5.7.De kinderrechter verwacht dat gedurende de ondertoezichtstelling wordt gewerkt aan het behalen van de volgende doelen, te weten:
- [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3] groeien op in een fysiek en emotioneel veilige opvoedingsomgeving, waarbij zij worden gestimuleerd in hun ontwikkeling en er duidelijkheid, voorspelbaarheid, stabiliteit, rust en regelmaat wordt geboden maar ook steun, troost en affectie aanwezig is.
- [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zijn geen getuige meer van ruzies tussen de ouders of andere volwassenen.
- [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3] hebben een veilig en onbelast contact met hun beide ouders, zij ervaren de ruimte om de band met beide ouders te onderhouden en hun loyaliteit naar beide ouders vorm te geven.
- [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3] horen hun ouders positief (of in ieder geval neutraal) en met respect over en met elkaar spreken.
- [minderjarige 1] ervaart voldoende educatief onderwijs passend bij haar ontwikkeling.
- De ouders vinden een manier waarbij zij op een constructieve manier kunnen samenwerken/communiceren in het belang van [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3].
- De ouders benutten de geïndiceerde hulpverlening voor zichzelf en/of voor [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3].
- De ouders komen de gemaakte afspraken met elkaar en met anderen na en stellen het ouderschap van [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3] centraal.