ECLI:NL:RBZWB:2023:7066

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 september 2023
Publicatiedatum
10 oktober 2023
Zaaknummer
C/02/412988 / JE RK 23-1488 - C/02/413817 / JE RK 23-1613 - C/02/413820 / JE RK 23-1615
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Mr. Sumner
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 22 september 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft de Stichting Jeugdbescherming Brabant, als gecertificeerde instelling, gemachtigd om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen tot 30 september 2024. Tevens is er een spoedmachtiging verleend voor uithuisplaatsing van [minderjarige] in een netwerkpleeggezin, met ingang van 30 september 2023 tot 30 maart 2024. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkelingsbedreiging voor [minderjarige] nog niet voldoende is afgenomen, ondanks de inspanningen van de moeder om haar situatie te verbeteren. De moeder heeft aangegeven dat zij hard aan zichzelf werkt en dat er sinds anderhalve week geen middelengebruik meer is. De vader is in deze procedure aangemerkt als informant, aangezien hij niet met het ouderlijk gezag is belast. De kinderrechter heeft de verzoeken van de GI toegewezen, waarbij de belangen van [minderjarige] voorop staan. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de maatregelen direct in werking treden, ongeacht een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/412988 / JE RK 23-1488 (verlenging ondertoezichtstelling)
C/02/413817 / JE RK 23-1613 (spoedmachtiging uithuisplaatsing)
C/02/413820 / JE RK 23-1615 (machtiging uithuisplaatsing)
Datum uitspraak: 22 september 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en (spoed) machtiging uithuisplaatsing
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
locatie Etten-Leur,
gecertificeerde instelling, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2013 te [geboorteplaats],
hierna te noemen [minderjarige].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats].
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats].

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het op 17 augustus 2023 van de GI ontvangen verzoekschrift, gedateerd
16 augustus 2023;
- het op 7 september 2023 ingekomen antwoordformulier van de vader;
- het mondelinge verzoek tot een spoed machtiging uithuisplaatsing van
13 september 2023;
- het op 14 september 2023 van de GI ontvangen verzoekschrift met bijlagen gedateerd 14 september 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 22 september 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
- de vader;
- een vertegenwoordiger van de GI.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
2.2.
[minderjarige] woont bij de moeder.
2.3.
Bij beschikking van 30 september 2022 heeft de kinderrechter [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 30 september 2022 tot 30 september 2023.

3.De (resterende) verzoeken

3.1.
Aan de orde is een verzoek van de GI ertoe strekkende de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van één jaar, te weten tot 30 september 2024, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De GI heeft tevens verzocht om [minderjarige] uit huis te plaatsen met spoed voor de duur van vier weken. Bij beschikking van 14 september 2023 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verleend voor [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg (te weten bij de buren als netwerkpleeggezin), dan wel een accommodatie jeugdhulp voor een beperkte periode, te weten ingang van 14 september 2023 tot 28 september 2023. De behandeling van het resterend spoedverzoek en van het verzoek om voor de duur van de ondertoezichtstelling een reguliere machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen van [minderjarige] in een netwerkvoorziening, te weten bij de buren van [minderjarige] (netwerkpleeggezin) dan wel een plaatsing in een accommodatie jeugdhulpaanbieder te verlenen is aangehouden tot de nadere mondelinge behandeling.
3.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI haar verzoek aldus gewijzigd, dat thans wordt verzocht een machtiging te verlenen om [minderjarige] uit huis te plaatsen bij oma (moederszijde) voor een periode van zes maanden.

4.Het standpunt van de verzoeker

4.1.
Ter onderbouwing van het verzoek is door de GI - samengevat - het navolgende aangevoerd.
4.2.
De ontwikkelingsbedreiging voor [minderjarige] is nog niet voldoende afgenomen. Hoewel de moeder hard met zichzelf aan de slag is gegaan, is een ondertoezichtstelling nog steeds noodzakelijk om stabiliteit te creëren en de moeder te ondersteunen in haar ouderrol.
De ondersteuning aan moeder is een lange tijd geleden ingezet, maar wegens wachtlijsten kon geen goed vervolg daaraan worden gegeven. Binnenkort volgt een intakegesprek en dan moet de moeder laten zien dat zij in staat is voldoende stabiliteit voor [minderjarige] te bieden.
4.3.
De (spoed)machtiging uithuisplaatsing is verzocht naar aanleiding van een incident vorige week. [minderjarige] is weggelopen en uiteindelijk door de buren gevonden. Daarbij is de assistentie van de politie nodig geweest. Op dat moment is verzocht dat [minderjarige] bij de buurvrouw mocht verblijven, maar inmiddels is meer zicht op de situatie gekomen en wenst de GI [minderjarige] bij haar oma (moederszijde) te plaatsen. Een plaatsing bij oma (moederszijde) zal op de middellange termijn meer kans van slagen hebben en zal de moeder in staat stellen om de nodige stappen te zetten in haar eigen ontwikkeling.

5.De standpunten van de belanghebbende

5.1.
De moeder is het eens met de verzoeken. Op dit moment is er veel onderlinge wrijving in de verhouding tussen haar en [minderjarige]. Sinds gisteren is [minderjarige] weer bij haar oma gaan wonen en de moeder hoopt dat de situatie nu zal gaan stabiliseren. Hoewel zij graag wil dat [minderjarige] zo snel mogelijk weer bij haar komt wonen, vindt zij het fijn dat er nu rust komt doordat [minderjarige] bij haar oma woont. Tenslotte merkt de moeder op dat zij goed aan zichzelf werkt en dat sinds anderhalve week er geen sprake meer is van middelengebruik.

