ECLI:NL:RBZWB:2023:7101

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
C/02/412455 / JE RK 23-1375
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van Leuven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van minderjarige in complexe ouderschapskwestie met strafrechtelijk onderzoek

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 oktober 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige 1]. Het verzoek tot ondertoezichtstelling is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming Regio Oost-Brabant, in het kader van een complexe situatie tussen de ouders van [minderjarige 1]. De ouders zijn gehuwd geweest en hebben twee kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Na hun scheiding is er een zorgregeling afgesproken, maar deze is inmiddels gestagneerd. De minderjarige [minderjarige 1] heeft geen contact meer met haar vader, terwijl zij dat wel wenst, mede door het gemis van haar halfzusjes die bij de vader wonen. Er loopt een strafrechtelijk onderzoek naar een incident waarbij GHB is aangetroffen bij de jongste dochter van de vader en zijn partner, wat de situatie verder compliceert.

Tijdens de mondelinge behandeling hebben de ouders hun standpunten toegelicht. De moeder steunt het verzoek tot ondertoezichtstelling, terwijl de vader twijfelt aan de effectiviteit ervan. De kinderrechter heeft de ouders gevraagd of zij bereid zijn mee te werken aan een psychologisch onderzoek om de situatie beter te begrijpen en te verbeteren. De ouders hebben echter aangegeven dat zij eerst duidelijkheid willen over het strafrechtelijk onderzoek voordat zij verdere stappen willen ondernemen.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ouders onvoldoende bereid zijn om de noodzakelijke veranderingen door te voeren en dat er geen zicht is op verbetering van de situatie. Daarom heeft de kinderrechter het verzoek tot ondertoezichtstelling afgewezen, met de overweging dat er onder de huidige omstandigheden geen zinvolle verandering te verwachten is. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. M. van Leuven, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Snatersen, als griffier.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie: Breda
Zaaknummer: C/02/412455 / JE RK 23-1375
Datum uitspraak: 3 oktober 2023

beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO OOST-BRABANT,

hierna te noemen de Raad,
gevestigd te ’s-Hertogenbosch,
betreffende

[minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedag 1] 2009 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[de vader] ,

hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. S. Verbraak, kantoorhoudende in Oisterwijk.
De kinderrechter merkt als informante aan:

STICHTING JEUGDBESCHERMING REGIO AMSTERDAM,

uitvoerende instelling
Coöperatie Jeugd Veilig Verder,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI).

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 2 augustus 2023, waarin de rechtbank de zaak heeft verwezen naar de rechtbank Zeeland-West-Brabant, met daarbij gevoegd
het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 18 juli 2023;
- het e-mailbericht van [minderjarige 1] van 15 augustus 2023;
Op 17 augustus 2023 heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren mondeling behandeld.
Verschenen en gehoord zijn:
- de moeder,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- een vertegenwoordigster van de Raad,
- een vertegenwoordigster van de GI, die de zitting digitaal heeft bijgewoond.
Nadien zijn nog de navolgende stukken gewisseld:
- de brief van de rechtbank aan de ouders van 24 augustus 2023;
- de reactie van de moeder op de brief van de rechtbank, ingekomen op 6 september 2023;
- de reactie van de vader, ingediend door zijn advocaat, op de brief van de rechtbank, ingekomen op 6 september 2023.

De feiten

De ouders zijn gehuwd op [datum 1] 2006, welk huwelijk op [datum 2] 2016 is ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de Burgerlijke Stand van ’s-Hertogenbosch.
Uit het huwelijk zijn geboren:
[minderjarige 2] , op [geboortedag 2] 2007;
en
[minderjarige 1] op [geboortedag 1] 2009.
Het ouderlijk gezag over beide kinderen wordt uitgeoefend door de ouders.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de moeder.
Na de scheiding hebben de ouders een zorgregeling afgesproken voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , inhoudende dat de minderjarigen een ongeveer gelijk contact onderhouden met de ouders.
Deze regeling is na verloop van tijd gestagneerd en de situatie is nu dat [minderjarige 2] geen contact meer met zijn vader heeft en dat ook niet wil.
[minderjarige 1] heeft momenteel ook geen contact meer met haar vader; zij verlangt wel naar contact mede ook omdat zij haar tweehalfzusjes, [halfzusje 1] en [halfzusje 2] die bij de vader en zijn partner wonen, mist.
Er loopt een strafrechtelijk onderzoek naar een incident dat in de situatie bij de vader heeft plaats gevonden: bij de jongste dochter van de vader en zijn partner is GHB in het lichaam aangetroffen. Het onderzoek naar de achtergrond daarvan heeft tot gevolg dat, lopende dit onderzoek, nauwelijks of geen ruimte aanwezig is om de mogelijkheden te verkennen of te benutten tot invulling van contact tussen de vader en [minderjarige 1] .

Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De standpunten voorafgaande aan en tijdens de mondelinge behandeling

De Raad benoemt een ernstig bedreigde ontwikkeling van [minderjarige 1] omdat zij sinds jaren klem zit in de dynamiek tussen haar ouders. Het lukt de ouders niet om hierin verandering te brengen. De ouders zijn onvoldoende in staat en bereid onder eigen verantwoordelijkheid de bedreiging weg te nemen en hulpverlening te accepteren. De verwachting is dat de ouders de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] binnen en voor haar aanvaardbare termijn weer kunnen dragen.
De moeder ondersteunt het verzoek tot ondertoezichtstelling.
De vader betwijfelt het nut van een ondertoezichtstelling. Er is veel hulpverlening geweest, daar is steeds aan meegewerkt, maar het heeft allemaal niet geholpen. De vader verwijst naar het ernstige incident in zijn situatie: zo lang er geen antwoorden zijn op vragen rondom dat incident kan de vader geen invulling geven aan het contact met [minderjarige 1] zoals dat er voorheen was. Voor de vader voelt de situatie als zeer onveilig. Hij vraagt zich af wat helpend zou kunnen zijn.
De GI zal, als er een ondertoezichtstelling komt, systemisch te werk gaan. Het gaat niet om jonge kinderen. Er zal met de ouders moeten worden gesproken. Wat is nodig om veilig op te groeien. Verandering tot stand brengen zal niet eenvoudig zijn.
[minderjarige 1] voelt niets voor een ondertoezichtstelling. Zij heeft dat per mail aan de kinderrechter duidelijk gemaakt.

Reacties na de mondelinge behandeling

De kinderrechter heeft twee vragen geformuleerd aan het adres van de ouders ter overdenking en ter beantwoording na afloop van de mondelinge behandeling.
De vragen:
Kunnen de ouders, gelet ook op het verloop van de mondelinge behandeling, instemmen met een ondertoezichtstelling voor [minderjarige 1] ?
Zijn de ouders bereid zich tot een psychiater of daarmee vergelijkbare professional te wenden voor een verklarend onderzoek dat duidelijk maakt hoe de bestaande situatie rond de ouders en de kinderen is ontstaan en vervolgens wordt ingezet op conflict bemiddeling tussen de ouders om tot een werkbare situatie te geraken?
De vader antwoordt op vraag 1 dat hij geen meerwaarde ziet in de ondertoezichtstelling voor [minderjarige 1] : alles is, met medewerking van de ouders, al geprobeerd. De ouders hebben ook tijdens de mondelinge behandeling wederom toegezegd aan alles wat nodig is mee te werken. Een ondertoezichtstelling voegt dan niets toe. Een (andere) vorm van regievoering zou wel welkom zijn.
Op vraag 2 antwoordt de vader dat hij wel zou willen meewerken aan een onderzoek door een psychiater, maar pas wanneer het strafrechtelijk onderzoek zal zijn afgerond. Op dit moment wordt er te weinig ruimte ervaren.
De moeder staat nog steeds achter een ondertoezichtstelling voor [minderjarige 1] . Ten aanzien van het onderzoek door een psychiater antwoordt ook de moeder dat zij daar pas ruimte voor ziet nadat er duidelijkheid zal zijn gekomen in de strafzaak inzake voornoemd incident.

De beoordeling

Wettelijk kader
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, van het BW, in staat zijn te dragen.
Overwegingen
Uit de overgelegde stukken, de mondelinge behandeling en de nadien door de ouders gegeven antwoorden blijkt het volgende.
In deze kwestie spelen gebeurtenissen uit de historie die een zeer bijzonder licht werpen op deze zaak. Het voorbeeld van het GHB incident is in deze beslissing benoemd. Uit het uitgebreider raadsrapport valt af te leiden dat er ook andere incidenten zijn geweest.
Niet is te achterhalen wat ten grondslag heeft gelegen aan het uiteindelijk volledig stagneren van een ouderschapsregeling die een vorm van co-ouderschap heeft ingehouden, die ook enige of misschien zelfs geruime tijd heeft gelopen.
Het verleden is dus tot heden niet gereconstrueerd. Hoe langer het duurt voordat daarmede een echte start wordt gemaakt, des te complexer zo’n onderzoek in deze merkwaardige zaak zal zijn. Om die reden heeft de kinderrechter de ouders gevraagd of zij aan een onderzoek door een psychiater hun medewerking zouden willen verlenen, niet om tot een individuele diagnose te geraken, maar om de botsing van de twee karakters met deze ver strekkende gevolgen inzichtelijk en beheersbaar te krijgen.
En wat doen de ouders: die kiezen voor het afwachten van de resultaten van het strafrechtelijk onderzoek. Dat kan bijna niet anders worden gezien dan dat zij er op uit zijn vastgesteld te zien wie verantwoordelijk is voor de last van het verleden. Dat zal de ouderlijke conflictsituatie niet doen oplossen, integendeel.
Onder dit gesternte heeft het ook geen zin er een ondertoezichtstelling aan te wagen waarin het nodige van de ouders en [minderjarige 1] zal worden gevraagd. De ouders plaatsen beiden een rem op het geheel: eerst moet er duidelijkheid komen in de strafzaak.
Onder de gegeven omstandigheden heeft de ondertoezichtstelling geen enkele zin: er zal geen verandering gaan optreden.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek van de Raad.
Deze beschikking is in het openbaar uitgesproken door mr. Van Leuven, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Snatersen, als griffier, op 3 oktober 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch