaat. De GI heeft niet gedaan wat daaraan gedaan had moeten worden. Daarom heeft het nu geen zin meer om de hulpverlening in verplicht kader voort te zetten. Wat hem betreft kan er gewoon een vaste contactregeling gelden en uitgevoerd worden. Als het incidenteel voor de kinderen of een van hen beter is daarvan af te wijken gaat hij daar in mee. Van belang is dat de kinderen met rust gelaten worden. De moeder heeft hulp nodig hoe zij als ouder en opvoeder met de kinderen om moet gaan.
[minderjarige 1] heeft uitgebreid gesproken met de kinderrechter en na afloop nog een brief met bijlagen gegeven. Zij is, kort samengevat, heel ontevreden over en teleurgesteld in de hulpverlening. Die ochtend heeft zij hierover ook een gesprek gehad met de GI nadat zij een klacht had ingediend. Zij voelt zich niet goed gehoord en niet serieus genomen. De jeugdzorg is er voor kinderen, maar zij worden niet geholpen maar juist belemmerd. Zij kan goed leren maar door dit hele gedoe is zij blijven zitten. Met haar moeder gaat het niet goed. Er is nog steeds veel ruzie en spanning thuis. Haar moeder heeft problemen en daarvoor is hulp nodig. Niet voor haar of haar zus. Tijdens het gesprek met de GI is beloofd dat er alleen nog hulp voor haar moeder komt en dat zij en haar zus met rust gelaten worden. Daar kan ze zich wel in vinden.
[minderjarige 2] heeft geschreven dat zij een verlenging niet nodig vindt. Het gaat goed tussen haar zus en haar en af en toe ook met hun moeder, alleen doet hun moeder meestal boos tegen hen. Zij en haar zus hebben het druk met school dus als dit er bij komt, wordt dat te veel voor hen.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de toelichting op de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat nog steeds is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
De kinderrechter overweegt dat er nog altijd zorgen zijn over de thuissituatie bij de moeder. Enige tijd geleden zijn de verbale en fysieke conflicten tussen de moeder en met name [minderjarige 1] hoog opgelopen. De moeder was haar gezag verloren en er is actieve hulpverlening ingezet in de vorm van MST. Ook is zorgelijk wat [minderjarige 1] tijdens het kindgesprek en in haar brief naar voren heeft gebracht. Duidelijk is geworden dat de moeder een lastige periode heeft doorgemaakt, maar langzaamaan haar problemen te boven aan het komen is. MST heeft de moeder op weg geholpen, maar hierin dienen nog de nodige stappen te worden gezet. Er dient vervolghulp ingezet te worden zodat de moeder het geleerde de komende periode vast kan houden, zodat de conflicten blijven afnemen. Ook is van belang dat de kinderen, die geen actieve rol hebben gespeeld tijdens de MST, in kunnen gaan zien welke stappen de moeder heeft gezet. De vader is het niet eens met de verlenging, omdat de ondertoezichtstelling volgens hem niets heeft opgeleverd. Dat neemt echter niet weg dat er nog zorgen zijn en de hulpverlening voor de moeder voortgezet moet worden. De moeder werkt weliswaar mee met de benodigde hulpverlening, maar heeft behoefte aan een voortzetting van de ondertoezichtstelling om haar te kunnen blijven ondersteunen. De kinderrechter acht van belang dat de GI nu nog betrokken blijft. Hoewel toegewerkt zal moeten worden naar een beëindiging van de ondertoezichtstelling, kan met behulp van de GI de ingezette hulpverlening voor de moeder bestendigd en gemonitord worden en voor [minderjarige 1] haar toekomstplan richting meerderjarigheid tot stand gebracht kan worden.
De kinderrechter zal daarom conform het verzoek van de GI de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengen voor de duur van zes maanden, te weten tot 16 maart 2024 (artikel 1:260, eerste lid, BW).

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met ingang van 16 september 2023 tot 16 maart 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 september 2023 door mr. Oomes, kinderrechter, in tegenwoordigheid van Baremans, als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 28 september 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
’s-Hertogenbosch.