ECLI:NL:RBZWB:2023:7067

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
11 oktober 2023
Zaaknummer
C/02/413233 / FA RK 23-4008 en C/02/413237 / FA RK 23-4010
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Provisioneel verzoek tot vaststelling van zorg- en contactregeling voor minderjarigen in het kader van echtscheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 oktober 2023 uitspraak gedaan in een provisioneel verzoek van de man tot vaststelling van een zorg- en contactregeling voor zijn minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De man en de vrouw, die gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uitoefenen, hebben een affectieve relatie gehad en zijn inmiddels gescheiden. De kinderen verblijven bij de vrouw, maar de man verzoekt om een regeling die hem in staat stelt om contact met hen te hebben. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw in april 2023 de omgangsregeling heeft stopgezet vanwege zorgen over het alcoholgebruik van de man. De man heeft echter aangegeven dat hij zijn leven weer op de rails heeft en vraagt om een voorlopige regeling.

Tijdens de mondelinge behandeling op 18 september 2023 zijn beide partijen verschenen, vergezeld door hun advocaten en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank heeft besloten dat de omgang tussen de man en de kinderen voorlopig begeleid zal worden door een coach. De rechtbank heeft partijen verwezen naar een (jeugd)hulpverleningstraject om de communicatie en het vertrouwen tussen hen te verbeteren. De rechtbank heeft de voorlopige zorg- en contactregeling vastgesteld, waarbij de kinderen op dinsdag van 15.00 tot 18.00 uur bij de moeder van de man zullen zijn, met de man en zijn begeleider aanwezig. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

De rechtbank heeft ook aangegeven dat de uitkomsten van het hulpverleningstraject van belang zijn voor de bodemprocedure die aanhangig is onder zaaknummer C/02/413233 / FA RK 23-4008. De rechtbank verwacht dat de advocaten van partijen uiterlijk op 17 april 2024 rapporteren over de voortgang van het traject en de voorlopige regeling. De zaak is aangehouden in afwachting van deze rapportage.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummers: C/02/413233 / FA RK 23-4008 (
bodemprocedure)
C/02/413237 / FA RK 23-4010 (
provisioneel verzoek)
datum uitspraak: 11 oktober 2023
beschikking betreffende provisioneel verzoek voorlopige zorg- en contactregeling ex artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en betreffende vaststelling (definitieve) zorg- en contactregeling
in de zaak van
[de man], hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. J. Nederlof te Tilburg,
tegen
[de vrouw] ,hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. A. Mudde-Zeevaart te Tilburg,
betreffende de minderjarigen
-
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2015 te [geboorteplaats] ,
-
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2017 te [geboorteplaats] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
-
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over de verzoeken te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 24 augustus 2023 ontvangen verzoek met 7 producties;
- de F9-formulieren van mr. Mudde-Zeevaart van 14 september 2023 met 5 producties en van 3 oktober 2023 met bijlage;
- het F9-formulier van mr. Nederlof van 2 oktober 2023 met bijlage.
1.2
De verzoeken zijn behandeld tijdens de mondelinge behandeling van 18 september 2023. Bij die gelegenheid is verschenen de man met mr. L. Ross, advocaat, namens mr. Nederlof. De man werd tevens bijgestaan door zijn begeleider/coach de heer [naam 1] . Ook is verschenen de vrouw met haar advocaat mr. A. Mudde-Zeevaart. Voorts was aanwezig mevrouw [naam 2] , vertegenwoordigster van de Raad.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben een affectieve relatie gehad, uit welke relatie de navolgende thans
nog minderjarige kinderen zijn geboren:
- [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2015;
- [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2017.
2.2
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen.
De minderjarigen verblijven bij de vrouw.
2.3
Uit het aan de echtscheidingsbeschikking van 5 augustus 2020 gehechte
ouderschapsplan blijkt dat partijen de volgende zorg- en contactregeling overeen zijn
gekomen:
De kinderen zullen om het weekend in de even weekenden bij de man verblijven. Wisselingen zullen plaatsvinden op vrijdagavond rond 17.00 uur en op zondagavond na het eten rond 18.00 uur/18.30 uur. Tevens zijn de ouders een extra contactmoment overeengekomen op de woensdagavond. Indien mogelijk in verband met de werkzaamheden van de man zullen de kinderen op woensdagavond bij hem eten. Indien de werkzaamheden dit niet toelaten, zullen ze in plaats daarvan op woensdagavond telefoon/videogesprek contact hebben tussen 18.00 uur en 18.30 uur.
Partijen zijn de volgende verdeling van de vakanties overeengekomen:
In beginsel zullen alle vakanties 50/50 worden verdeeld. Indien dit niet mogelijk is voor de vakanties van één week, zullen ze die vakantie dan enkel in de weekenden bij de man verblijven. Voor de vakanties van twee weken geldt dat de kinderen bij ieder één week zullen verblijven. De zomervakantie wordt 50/50 verdeeld in drie aaneengesloten weken.
Verder hebben partijen in het ouderschapsplan een verdeling van de feestdagen opgenomen.
De ouder bij wie de kinderen het laatst verbleven, brengt de kinderen telkens naar de andere ouder wanneer er gewisseld moet worden.

