ECLI:NL:RBZWB:2023:7124

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
13 oktober 2023
Zaaknummer
C/02/411856 / FA RK 23-3346
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Jansen
  • mr. De Jong
  • mr. Van Term
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot beëindiging ouderlijk gezag en benoeming voogd in een gezagskwestie met minderjarigen

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 oktober 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de beëindiging van het ouderlijk gezag van de vader over zijn twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. G. Demir, verzocht de rechtbank om zijn gezag te beëindigen en de oom vaderszijde te benoemen tot voogd. De moeder van de kinderen, die onder curatele is gesteld, was vertegenwoordigd door een curator. De Raad voor de Kinderbescherming heeft de rechtbank geadviseerd over de verzoeken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader niet-ontvankelijk is in zijn verzoek om zijn eigen gezag te beëindigen, omdat de wet dit niet toestaat. De rechtbank overweegt dat het beëindigen van het gezag door ouders zelf niet mogelijk is, om te voorkomen dat ouders zich van hun opvoedingsplicht ontdoen. De rechtbank heeft de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek, maar heeft opgemerkt dat de wens van de vader om de oom als voogd te benoemen, kan worden meegenomen in de beoordeling van een ander verzoek dat aanhangig is bij de rechtbank.

De uitspraak benadrukt de juridische kaders rondom gezagsbeëindiging en de rol van de Raad voor de Kinderbescherming in dergelijke zaken. De rechtbank heeft de beschikking openbaar uitgesproken en de mogelijkheid tot hoger beroep aangegeven, waarbij belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak in beroep kunnen gaan.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/411856 / FA RK 23-3346
Datum uitspraak: 11 oktober 2023
Beschikking van de meervoudige kamer van de rechtbank over gezagsbeëindiging en benoeming voogd
in de zaak van
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
ingeschreven op een bij de rechtbank bekend adres in [plaats 1],
maar verblijvende op een voor de rechtbank onbekend adres in [plaats 2],
advocaat: mr. G. Demir te Gilze, tijdens de mondelinge behandeling vertegenwoordigd door diens kantoorgenoot mr. R.G.J. van Kerkhof.
De rechtbank merkt als belanghebbenden in deze zaak voor wat betreft de hierna te noemen minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
ingeschreven op een briefadres van Centraal Onthaal van de [gemeente],
maar verblijvende op een voor de rechtbank onbekend adres in [plaats 2],
vertegenwoordigd door:
[de curator] B.V.,in diens hoedanigheid als curator van de moeder,
hierna te noemen: de curator van de moeder,
gevestigd te [vestigingsplaats],
de Gecertificeerde Instelling
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,
hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Amsterdam,
De rechtbank merkt als belanghebbenden in deze zaak enkel voor wat betreft de hierna te noemen [minderjarige 1] aan:
DE HEER EN MEVROUW [de pleegouders],
hierna te noemen: de pleegouders van [minderjarige 1],
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
De rechtbank merkt als informanten in deze zaak voor wat betreft de hierna te noemen minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aan:
[de oom(vz)]en
[de tante(vz)],
hierna te noemen: de oom en de tante vaderszijde,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, de rechtbank over de verzoeken geadviseerd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop in deze zaak blijkt uit de volgende stukken:
  • het op 14 juli 2023 ingekomen verzoekschrift tot gezagsbeëindiging en benoeming voogd, met producties;
  • het uittreksel uit het curatele- en bewindregister van 17 juli 2023;
  • het op 20 juli 2023 ingekomen F-9 formulier van mr. Demir met de akten van geboorte van de hierna te noemen minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2];
  • het op 27 juli 2023 ingekomen e-mailbericht van de vader;
  • het op 25 augustus 2023 ingekomen e-mailbericht van de vader.
1.2.
Op 19 september 2023 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank het verzoek, met gesloten deuren, mondeling behandeld, gelijktijdig met het verzoek van de Raad tot beëindiging van het ouderlijk gezag van de vader (in de zaak met het zaaknummer: C/02/412938 / FA RK 23-3857). In die zaak zal de rechtbank afzonderlijk beslissen.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen en heeft de rechtbank gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. Van Kerkhof;
  • de curator van de moeder;
  • een tweetal vertegenwoordigers namens de GI;
  • de oom en de tante vaderszijde.
  • een vertegenwoordigster namens de Raad.
Hoewel correct opgeroepen, zijn niet verschenen:
  • de moeder;
  • de pleegouders van [minderjarige 1].
De voorzitter van de rechtbank heeft aan de oom en de tante vaderszijde bijzondere toegang tot de gesloten behandeling verleend.

