ECLI:NL:RBZWB:2023:7107

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
C/02/403402 / FA RK 22-5133
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Slot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van voogdij over een minderjarige na overlijden van beide ouders met betrokkenheid van grootouders

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 oktober 2023 een beschikking gegeven over de voogdij van een minderjarige, geboren in 2014, wiens beide ouders zijn overleden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen mogelijkheid tot overleg bestaat tussen de grootouderparen, die beide zeer betrokken zijn bij de minderjarige. Dit gebrek aan overleg leidt tot een reëel risico dat voogdij bij een van de grootouderparen de andere grootouders uitsluit. De rechtbank heeft daarom besloten om de voogdij bij een neutrale instantie, de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, te leggen.

De zaak is behandeld in een rekestprocedure, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling (GI) betrokken waren. De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de minderjarige veel last heeft van de huidige situatie, waarin hij afwisselend bij beide grootouderparen verblijft. Dit leidt tot verwarring en een gebrek aan stabiliteit in zijn leven. De rechtbank heeft ook de noodzaak van een deskundig onderzoek besproken, maar heeft geconcludeerd dat er snel duidelijkheid moet komen voor de minderjarige.

De grootouders moederszijde steunen het advies van de Raad, terwijl de grootouders vaderszijde ook de voorkeur geven aan een neutrale plaatsing. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de minderjarige zo snel mogelijk in een stabiele omgeving kan worden geplaatst. De rechtbank verwacht dat de GI een omgangsregeling zal opstellen die het mogelijk maakt voor de minderjarige om contact te houden met beide grootouderparen en zijn stiefmoeder.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/403402 / FA RK 22-5133
datum uitspraak: 11 oktober 2023
nadere beschikking betreffende voogdij
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,
locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad,
betreffende
[minderjarige],geboren op [geboortedag] 2014 te [geboorteplaats],
hierna te noemen: [minderjarige].
Als belanghebbenden in onderhavige zaak wordt aangemerkt:
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI),
gevestigd te Middelburg,
[de grootouders (mz)],
hierna te noemen: de grootouders moederszijde,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. V.T.E. Kuijpers te Capelle aan den IJssel,
[de grootouders (vz)],
hierna te noemen: de grootouders vaderszijde,
wonende te [woonplaats 1],
advocaat: mr. C.A. Offermans te Roermond.
Als informanten in onderhavige zaak worden aangemerkt:
[de stiefmoeder],
hierna te noemen: de stiefmoeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[de vader van stiefmoeder],hierna te noemen: de vader van de stiefmoeder,
wonende te [woonplaats 2].

1.Het verdere procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- de beschikking van 21 maart 2023 en de daarin genoemde stukken;
- de brief van de Raad van 20 april 2023, ingekomen bij de griffie op 21 april 2023;
- de brief van de GI van 26 mei 2023, ingekomen bij de griffie op 26 mei 2023;
- het e-mailbericht van grootmoeder moederszijde van 29 mei 2023;
- de brief van mr. Offermans van 31 juli 2023;
- het e-mailbericht van de vader van de stiefmoeder van 17 augustus 2023;
-het e-mailbericht van de stiefmoeder van 23 augustus 2023;
- de spreekaantekeningen van mr. Offermans zoals tijdens de mondelinge behandeling
overgelegd en voorgedragen.
1.2
Het verzoek is nader mondeling behandeld op 23 augustus 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen de grootouders moederszijde, bijgestaan door hun advocaat. Ook de advocaat van de grootouders vaderszijde was aanwezig. Daarnaast was de vader van de stiefmoeder aanwezig. Tot slot waren er een vertegenwoordigster namens de GI en een vertegenwoordigster namens de Raad aanwezig. De grootouders vaderszijde hebben via een Teams-verbinding deelgenomen aan de mondelinge behandeling. De stiefmoeder is niet verschenen.

