In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 oktober 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van een voorlopige zorgregeling tussen de ouders van een minderjarige. De vrouw verzocht om wijziging van de zorgregeling die op 28 juni 2023 was vastgesteld, omdat zij zich zorgen maakte over de mentale toestand van de man en de veiligheid van de minderjarige. De man voerde verweer en stelde dat de zorgregeling goed was verlopen. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 september 2023 werd duidelijk dat er een relevante wijziging van omstandigheden was, aangezien de man zijn woning had moeten verlaten en sindsdien andere woonruimte had. De rechtbank oordeelde dat de eerdere zorgregeling niet in stand kon blijven, maar dat er geen objectieve contra-indicaties waren voor onbegeleide contacten tussen de man en de minderjarige. De rechtbank heeft de zorgregeling aangepast, zodat de minderjarige op schooldagen na schooltijd bij de man verblijft en de ouders gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor het halen en brengen van de minderjarige. De rechtbank benadrukte het belang van samenwerking tussen de ouders in het belang van de minderjarige en dat er geen gewoon rechtsmiddel openstaat tegen deze beslissing.