ECLI:NL:RBZWB:2023:7099

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 september 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
02/112084-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling en tenuitvoerlegging van voorwaardelijke gevangenisstraf na langdurige klinische behandeling

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 september 2023 uitspraak gedaan in een vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. De veroordeelde heeft al ongeveer 33 maanden in een kliniek doorgebracht, en de rechtbank oordeelt dat het niet proportioneel is om de veroordeelde nog voor ruim een jaar naar de gevangenis te sturen. De officier van justitie had gevorderd de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf volledig ten uitvoer te leggen, omdat de veroordeelde de bijzondere voorwaarden had overtreden. De verdediging pleitte voor een gedeeltelijke tenuitvoerlegging, waarbij zij verwees naar verbeteringen in het gedrag van de veroordeelde tijdens zijn behandeling.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gedeeltelijk toegewezen, waarbij de gevangenisstraf is vastgesteld op 187 dagen. De rechtbank heeft ook de bijzondere voorwaarden met betrekking tot de klinische behandeling gewijzigd, door deze voorwaarde te laten vervallen, maar de begeleiding in een ambulant kader in stand te houden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de veroordeelde de bijzondere voorwaarden heeft overtreden, maar dat de lange duur van de klinische behandeling en het moeizame verloop van de behandeling in aanmerking moeten worden genomen bij de beslissing over de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02/112084-19
beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging
In de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen
[betrokkene]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1988,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Alphen aan de Rijn

1.De procedure

De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een aan veroordeelde opgelegde straf.
De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- het vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 december 2020;
- het advies/verslag van Verslavingszorg Noord-Nederland d.d. 17 augustus 2023;
- de vordering van de officier van justitie d.d. 17 augustus 2023;
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 15 september 2023 is de officier van justitie
mr. I.M. Peters gehoord.
Tevens is veroordeelde gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. C.J.J. Kwint, advocaat te ‘s-Gravenhage.
Verder is als deskundige gehoord de heer [deskundige] , reclasseringswerker bij Verslavingszorg Noord-Holland.

2.Het oorspronkelijke vonnis

Aan veroordeelde is bij het hiervoor vermelde vonnis een gevangenisstraf opgelegd van
540 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 374 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, met de volgende voorwaarden:
* dat veroordeelde zich gedurende een door de reclassering ( [naam 4] ) te bepalen periode (die
loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als
de reclassering noodzakelijk acht;
* dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de behandelaars van
veroordeelde in overleg met de reclassering nodig achten, zal laten opnemen in de [kliniek] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, waarbij veroordeelde meewerkt aan diagnostiek en behandeling, zolang de behandelaar in overleg met de reclassering nodig acht, en veroordeelde zich zal houden aan de huisregels en aanwijzingen die in het kader van die behandeling door die zorginstelling zullen worden gegeven. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
* dat veroordeelde zich laat behandelen door [zorgverlener] of een soortgelijke zorgverlener, te
bepalen door de reclassering. De behandeling start na het positief afronden van de
klinische opname. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig acht;
* dat veroordeelde zich zal houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener
geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de
behandeling;
* dat veroordeelde gedurende de proeftijd, na het positief afronden van de klinische opname, zal verblijven in een instelling voor beschermd of begeleid wonen, of een soortgelijke instelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, en zich zal houden aan de huisregels en aan het (dag-) programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zo lang als de reclassering noodzakelijk acht;
* dat veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
- [naam 1] , geboren op [geboortedag 2] 1988,
- [naam 2] , geboren op [geboortedag 3] 1984,
- [naam 3] , geboren op [geboortedag 4] 1982,
zo lang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht. De politie ziet toe op handhaving van
dit contactverbod;
* dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden in de verboden gebieden
,zoals opgenomen op de ‘5 kilometer verboden gebiedskaarten’ in het reclasseringsadvies
van 6 oktober 2020, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De politie ziet toe op
handhaving van dit locatieverbod;
* dat veroordeelde verplicht is de reclassering en justitie inzicht te geven in zijn telefoon-
en sociale media gebruik
.
Dit vonnis is onherroepelijk geworden op 16 oktober 2021. De voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht zijn evenwel dadelijk uitvoerbaar verklaard.

3.De beoordeling

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf volledig ten uitvoer te leggen, omdat veroordeelde de bijzondere voorwaarden heeft overtreden. Ondanks vele kansen en officiële waarschuwingen heeft veroordeelde zich onvoldoende open opgesteld naar de reclassering, heeft hij geen inzicht gegeven in zijn social mediagebruik en ligt er een nieuwe aangifte van stalking van een vrouw en een aangifte van oplichting via Marktplaats.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat het niet proportioneel is om de gehele vordering toe te wijzen en heeft daarom verzocht een deel van de voorwaardelijke straf ten uitvoer te leggen. Zij refereert zich aan het oordeel van de rechtbank hoe groot dit deel moet zijn. Door de verdediging is aangevoerd dat het beter met veroordeelde is gegaan op het moment dat hij op een andere afdeling (FPA) in [plaats] is geplaatst, totdat de aangiftes in beeld zijn gekomen. Daarbij wordt de kanttekening geplaatst dat de verdediging de stukken daarover nog niet heeft ontvangen. Verder wordt erop gewezen dat veroordeelde, anders dan de reclassering in haar rapport stelt, wél zijn systeemtherapeut heeft ingelicht over problemen die met een vrouw begonnen te spelen. Ook had hij tijdens een gesprek met de politie niet door dat dit een stopgesprek betrof. Veroordeelde heeft in de visie van de verdediging in elk geval geen algemene voorwaarde overtreden. Een enkele domme fout is onvoldoende om de gehele tenuitvoerlegging te vorderen. Hij heeft zeker ook inzet getoond en had er eerder eenvoudigweg voor kunnen kiezen om zijn straf uit te zitten.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport van Verslavingszorg Noord-Nederland d.d. 17 augustus 2023, waaruit blijkt dat de contacten met veroordeelde zeer moeizaam zijn verlopen. Hoewel veroordeelde heeft aangegeven mee te willen werken aan zijn behandeling en dit positief te willen afronden, heeft hij dit herhaaldelijk in zijn gedrag niet laten zien. Zo stelt hij zich volgens de reclassering niet open en betrouwbaar op, is hij selectief in wat hij deelt met het behandelteam, gebruikt hij middelen, is hij in het bezit van een tweede simkaart, heeft hij contact met personen die niet op de gescreende bellijst staan, vertoont hij verbale agressie naar personeel, houdt hij zich niet aan verlofafspraken en heeft hij onderling gehandeld met andere cliënten. Veroordeelde heeft tussentijds een behandelpauze gehad en er zijn in totaal vijftien officiële waarschuwingen naar hem uitgegaan. Inmiddels liggen er twee nieuwe aangiftes, van stalking en van oplichting.
De reclassering is van mening dat veroordeelde zich niet heeft gehouden aan de bijzondere voorwaarden en ziet geen mogelijkheden meer voor verdere gedragsverandering en risicobeperking. Zij adviseert ook het reclasseringstoezicht voortijdig te beëindigen.
De deskundige heeft ter zitting mondeling toegelicht dat de reclassering nog altijd achter dit advies staat en heeft benadrukt dat - anders dan de verdediging heeft aangevoerd - veroordeelde onvoldoende openheid van zaken (ten aanzien van bepaalde incidenten) heeft gegeven.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van voormeld rapport voldoende aanleiding bestaat om te concluderen dat veroordeelde de bijzondere voorwaarden die zien op het naleven van de huisregels en/of de aanwijzingen die de zorgverlener en de reclassering hebben gegeven voor de behandeling, evenals op het inzicht in zijn telefoon- en social mediagebruik heeft overtreden. Er is dus meer aan de hand geweest dan een enkele fout, zoals de verdediging stelt.
Nu veroordeelde al ongeveer 33 maanden in een kliniek heeft doorgebracht, acht de rechtbank het niet proportioneel om veroordeelde nog voor ruim een jaar (374 dagen) naar de gevangenis te sturen. De rechtbank is van oordeel dat de vordering na voorwaardelijke veroordeling van de officier van justitie om die reden slechts gedeeltelijk, te weten voor de helft van het aantal openstaande dagen, dient te worden toegewezen.
Gelet op het moeizame verloop en de duur van de behandeling in de kliniek, zal de rechtbank ambtshalve de bijzondere voorwaarde met betrekking tot de klinische behandeling wijzigen, in die zin dat zij deze voorwaarde laat vervallen. De rechtbank acht het onwenselijk dat de hulpverlening geheel wegvalt, zodat zij de voorwaarde die ziet op begeleiding in een ambulant kader in stand zal laten.

4.De beslissing.

De rechtbank:
- gelast dat een gedeelte van de voorwaardelijke gevangenisstraf, die bij vonnis d.d. 22 december 2020 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 02/112084-19, te weten een
gevangenisstraf van 187 dagen, ten uitvoer zal worden gelegd;
- wijst de vordering na voorwaardelijke veroordeling van de officier van justitie
d.d. 17 augustus 2023 voor het overige af;
- wijzigt de bijzondere voorwaarden in die zin dat
de volgende bijzondere voorwaarde vervalt:
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de behandelaars vanverdachte in overleg met de reclassering nodig achten, zal laten opnemen in de [kliniek]of een soortgelijke zorginstelling, te bepalendoor de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, waarbij verdachtemeewerkt aan diagnostiek en behandeling, zolang de behandelaar in overleg met dereclassering nodig acht, en verdachte zich zal houden aan de huisregels en aanwijzingen diein het kader van die behandeling door die zorginstelling zullen worden gegeven. Hetinnemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering eenovergang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt,werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
Deze beslissing is gegeven door mr. M. van de Wetering, voorzitter, mr. D.L.J. Martens en mr. W.A.L. Pustjens, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. D.A.C.M. Roebroeks en is uitgesproken ter openbare zitting op 29 september 2023.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.