2.De verdere beoordeling

2.1
Bij beschikking van 21 maart 2023 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoek van de Raad aangehouden. Kort samengevat was de reden hiervoor dat er nog te veel onduidelijkheid bestond om een beslissing te kunnen nemen op het verzoek van de Raad. De Raad is verzocht het onderzoek te heropenen en de rechtbank aanvullend te adviseren over de vraag wie met de voogdij over [minderjarige] belast dient te worden. Daarbij is in overweging meegegeven om een opgesomde rij met informanten te horen tijdens het onderzoek.
2.2
Op 21 april 2023 is een brief van de Raad ontvangen. Kort samengevat staat hierin dat de Raad niet in staat is het door de rechtbank verzochte onderzoek te verrichten. Vanwege de complexiteit heeft de situatie een zorgvuldig en uitvoerig onderzoek nodig nu het opgroeiperspectief van [minderjarige] hierin betrokken moet worden en het is niet mogelijk om dit op korte termijn zijdelings in een raadsonderzoek naar de voogdij te doen. De Raad verzoekt om een deskundigenonderzek te gelasten en de beslissing over de voogdij aan te houden. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de Raad de inhoud van de brief bevestigd. De Raad beschikt niet over de expertise om het gewenste onderzoek uit te voeren. Wel vindt de Raad het belangrijk dat dit onderzoek verricht zal worden, ook als dat betekent dat de duidelijkheid nog een aantal maanden op zich laat waten. De aanvaardbare termijn van [minderjarige] is in deze situatie ondergeschikt aan het belang om duidelijkheid te krijgen wat een goede plaats zal zijn voor [minderjarige]. Een uithuisplaatsing zoals de GI voor ogen heeft is zeer schadelijk. De huidige omgangregeling is inmiddels bekend voor [minderjarige] en daarom acht de Raad voortzetting hiervan voor de duur van het onderzoek minder schadelijk dan [minderjarige] op dit moment in een neutraal pleeggezin of gezinshuis te plaatsen.
2.3
De grootouders moederszijde ondersteunen het advies van de Raad. Zij vinden het belangrijk dat er uiterlijk aan het einde van dit jaar gedegen onderzoek wordt gedaan naar het perspectief van [minderjarige]. Zij willen absoluut niet dat [minderjarige] in een gezinshuis of pleeggezin wordt geplaatst terwijl er familie, zoals zijzelf, is die met liefde de zorg en opvoeding van [minderjarige] op zich willen nemen. De grootouders moederszijde staan er voor open om het gesprek aan te gaan met de grootouders vaderszijde of een traject van mediation met hen in te gaan, maar de grootouders vaderszijde staan hier niet voor open en de GI zet hier niet op in. Zij staan dus wel degelijk open voor het verbeteren van de samenwerking en vinden het belangrijk dat [minderjarige] contact houdt met zijn familie, maar daar horen ook bijvoorbeeld [opa] en [oom] bij die tot op heden niet bij deze situatie worden betrokken. In de tussentijd is de traumabehandeling van [minderjarige] gestart en dat lijkt te helpen, hij is minder gefrustreerd. Er speelt wel wat, maar het is de vraag of er echt sprake is van een loyaliteitsconflict en daarmee een ontwikkelingsbedreiging.
2.4
De GI acht het advies van Raad niet in het belang van [minderjarige], gelet op de tijd die gemoeid gaat met het laten verrichten van een dergelijk onderzoek. Er zijn grote zorgen over het ontbreken van het perspectief van [minderjarige] en er is in het hele systeem, inclusief [minderjarige], veel behoefte aan duidelijkheid. [minderjarige] heeft veel vragen en een vol hoofd. In de tussentijd is de relatie tussen de beide grootouderparen verhard en de verwachting is dan ook dat als [minderjarige] bij een van de grootouderparen zal gaan wonen, hem niet de emotionele toestemming wordt gegeven om de band met het andere grootouderpaar te behouden en te versterken. Voortzetting van de huidige situatie creërt het risico dat [minderjarige] zodanig klem komt te zitten dat hij zelf een keuze gaat maken tussen de grootouders en dus niet de ruimte voelt om met beide grootouderparen een band aan te gaan. Het is daarom in zijn belang om op een neutrale plek met stabiliteit en structuur geplaatst te worden, zodat hij vanuit daar een band met beide grootouderparen, de stiefmoeder en de ouders van de stiefmoeder kan aangaan en vasthouden. Er zal dan een omgangsregeling worden opgesteld waarin sprake is van frequent contact. De voogdij dient bij de GI te worden gelegd.