3.De verzoeken

3.1
De man verzoekt voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Bodemprocedure
Primair
I. een onbegeleide zorg- en contactregeling vast te stellen tussen de man en de minderjarigen, waarbij zij gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar in de vorm van de regeling zoals weergegeven in punt 20 van het verzoekschrift, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen zorg- en contactregeling;
II. kosten rechtens.
Subsidiair
III. een begeleide zorg- en contactregeling vast te stellen tussen de man en de minderjarigen, waarbij zij gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar in de vorm van de regeling zoals weergegeven in punt 21 van het verzoekschrift, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen zorg- en contactregeling;
Provisioneel verzoek
I. Een voorlopige/tijdelijke regeling te treffen voor wat betreft het verzoek van de man tot het vaststellen van een zorg- en contactregeling tussen hem en de minderjarigen, waarbij zij gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar zoals weergegeven in punt 22 van het verzoekschrift, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen zorg- en contactregeling.
3.2
De vrouw heeft de verzoeken van de man weersproken.
3.3
Op de standpunten van partijen en het advies van de Raad wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van de verzoeken, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

Provisioneel verzoek
4.1
Ingevolge artikel 223, eerste lid, Rechtsvordering kan tijdens een aanhangig geding iedere partij verzoeken dat de rechter een voorlopige voorziening, zoals een voorlopige omgangsregeling, zal treffen voor de duur van het geding. Een voorlopige voorziening als hier bedoeld, kan pas worden verzocht indien en nadat de bodemprocedure aanhangig is gemaakt, terwijl het incidentele verzoek moet samenhangen met het verzoek in de hoofdzaak. De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van dit incidentele verzoek aan deze criteria wordt voldaan, zodat de man ontvankelijk is in zijn verzoek.
4.2
Voor de vraag of plaats is voor toewijzing van het verzoek van de man tot vaststelling van een zorg- en contactregeling in het kader van een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 223 Rv dient de rechter, evenals in kort geding, te onderzoeken of het verzoek van de man voldoende aannemelijk is en of een spoedeisend belang bestaat.
4.3
Gebleken is dat de vrouw in april 2023 de omgangsregeling tussen de man en de kinderen heeft stopgezet. Nu van de man niet gevergd kan worden dat hij de afloop van de bodemzaak zal afwachten en hij nog langer verstoken zal blijven van omgang met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , staat het spoedeisend belang van de man bij zijn provisioneel verzoek voldoende vast.
4.4
Tijdens de mondelinge behandeling blijkt dat de vrouw de omgangsregeling heeft stopgezet, omdat zij in april 2023 bemerkte dat de man wederom een terugval had in zijn alcoholgebruik. De man beaamt dat hij in april een terugval heeft gehad in zijn alcoholgebruik. Volgens de man kent hij momenteel echter weer een stabiel leven, heeft hij een baan, heeft hij een vriendin die niet drinkt en ondervindt hij veel steun van zijn begeleider.
De man acht het van belang dat er een (voorlopige) omgangsregeling wordt vastgesteld.
4.5
Alvorens te beslissen dient de rechter, op grond van artikel 1:253a lid 5 Burgerlijk Wetboek een vergelijk tussen beide ouders te beproeven. Met partijen is tijdens de mondelinge behandeling afgesproken dat de omgang tussen de man en de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voorlopig begeleid zal worden door de begeleider/coach van de man, de heer [naam 1] voornoemd, die zich daartoe ter zitting bereid heeft verklaard. Over de concrete invulling van de omgang zullen partijen met hun advocaten nader in gesprek gaan. Afgesproken is dat de advocaten van partijen de rechtbank binnen korte termijn na afloop van de mondelinge behandeling zullen berichten over de precieze invulling van de tussen hen afgesproken voorlopige omgangsregeling tussen de man en de minderjarigen.
4.6
Uit de van hun advocaten ontvangen brieven blijkt dat partijen overleg hebben gevoerd, waarbij zij mevrouw [naam 2] om input hebben gevraagd. Partijen zijn in het kader van het provisionele verzoek tot de volgende afspraken gekomen:
- de kinderen gaan voorlopig op dinsdag van 15.00 uur tot 18.00 uur naar de moeder van de man, voor het eerst op dinsdag 10 oktober 2023. Daar zal de man aanwezig zijn en zijn begeleider de heer [naam 1] . De heer [naam 1] zal de bezoeken begeleiden;
- de vrouw haalt en brengt de kinderen;
- partijen verzoeken de rechtbank om hen door te verwijzen naar het UHA voor het evalueren van dit begeleid contact en om hen te begeleiden bij herstel van vertrouwen en hun oudercommunicatie. Waar nodig kan binnen het UHA ook begeleiding voor de kinderen worden ingezet. Aangezien partijen een traject bij De Gezinsmanager hebben gevolgd, geven zij er de voorkeur aan dat De Gezinsmanager hen opnieuw zal begeleiden.;
- voor het geval de hulpverlening via het UHA niet op korte termijn kan starten, zal mevrouw [naam 2] van de Raad contact opnemen met de heer [naam 1] om het begeleid contact te evalueren. Dat zal in ieder geval na het vierde contactmoment op 21 november 2023 gebeuren en vervolgens weer in januari 2024. Er wordt dan bezien of er tot uitbreiding van de zorg- en contactregeling kan worden gekomen;
- de uitkomst van het UHA zal worden meegenomen in de bodemprocedure;