2.De feiten

2.1.
De ouders hebben een relatie met elkaar. Tijdens die relatie zijn de nu nog minderjarige kinderen geboren:
  • [minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2021 te [geboorteplaats], hierna te noemen: [minderjarige 1];
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2022 te [geboorteplaats], hierna te noemen: [minderjarige 2].
2.2.
De vader heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] erkend.
2.3.
Bij beschikking van de kantonrechter van deze rechtbank van 10 februari 2023 is de moeder onder curatele gesteld vanwege haar lichamelijke of geestelijke toestand, met benoeming van [de curator] B.V. te [plaats 1] tot haar curator.
2.4.
De ouders waren aanvankelijk gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Doordat de moeder bij voormelde beschikking voor onbepaalde tijd onder curatele is gesteld vanwege haar lichamelijke of geestelijke toestand, is zij op grond van artikel 1:246 van het Burgerlijk Wetboek (BW) onbevoegd tot het uitoefenen van het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Gelet hierop oefent de vader sindsdien het eenhoofdig ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uit.
2.5.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 25 februari 2021 is [minderjarige 1], die op dat moment nog niet was geboren, voorlopig onder toezicht gesteld van de GI, met ingang van 25 februari 2021 tot 25 mei 2021.
2.6.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 20 mei 2021 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in een voorziening voor pleegzorg verleend, met ingang van 20 mei 2021 tot 3 juni 2021, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek. Deze maatregel is nadien steeds verlengd.
2.7.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 21 mei 2021 is [minderjarige 1] onder toezicht gesteld van de GI, met ingang van 21 mei 2021 tot 3 juni 2021, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek. Deze maatregel is nadien steeds verlengd.
2.8.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 2 mei 2023 zijn de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in een voorziening voor pleegzorg laatstelijk verlengd met ingang van 21 mei 2023 tot 21 mei 2024.
2.9.
Bij beschikking van 17 augustus 2022 van de kinderrechter van deze rechtbank is [minderjarige 2], die op dat moment nog niet was geboren, voorlopig onder toezicht gesteld van de GI, met ingang van 17 augustus 2022 tot 17 november 2022.
2.10.
Bij beschikking van 9 november 2022 van de kinderrechter van deze rechtbank is [minderjarige 2] onder toezicht gesteld van de GI en is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] in het netwerkpleeggezin van de oom en tante vaderszijde verleend, met ingang van 17 november 2022 tot 17 november 2023. De GI heeft inmiddels een verzoek tot verlenging van die maatregelen bij de kinderrechter ingediend.
2.11.
[minderjarige 1] verblijft in het pleeggezin van de heer en mevrouw [de pleegouders]. [minderjarige 2] verblijft in het pleeggezin van de oom en de tante vaderszijde.

3.De verzoeken

3.1.
De vader verzoekt, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. het ouderlijk gezag van de vader over [minderjarige 2] en [minderjarige 1] te beëindigen en in plaats daarvan [minderjarige 2] (de oom vaderszijde) te belasten met het ouderlijk gezag dan wel de voogdij over voornoemde minderjarigen;
II. andere beslissingen te nemen die de rechtbank in het belang van de minderjarigen geraden acht.

4.De beoordeling

4.1.
De eerste vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of en zo ja, op welke juridische grondslag(en) de vader zelf kan verzoeken om zijn gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te beëindigen.
4.2.
Op grond van artikel 1:267 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan beëindiging van het gezag worden uitgesproken op verzoek van de Raad of het Openbaar Ministerie. Tevens is degene die niet de ouder is en de minderjarige gedurende ten minste een jaar als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt bevoegd tot het doen van het verzoek indien de Raad niet tot een verzoek overgaat.
4.3.
In voormeld artikellid wordt de ouder met gezag, die zijn eigen gezag wenst te beëindigen, niet genoemd. De rechtbank overweegt in dat verband dat gezagsbeëindiging niet kan worden uitgesproken op verzoek van de ouders zelf, omdat voorkomen moet worden dat de ouders zich van de plicht tot opvoeding ontdoen (zie ook: HR 9 februari 1990,
NJ1990/767).
4.4.
De rechtbank ziet, nadat zij de advocaat van de vader en de overige belanghebbenden in de gelegenheid heeft gesteld om zich hierover uit te laten, geen (andere) juridische grondslag voor het verzoek van de vader.
4.5.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de vader niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek wegens het ontbreken van een wettelijke grondslag hiervoor.
4.6.
De rechtbank overweegt ten overvloede dat de wens van de vader om de oom vaderszijde te benoemen tot voogd over [minderjarige 1] wel kan worden meegenomen bij de beoordeling wie er tot voogd over [minderjarige 1] dient te worden benoemd in de zaak naar aanleiding van het verzoek van de Raad tot beëindiging van het ouderlijk gezag van de vader door middel van een gezagsbeëindigende maatregel (in de zaak met het zaaknummer: C/02/412938 / FA RK 23-3857).

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2023 door mr. Jansen, voorzitter, mr. De Jong en mr. Van Term, allen kinderrechters, bijgestaan door mr. Wallerbos als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.