2.5
De grootouders vaderszijde gunnen het [minderjarige] om in een van zijn vertrouwde omgevingen op te groeien en dat de grootouders waar hij zal opgroeien worden belast met de voogdij, maar denken dat dat in deze situatie niet in het belang van [minderjarige] is. Er is geen enkel overleg tussen de grootouders. Het klopt dat de grootouders vaderszijde niet meer in gesprek of mediation willen met de grootouders moederszijde, hiervoor is er te veel gebeurd en de problemen komen steeds van de zijde van de grootouders moederszijde. Er heerst nog altijd strijd tussen hen en de grootouders vaderszijde hebben er geen vertrouwen in dat zij een band met [minderjarige] kunnen behouden als de voogdij bij de grootouders moederszijde komt te liggen. Hoewel zij zelf ook open staan voor de voogdij, is ook dit niet in het belang van [minderjarige] wegens de strijd tussen de grootouders. De grootouders vaderszijde zijn het daarom eens met de GI dat de definitieve voogdij bij de GI moet komen te liggen en zij ondersteunen het plan dat [minderjarige] op een neutrale plek wordt geplaatst. [minderjarige] heeft veel vragen waar hij mag opgroeien, hij kan snel een uitbarsting hebben en de grootouders vaderszijde merken dat zijn hoofd vol zit. De onzekerheid begint zijn tol te eisen, [minderjarige] heeft er last van. Het is belangrijk dat hij op een neutrale plek mag verblijven waar kennis en ervaring is in het omgaan met trauma, daar hebben beide grootouderparen immers ook geen kennis en/of ervaring in. Mocht de rechtbank het onderzoek wel nodig vinden dan vinden de grootouders vaderszijde het belangrijk dat er een wijziging in de omgangsregeling plaatsvindt, want de huidige regeling is niet langer houdbaar.
2.6
De vader van de stiefmoeder heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat [minderjarige] regelmatig bij hen thuis is. Hij bevestigt dat [minderjarige] ook bij hen thuis veel vragen stelt waar hij naartoe gaat. Hij wil het liefst minimaal een dag, maar eigenlijk een week, van te voren weten hoe de planning eruit ziet. Hij heeft ook veel aandacht nodig. De vader van de stiefmoeder denkt dat [minderjarige] behoefte heeft aan één plek waar hij mag verblijven. Waar zijn gezin eerst open stond voor een plaatsing van [minderjarige] bij hen thuis, is dat door de hele situatie en wat er allemaal is gebeurd, veranderd.
2.7
De rechtbank overweegt als volgt.
Het is voor de rechtbank duidelijk dat [minderjarige] veel last heeft van de huidige situatie. [minderjarige] is een jongen die al veel heeft meegemaakt, waarvoor hij op dit moment ook traumabehandeling krijgt. Hij heeft ingrijpende verliezen ervaren, gevolgd door de strijd die tussen de grootouderparen heerst waarbij door beide kanten aan hem wordt getrokken. De rechtbank begrijpt dat [minderjarige] nog steeds afwisselend een week bij beide grootouderparen verblijft. Hierdoor groeit hij op in twee verschillende werelden met twee verschillende opvoedstijlen, zonder enige overlap tussen de beide werelden. Zoals wordt beaamd tijdens de mondelinge behandeling zit zijn hoofd vol, stelt hij veel vragen waar hij gaat wonen, kan hij explosief reageren en heeft hij behoefte aan voorspelbaarheid en duidelijkheid. Dat zijn signalen die laten zien dat hij last heeft van de situatie. Er is geen enkele grond of mogelijkheid tot overleg tussen de grootouderparen en het is niet te verwachten dat dit binnen afzienbare tijd verandert. Daarbij spelen de gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden een grote rol. Juist overleg is in deze situatie van een kind met een traumatisch verleden hard nodig. Het is belangrijk dat beide families betrokken blijven in het leven van [minderjarige]. Idealiter kunnen zij dit samen vormgeven en afstemmen, maar zoals hiervoor genoemd is dat in deze situatie niet haalbaar. Er is dan ook een reëel risico dat voogdij bij een van de grootouderparen een uitsluiting van de andere grootouders betekent. Dat vindt de rechtbank niet in het belang van [minderjarige].
