ECLI:NL:RBZWB:2023:7103

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
10170723 CV EXPL 22-4018 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na betaling aan verkoper in het kader van een koopovereenkomst

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft de eisende partij, bestaande uit V.O.F. [eiser sub 1], [eiser sub 2], en [eiser sub 3], een vordering ingesteld tegen de gedaagde partij, TRIPOLAIR BV, wegens schadevergoeding. De eisende partij heeft bewezen dat zij een bedrag van €8.750,- heeft betaald aan de verkoper, mevrouw [naam 1], in het kader van een koopovereenkomst. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 19 juli 2023 de eisende partij de gelegenheid gegeven om dit bewijs te leveren. De eisende partij heeft dit gedaan door middel van bankafschriften en andere documentatie.

De gedaagde partij, TRIPOLAIR BV, heeft betwist dat de eisende partij aan haar bewijsopdracht heeft voldaan en heeft verweren aangevoerd, waaronder verrekening en eigen schuld. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de gedaagde partij te laat is met het indienen van deze verweren, waardoor deze niet meer in de beslissing zijn meegenomen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de eisende partij voldoende bewijs heeft geleverd en heeft TRIPOLAIR BV veroordeeld tot betaling van het bedrag van €8.750,- aan de eisende partij, evenals de wettelijke rente vanaf 8 juni 2022.

Daarnaast is TRIPOLAIR BV veroordeeld in de proceskosten, die zijn berekend op een totaal van €1.602,18. Het vonnis is uitgesproken op 11 oktober 2023 door mr. Dijkman en is uitvoerbaar bij voorraad. Het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10170723 \ CV EXPL 22-4018
vonnis d.d. 11 oktober 2023
inzake

1.V.O.F. [eiser sub 1] ,

te [plaats] ,
2.
[eiser sub 2],
te [plaats] ,
3.
[eiser sub 3],
te [plaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eiser sub 1] ,
gemachtigde: Juridisch Adviesbureau Van Duijnhoven,
tegen
TRIPOLAIR BV,
te Tilburg,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Tripolair,
gemachtigde: mr. R. Bosman.

1.Het verloop van het geding

1.1.
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
- het tussenvonnis van 19 juli 2023 met de daarin genoemde stukken;
- de akte van [eiser sub 1] van 16 augustus 2023 met producties 6 en 7;
- de antwoordakte van Tripolair van 13 september 2023 met productie 7.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het vonnis van 19 juli 2023 heeft de kantonrechter [eiser sub 1] de gelegenheid gegeven om te bewijzen dat zij een bedrag van € 9.590,48 (of zoveel lager) aan de verkoper(s) van het pand aan de [adres] heeft betaald op grond van het boetebeding in de koopovereenkomst.
2.2.
Bij akte van 16 augustus 2023 heeft [eiser sub 1] – samengevat – het volgende gezegd. Het oorspronkelijke boetebedrag van 10 % van de verkoopsom, wat dus neerkwam op een bedrag van € 17.500,-, was na overleg met de verkoopster, mevrouw [naam 1] , gehalveerd naar een bedrag van € 8.750,-. [eiser sub 1] heeft op donderdag 12 mei 2022 dit bedrag overgemaakt naar de rekening van mevrouw [naam 1] . Het bewijs van deze betaling legt [eiser sub 1] over door middel van een afschrift van de boeking naar de tegenrekening van mevrouw [naam 1] (productie 6 van de akte van [eiser sub 1] ) en de afdruk van pashouder [eiser sub 2] van [eiser sub 1] (productie 7 van de akte van [eiser sub 1] ).
2.3.
Tripolair zegt dat [eiser sub 1] niet aan haar bewijsopdracht ter hoogte van € 9.590,48 heeft voldaan, waardoor de gevorderde notariskosten niet toewijsbaar zijn en het toewijsbare bedrag aan schade in dit geval hooguit € 8.750,- bedraagt. Daarnaast voert Tripolair nog een aantal verweren aan waarom zij vindt dat zij dit bedrag aan schade toch niet hoeft te betalen aan [eiser sub 1] , waaronder kort gezegd verrekening en eigen schuld.
2.4.
De kantonrechter wijst in dit geval een bedrag van € 8.750,- aan schadevergoeding toe dat Tripolair aan [eiser sub 1] moet betalen en legt hieronder uit waarom. [eiser sub 1] heeft met de door haar gegeven producties en uitleg voldoende bewezen dat zij een bedrag van € 8.750,- heeft betaald aan de verkoper. In het tussenvonnis van 19 juli 2023 (met name overweging 4.14 en 4.15) heeft de kantonrechter al eerder gezegd dat Tripolair in dat geval – kort gezegd – zal worden veroordeeld om dat bedrag te betalen aan [eiser sub 1] . Hierbij is ook al gezegd dat de kantonrechter voor een verdere veroordeling in notariskosten geen aanleiding ziet, waardoor het door [eiser sub 1] gevorderde bedrag van € 9.590,48 niet helemaal wordt toegewezen. De verweren die Tripolair bij antwoordakte van 13 september 2023 verder nog (voor het eerst in deze procedure) aanvoert zijn te laat (“tardief”) aangevoerd, waardoor de kantonrechter deze verweren niet meer behandelt en dus ook niet meer meeneemt in deze beslissing. Ook de productie die Tripolair bij deze antwoordakte meestuurt, wordt om dezelfde reden buiten beschouwing gelaten.
2.5.
[eiser sub 1] heeft daarnaast wettelijke rente gevorderd. Deze zal in dit geval worden toegewezen over het bedrag van € 8.750,- vanaf 8 juni 2022 tot aan de dag dat Tripolair het bedrag heeft betaald. De kantonrechter heeft bij het vaststellen van deze datum rekening gehouden met een (redelijke) termijn van 7 werkdagen, zoals [eiser sub 1] die in haar brief aan Tripolair op 27 mei 2022 heeft gegeven.
2.6.
Tripolair zal als de voor het grootste deel in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten (inclusief nakosten) aan de zijde van [eiser sub 1] als volgt berekend:
- kosten van de dagvaarding
131,18
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
825,00
(2,50 punten × € 330,00)
- nakosten
132,00
Totaal
1.602,18

3.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt Tripolair om aan [eiser sub 1] te betalen een bedrag van € 8.750,- en de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 juni 2022 tot aan de dag dat Tripolair dit bedrag heeft betaald;
veroordeelt Tripolair in de kosten van dit geding, aan de kant van [eiser sub 1] (inclusief nakosten) tot vandaag berekend op € 1.602,18;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Dijkman en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2023.