- de man zal daarnaast toestemming verlenen voor het aanvragen door de vrouw van identiteitsbewijzen van de kinderen.
Partijen verzoeken om de gemaakte voorlopige afspraken in de te geven beschikking vast te
leggen.
4.7
Zoals hiervoor overwogen bestaat er bij de vrouw nog een gebrek aan vertrouwen in de man, waardoor het haar niet lukt om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op onbegeleide wijze contact te laten hebben met de man. Hiernaast verdient verbetering van de oudercommunicatie de nodige aandacht. Het lukt partijen nog niet de problemen tussen hen zelfstandig op te lossen. De rechtbank ondersteunt daarom (net als de Raad) het verzoek van partijen om voor hen en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een passend (jeugd)hulpverleningstraject bij een zorgaanbieder in te zetten.
De rechtbank zal partijen dan ook voor (jeugd)hulpverlening verwijzen naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio Midden-Brabant. De verwijzing heeft op 11 oktober 2023 plaatsgevonden met het verzenden van het verwijzingsformulier naar het loket. Deze beschikking geldt als bevestiging dat partijen met de doorverwijzing hebben ingestemd.
4.8
Met de inzet van het (jeugd)hulptraject gaan partijen werken aan het behalen van de volgende resultaten:
- de ouders hebben inzicht in de (psychologische) gevolgen van de scheiding voor het
kind;
- het kind heeft een stem in het scheidingsproces, voelt zich gehoord en gesteund.
- de (gezagdragende) ouders zorgen voor afspraken en beslissingen die in het belang
zijn van het kind;
- het kind en de (gezagdragende) ouders hebben onbelast contact met elkaar;
De resultaten zijn ook vastgelegd in een resultatenlijst. Deze lijst is aan deze beschikking gehecht (bijlage 1).
Ten aanzien van het verdere verloop van het traject overweegt de rechtbank als volgt.
4.9
Na afloop van het (jeugd)hulpverleningstraject maakt de zorgaanbieder een rapportage op over het verloop en het resultaat van het traject. Deze rapportage wordt als bijlage bij het door de gemeente/toegang op te maken rapport gevoegd. Tussen partijen is een bodemprocedure aanhangig, bekend onder zaaknummer C/02/413233 / FA RK 23-4008.
Voor het doorlopen van een (jeugd)hulpverleningstraject wordt standaard een termijn van 6 maanden aangehouden.
Gelet hierop verzoekt de rechtbank het loket om de volledige UHA rapportage uiterlijk
17 april 2024, of zoveel eerder als mogelijk is, in de hiervoor genoemde
bodemprocedurein te brengen. Op verzoek van het loket en/of de gemeente/toegang kan de rechtbank deze termijn verlengen. Dit verzoek moet gemotiveerd worden gedaan. Als de verlenging wordt toegestaan dan geeft de rechtbank een nieuwe pro forma datum door.
4.1
Als de hulp heeft geleid tot een positief resultaat, stelt de rechtbank partijen (en hun advocaten) in de gelegenheid zich binnen twee weken na ontvangst van de eindrapportage uit te laten of een mondelinge behandeling in de bodemprocedure nog nodig is. De advocaten maken in hun reactie kenbaar wat het resultaat van de hulpverlening betekent voor de in die procedure gedane verzoeken met betrekking tot het de kinderen.
4.11
Als de hulp niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat verzoekt de rechtbank het loket de volledige UHA rapportage ook direct toe te sturen aan de Raad. De Raad toetst en beoordeelt dan of een onderzoek of interventie zal worden verricht. De Raad informeert de rechtbank binnen twee weken na ontvangst van de eindrapportage of er aanleiding is een onderzoek of interventie te starten.
4.12
Wanneer de Raad geen aanleiding ziet voor een onderzoek of interventie, maar op grond van de UHA rapportage direct een advies kan geven, stelt de rechtbank partijen (en hun advocaten) in de gelegenheid zich over dit advies, alsmede over het verdere procesverloop uit te laten.
4.13
Wanneer de Raad een onderzoek wel noodzakelijk vindt, dan verzoekt de rechtbank de Raad dit onderzoek te verrichten en daarover in de bodemprocedure bekend onder zaaknummer C/02/413233 / FA RK 23-4008 een rapport en advies in te dienen ter beantwoording van de volgende vragen:
- Welke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken door de ouders komt het meest
tegemoet aan de belangen van de minderjarigen?
- Hoe dient de regeling qua aard, duur en frequentie vorm gegeven te worden?
4.14
Deze beschikking is een verzoek aan de Raad om dit onderzoek te verrichten, indien het traject niet is gestart of niet positief wordt afgesloten én de Raad dat onderzoek noodzakelijk acht.
4.15
Na een onderzoek of interventie van de Raad stelt de rechtbank partijen (en hun advocaten) in de gelegenheid om binnen een termijn van 14 dagen op de rapportage van de Raad te reageren en zich uit te laten over het verdere procesverloop.
4.16
Nu de rechtbank (met de Raad) de tussen partijen afgesproken regelingen over de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , waaronder over de (voorlopige) zorg- en contactregeling en de verwijzing naar het hulpverleningstraject, in het belang van de minderjarigen acht, zal zij het provisionele verzoek van de man in die zin (bij eindbeschikking) afdoen.
4.17
De rechtbank zal, gelet op de aard van de maatregel, de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.
Bodemprocedure
4.18
De rechtbank verwacht dat de advocaten van partijen haar uiterlijk op dinsdag 17 april 2024 zullen informeren omtrent de uitkomsten van het ingezette (jeugd)hulpverleningstraject, zoals over het verloop van de voorlopige zorg- en contactregeling, en dat zij daarbij zullen aangeven of zij een mondelinge behandeling van het verzoek wensen dan wel instemmen met verdere schriftelijke afdoening.

