In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 september 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing en een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De verzoeken zijn ingediend door de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, de gecertificeerde instelling (GI), die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling van [minderjarige]. De kinderrechter heeft de ouders van [minderjarige] als belanghebbenden aangemerkt, evenals de grootouders vaderszijde. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] sinds 23 augustus 2023 bij haar grootouders verblijft en dat dit verblijf goed verloopt. De ouders hebben hun toestemming gegeven voor deze situatie en zijn van mening dat dit de beste plek is voor [minderjarige]. De kinderrechter heeft in eerdere beschikkingen al verschillende machtigingen tot uithuisplaatsing verleend, en de huidige verzoeken zijn een voortzetting van deze procedure. De kinderrechter heeft de verzoeken van de GI toegewezen, omdat er voldaan wordt aan de wettelijke criteria voor zowel de machtiging tot uithuisplaatsing als de voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp. De kinderrechter heeft geoordeeld dat het noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] en dat de voorwaarden voor de gesloten jeugdhulp zijn vastgesteld in een hulpverleningsplan. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.