2.8
De rechtbank acht een onderzoek door NIFP, Formaat of Olyk, zoals door de Raad geadviseerd, niet gewenst omdat er nu duidelijkheid moet komen. Het is niet wenselijk dat [minderjarige] in de huidige versnipperde situatie blijft wonen en last blijft houden van de onduidelijkheid die er heerst. Zoals hiervoor overwogen heeft [minderjarige] last van de situatie en het is belangrijk dat hij rust gaat ervaren. Bovendien moet voorkomen worden dat hij door de huidige situatie, waardoor loyaliteitsproblemen ontstaan, op een gegeven moment zelf een keuze gaat maken en een van de grootouderparen zal diskwalificeren. Om die reden zal de rechtbank bij deze beschikking een eindbeslissing nemen.
2.9
Het voorgaande brengt met zich mee dat de rechtbank de GI zal belasten met de (defintieve) voogdij over [minderjarige]. Onder rechtsoverweging 2.7 is reeds overwogen dat de rechtbank niet verwacht dat de grootouders onderling in staat zijn om de andere grootouders een (significante) rol in het leven van [minderjarige] te laten behouden indien de voogdij bij een van hen komt te liggen. Zij zouden dan immers afspraken moeten maken over waar [minderjarige] komt te wonen, de omgangsregeling en de verdeling van vakanties en feestdagen. Het is niet de verwachting dat dit zonder problemen zal verlopen. [minderjarige] moet verdere strijd tussen de grootouders bespaard blijven. Het is daarom in zijn belang dat een neutrale partij, te weten de GI, beslissingen in zijn belang zal nemen en de voor hem belangrijke zaken zal regelen. Hier hoort ook bij de beslissing waar [minderjarige] zal opgroeien. Gelet op alles wat er speelt en reeds is voorgevallen, is de rechtbank inmiddels de mening toegedaan dat een neutrale plek waar ervaring en kennis is in het omgaan met trauma’s bij kinderen goed zal zijn voor [minderjarige]. Op die manier kan hij vanuit een neutrale plek rust en ruimte ervaren om zijn trauma’s te verwerken. Tegelijk kan hij vanuit die positie zijn band met beide grootouderparen, alsook met de stiefmoeder en de ouders van de stiefmoeder, onderhouden en bestendigen. Alle drie grootouderparen kunnen dan grootouders zijn met een goede omgangsregeling, in plaats van te strijden om [minderjarige]. Dit zal hopelijk verlichting en rust brengen. De rechtbank verwacht zodoende van de GI dat zij zich zal inzetten om een omgangsregeling tot stand te brengen waarbij alle drie grootouderparen een rol in het leven van [minderjarige] kunnen behouden en waarbij er gelegenheid is tot frequent contact. Juist door het verlies van zijn beide ouders, zijn de grootouderparen extra belangrijke mensen in het leven voor [minderjarige] en deze banden moeten onderhouden worden. Dit geldt overigens ook voor de band van [minderjarige] met zijn stiefmoeder.
2.1
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] belangijk is dat er zo snel mogelijk duidelijkheid is en dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

3.De beslissing

De rechtbank
benoemt tot voogdes over de [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2014 te [geboorteplaats], Stichting Jeugdbescherming west Zeeland, te Middelburg;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Slot, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2023 in tegenwoordigheid van mr. Van Ginneke, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.