ECLI:NL:RBZWB:2023:7098

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 september 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
02/801082-10
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van een zwakbegaafde man met psychische stoornissen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 september 2023 de termijn van de terbeschikkingstelling (tbs) van de betrokkene met één jaar verlengd. De rechtbank deed dit op basis van een vordering van de officier van justitie, die de verlenging van de tbs met verpleging van overheidswege vroeg. De betrokkene, geboren in 1979, verblijft momenteel in een tbs-instelling en heeft een geschiedenis van ernstige psychische problemen, waaronder een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een verslaving aan verschillende middelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene nog steeds een verhoogd risico op recidive vertoont, ondanks positieve ontwikkelingen in zijn behandeling en resocialisatie.

De rechtbank heeft de procesgang besproken, waarin de betrokkene in 2011 werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden en tbs met voorwaarden. De tbs is sindsdien meerdere keren verlengd, en de laatste verlenging vond plaats op 20 september 2022. Tijdens de zitting op 15 september 2023 zijn zowel de officier van justitie als de betrokkene, bijgestaan door zijn raadsvrouw, gehoord. De tbs-instelling heeft in haar rapport geadviseerd om de tbs met één jaar te verlengen, gezien de kwetsbaarheid van de betrokkene en het risico op terugval in oud gedrag.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verlenging van de tbs eist. Hoewel de betrokkene positieve stappen heeft gezet in zijn behandeling, is er nog steeds begeleiding binnen een strikt kader noodzakelijk. De rechtbank heeft de verzoeken van de verdediging om een tussentijdse toetsing en een voorwaardelijke beëindiging van de tbs afgewezen, maar heeft wel de mogelijkheid van een voorwaardelijke beëindiging in de toekomst open gelaten, afhankelijk van de verdere ontwikkeling van de betrokkene.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02/801082-10
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 29 september 2023
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van
[betrokkene]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979
thans verblijvende in [verblijfplaats] , [adres]

1.De stukken

Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
- de vordering van de officier van justitie d.d. 14 augustus 2023, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling (hierna tbs) met één jaar;
- de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van [ggz-instelling] (hierna: de tbs-instelling) van week 13 in 2022 t/m week 29 in 2023;
- het rapport van de tbs-instelling d.d. 31 juli 2023, waarin het verlengingsadvies is vermeld.

2.De procesgang

Bij beslissing van de rechtbank van 29 augustus 2011 is [betrokkene] , wegens twee bedreigingen en een poging tot zware mishandeling veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden en tbs met voorwaarden.
Daarbij heeft de rechtbank geconstateerd dat het gaat om een misdrijf als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De tbs is op 30 september 2011 aangevangen.
De tbs met voorwaarden is bij beslissing van de rechtbank Breda van 3 mei 2012 omgezet in
een tbs met verpleging van overheidswege.
De tbs is laatstelijk bij beslissing van 20 september 2022 verlengd voor een termijn van één jaar.
Tijdens het onderzoek ter openbare terechtzitting van de rechtbank van 15 september 2023 is de officier van justitie mr. I.M. Peters gehoord.
Tevens is [betrokkene] gehoord, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. N.M.E. Verpaalen, advocaat te Breda.
Voorts is de [deskundige] , GZ-psycholoog bij de tbs-instelling, gehoord.

3.Het advies van de tbs-instelling

De tbs-instelling schrijft in haar rapport dat [betrokkene] een zwakbegaafde, kwetsbare man is. Daarnaast is hij gediagnosticeerd met een antisociale persoonlijkheidsstoornis met borderline-trekken, een ongespecificeerde psychotische stoornis en een stoornis in het gebruik van opioïden, alcohol en cannabis, welk gebruik grotendeels in remissie is in een gereguleerde omgeving. [betrokkene] is nog altijd beperkt leerbaar en heeft nauwelijks probleeminzicht. Door zijn nog aanwezige vijandige houding richting anderen bestaat een verhoogd risico op conflicten en verbale of fysieke agressie.
Het behandelteam van de instelling is van mening dat het resocialisatietraject van [betrokkene] stapsgewijs vorm gegeven moet worden, omdat hij bij een eerdere resocialisatiepoging destabiliseerde en teruggeplaatst moest worden in een gesloten setting. [betrokkene] is in augustus 2022 middels opnieuw verkregen transmuraal verlof doorgestroomd naar de besloten behandelafdeling [afdeling 1] op het terrein van de kliniek en in november 2022 naar een appartement op de open uitstroom-/resocialisatieafdeling [afdeling 2] . Op 22 mei 2023 is hij uitgeplaatst naar [verblijfplaats] . Hij heeft de afgelopen periode gewerkt aan zijn behandeling, is van medicatie veranderd en heeft een opfriscursus gevolgd van de module Grip op Agressie. [betrokkene] heeft volgens de kliniek laten zien dat hij stabiel kan blijven functioneren in een meer open context. Ook is [betrokkene] medicatietrouw gebleken en heeft hij het afgelopen jaar geen fysieke agressie meer laten zien.
De komende periode zal vanuit de instelling worden gewerkt aan het opbouwen van onbegeleide verloven op het terrein en in de regio, aan het aanvragen en opbouwen van onbegeleide landelijke vrijheden en aan het toetsen van de begeleidbaarheid van [betrokkene] bij [verblijfplaats] . Bij langere tijd stabiel functioneren zal de reclassering worden betrokken in het kader van het Forensisch Psychiatrisch Toezicht (FPT).
De instelling acht het van belang dat het huidige risicomanagement en de bejegening wordt gecontinueerd om de kans op recidive zo klein mogelijk te houden. Zij verwacht dat [betrokkene] in de toekomst afhankelijk zal blijven van ondersteuning, structuur en toezicht binnen een specialistische 24-uurs zorginstelling. Wanneer de tbs-maatregel nu zou worden beëindigd en [betrokkene] zonder toezicht en begeleiding vrij in de maatschappij zou komen te staan, is de kans op herhaling van een delict nog onverminderd hoog.
De tbs-instelling heeft geadviseerd in haar rapport de tbs te verlengen met één jaar.
Ter zitting heeft de [deskundige] daaraan nog toegevoegd dat in oktober 2023 een nieuwe casemanager wordt aangesteld en begin 2024 een verlofevaluatie plaatsvindt. In dit verband is het van belang dat overeenstemming over het perspectief voor [betrokkene] wordt bereikt. Indien [betrokkene] dan nog altijd stabiel functioneert, kan de reclassering worden ingeschakeld. [deskundige] acht het niet reëel om de reclassering nu reeds te vragen om de mogelijkheden voor een voorwaardelijke beëindiging te bekijken, omdat de aanvraag voor landelijk onbegeleid verlof nog loopt. Zij vindt het onwenselijk om “het laatste stukje in het traject af te raffelen”. In eerdere situaties heeft [betrokkene] immers laten zien dat het daardoor mis kan gaan.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie is ter zitting bij de vordering de tbs met één jaar te verlengen gebleven. Zij is van mening dat [betrokkene] op de goede weg is en dat het van belang is dat hij dit vasthoudt met het oog op een voorwaardelijke beëindiging. De komende periode moet duidelijk worden of [betrokkene] zelfstandig of begeleid kan gaan wonen en dient de reclassering bij zijn resocialisatie te worden betrokken.

5.Het standpunt van de verdediging

[betrokkene] heeft verklaard dat het goed met hem gaat in [verblijfplaats] . Als dagbesteding, verricht hij vier dagdelen per week tuinwerkzaamheden en verzorgt hij dieren. Hij zegt al veel tijd alleen door te brengen en momenteel weinig zorg en begeleiding te hebben.
[betrokkene] vindt het moeilijk te begrijpen waarom de tbs steeds moet worden verlengd. Te meer, omdat zijn behandeling succesvol is afgerond. Nadat het twee jaar geleden mis is gegaan, heeft hij alles weer snel opgebouwd. Hij geeft aan afspraken te hebben gemaakt met het personeel van de kliniek en tijdig te ventileren als er wat speelt, ook al heeft hij zelf iets fout gedaan. [betrokkene] zou graag op zichzelf gaan wonen.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat [betrokkene] goede stappen maakt. Hij wordt inmiddels niet meer behandeld. Hij is in positieve zin veranderd sinds de tijd dat hij het indexdelict heeft gepleegd. Het is nu wachten totdat het tbs-traject is afgelopen. Voor het (onbegeleid) verlof moet nog een laatste stap worden gezet. De raadsvrouw verzoekt de tbs met één jaar te verlengen en daarnaast de zaak aan te houden om over zes maanden een tussentijdse toetsing te kunnen bewerkstellingen.

6.Het oordeel van de rechtbank

De tbs kan slechts worden verlengd indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de tbs eist. Het recidivegevaar moet nog aanwezig zijn en dient voort te vloeien uit een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Gelet op de conclusies van de tbs-instelling en hetgeen ter zitting is besproken, wordt nog steeds voldaan aan dit wettelijke criterium. Dit wordt door de verdediging ook niet betwist. Hoewel de behandeling kennelijk is afgerond, kan op basis van het rapport van de instelling worden aangenomen dat begeleiding binnen een strak verplicht kader thans nog noodzakelijk is.
Ten aanzien van de duur van de verlenging heeft de rechtbank conform vaste jurisprudentie in aanmerking genomen dat de terbeschikkingstelling verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling en resocialisatie van de terbeschikkinggestelde in het bestaande juridisch kader meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging met een termijn van een jaar. De rechtbank ziet aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken, gelet op de positieve ontwikkelingen die [betrokkene] heeft doorgemaakt.
[betrokkene] heeft in een relatief korte periode grote stappen gezet en daarmee meer vrijheden opgebouwd. Hij weet zich al geruime tijd goed staande te houden. Bovendien hebben zich geen nieuwe incidenten meer voorgedaan. Inmiddels is landelijk onbegeleid verlof aangevraagd, waarmee [betrokkene] de komende tijd gaat oefenen. Dit is naar verwachting een van de laatste grote sprongen. Tevens zal binnenkort worden bekeken welk pad qua woonvoorziening gevolgd moet worden en gaat de reclassering – als [betrokkene] stabiel blijft functioneren ‒ een belangrijke rol bij de resocialisatie spelen. Het is daarom niet ondenkbaar dat een voorwaardelijke beëindiging van de tbs volgend jaar aan de orde is.
Zoals ook de deskundige heeft opgemerkt, acht de rechtbank een voorwaardelijke beëindiging op dit moment te voorbarig, omdat ervoor gewaakt moet worden dat de laatste periode wordt “afgeraffeld” en [betrokkene] terugvalt in oude gewoonten en agressief gedrag. In dit licht wordt door de rechtbank meegewogen dat [betrokkene] ook nog maar vier maanden in [verblijfplaats] verblijft.
De raadsvrouw heeft verzocht om verlenging van de tbs én aanhouding van deze zaak voor zes maanden om een vinger aan de pols te kunnen houden. Voor deze combinatie van beslissingen bestaat echter geen juridische grondslag.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen, eist dat de tbs van [betrokkene] wordt verlengd met één jaar.

7.De beslissing.

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [betrokkene] met
één jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. D.L.J. Martens, voorzitter, mr. M. van de Wetering en mr. W.A.L. Pustjens, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. D.A.C.M. Roebroeks en is uitgesproken ter openbare zitting op 15 september 2023.
De griffier en de oudste rechter zijn niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.