6.De beoordeling

Gezag van de vader

6.1.
Alvorens in te gaan op de voorliggende verzoeken, overweegt de kinderrechter het volgende ten aanzien van de gezagspositie van vader. In de beschikking van deze rechtbank van 30 september 2022 staat vermeld dat de vader met het ouderlijk gezag is belast. In de beschikking van deze rechtbank van 13 september 2023 staat dat de vader niet met het gezag is belast. Een ondertoezichtstelling richt zich tot de ouder met gezag. Het is dan ook van belang dat duidelijk wordt wat de gezagspositie van de vader is.
6.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Beide ouders zijn in het buitenland geboren, maar [minderjarige] is in Nederland geboren. Gelet op de internationale aanknopingspunten dient het toepasselijk recht op het van rechtswege krijgen van gezag te worden bepaald. De vraag of de vader van rechtswege met het ouderlijk gezag is belast wordt beheerst door het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996. Op grond van artikel 16 lid 1 van dit Verdrag dient het recht van het land van de gewone verblijfplaats van het kind te worden toegepast op deze vraag. In dit geval, ongeacht de nationaliteit van [minderjarige], is het Nederlandse recht van toepassing. Hoewel de vader [minderjarige] erkend heeft, hebben de ouders het ouderlijk gezag niet aangetekend in het gezagsregister op grond van artikel 1:252 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Dit betekent dat de vader niet is belast met het ouderlijk gezag. In deze procedure zal de vader derhalve worden aangemerkt als informant.
6.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is aan de orde gekomen dat de ouders willen dat ook de vader het gezag heeft. Dat kunnen de ouders samen regelen, eventueel met hulp van de jeugdzorgwerker.
Wettelijk kader
6.11.
Op grond van artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
6.11.
Op grond van artikel 1:260 lid 1 BW kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
6.6.
Op grond van artikel 1:265b lid 1 BW kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
6.7.
Op grond van artikel 1:265c lid 2 BW kan de rechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:265b lid 1 BW is voldaan, de duur van de machtiging uithuisplaatsing telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Beoordeling van de verzoeken
6.8.
De kinderrechter stelt vast dat de ontwikkelingsbedreiging voor [minderjarige] nog niet voldoende is afgenomen. De situatie rondom de verzorging en opvoeding van [minderjarige] is nog steeds zorgelijk, mede doordat de moeder de basale zorg aan [minderjarige] niet kan bieden. Hierdoor verblijft [minderjarige] momenteel bij oma (moederszijde). Desondanks heeft de moeder ingezien dat zij hulp nodig heeft, de hulpverlening wordt door haar inmiddels geaccepteerd. Zij heeft al anderhalve week geen middelen gebruikt en ook ziet zij in dat het voor [minderjarige] beter is om momenteel bij oma (moederszijde) te verblijven. De kinderrechter wil de moeder complimenteren met de stappen die zij gezet heeft in het belang van [minderjarige]. Deze stappen zullen hopelijk leiden tot meer stabiliteit zowel voor haar als voor [minderjarige]. Desondanks is momenteel wel aan de wettelijke vereisten voor een ondertoezichtstelling voldaan en zal dit verzoek voor de duur van een jaar, van 30 september 2023 tot
30 september 2024 worden toegewezen.
6.9.
Om continuïteit in de plaatsing van [minderjarige] bij oma (moederszijde) te verzorgen overweegt de kinderrechter als volgt. De huidige ondertoezichtstelling loopt tot 30 september 2023. De GI heeft verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen en om [minderjarige] uit huis te plaatsen. De kinderrechter begrijpt dat het verzoek betreffende een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing betrekking heeft op de
huidigeondertoezichtstelling en dat het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing betrekking heeft op de
verlengingvan de ondertoezichtstelling. Daarom zal de spoedmachtiging uithuisplaatsing worden verleend voor de resterende duur van de huidige ondertoezichtstelling, te weten tot 30 september 2023. Het verzoek tot een reguliere machtiging tot uithuisplaatsing zal ingaan vanaf
30 september 2023 voor de duur van zes maanden.
6.10.
Deze beslissing zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard omdat het in het belang van de minderjarige is dat de beslissingen direct in werking zullen treden, ongeacht een eventueel hoger beroep tegen de beslissing.
6.11
De kinderrechter beslist als volgt.

7.De beslissing

De kinderrechter:
In de zaak: C/02/412988 / JE RK 23-1488
7.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 30 september 2023 tot 30 september 2024;
In de zaken: C/02/413817 / JE RK 23-1613 en C/02/413820 / JE RK 23-1615
7.2.
verlengt de spoedmachtiging van [minderjarige] in een netwerkpleeggezin van 28 september 2023 tot 30 september 2023;
7.3.
verleent de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een netwerkpleeggezin van 30 september 2023 tot 30 maart 2024;
In de zaken: C/02/412988 / JE RK 23-1488 , C/02/413817 / JE RK 23-1613 en C/02/413820 / JE RK 23-1615
7.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Sumner, kinderrechter, en in tegenwoordigheid van Baremans als griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 september 2023. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 6 oktober 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.