5.De beslissing

De rechtbank
Provisioneel verzoek
bepaalt dat de man en de minderjarigen
1. [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2015;
2. [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2017;
in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
voorlopiggerechtigd zijn tot
het hebben van contact met elkaar bij de moeder van de man op dinsdag van 15.00 uur tot
18
uur, voor het eerst op dinsdag 10 oktober 2023. Daar zal de man aanwezig zijn en zijn
begeleider de heer [naam 1] . De heer [naam 1] zal de bezoeken begeleiden. De vrouw
haalt en brengt de kinderen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
verwijst partijen en hun minderjarige kinderen voor een (jeugd)hulptraject ten behoeve van de hierboven genoemde resultaten naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio Midden-Brabant. Het loket zal ouders en kinderen vervolgens via de toegang van de woonplaatsgemeente van de minderjarigen verwijzen naar de zorgaanbieder;
verzoekt het loket om uiterlijk
dinsdag 17 april 2024, of zoveel eerder als mogelijk is, in de
bodemprocedurebekend onder zaaknummer C/02/413233 / FA RK 23-4008 de rapportage over het verloop en het resultaat van het (jeugd)hulpverleningstraject ter griffie in te dienen;
verzoekt het loket, wanneer het traject niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat, de UHA rapportage ook direct toe te sturen aan de Raad;
verzoekt de Raad binnen veertien dagen na ontvangst van de UHA rapportage de rechtbank te informeren of hij aanleiding ziet een onderzoek of interventie te starten;
verzoekt de Raad, regio Zeeland, West- en Midden-Brabant, locatie Breda wanneer het (jeugd)hulptraject niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat, dan wel als de Raad daartoe zelf aanleiding ziet, ten behoeve van de bodemprocedure bekend onder zaaknummer C/02/413233 / FA RK 23-4008 onderzoek in te stellen ter beantwoording van de in rechtsoverweging 4.13 opgenomen vragen en daarover te rapporteren en te adviseren;
verzoekt de Raad zijn rapport en advies binnen vier maanden nadat de Raad de rechtbank heeft laten weten dat een onderzoek of interventie zal worden verricht bij de rechtbank in te dienen, zulks onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift van dit rapport en advies aan de advocaten van partijen.
Bodemprocedure
houdt de behandeling van deze zaak aan tot
dinsdag 17 april 2024 pro forma, in afwachting van bericht van de advocaten van partijen over het resultaat van het ingezette (jeugd)hulpverleningstraject zoals het verloop van de voorlopige zorg- en contactregeling en de manier waarop de zaak verder moet worden afgedaan;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Triest, en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2023, in tegenwoordigheid van Van Dongen, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op: [1]

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.