ECLI:NL:RBZWB:2023:7126

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 oktober 2023
Publicatiedatum
13 oktober 2023
Zaaknummer
10236050 CV EXPL 22-3584 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Borm
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over betaling van buitengerechtelijke incassokosten en contractuele rente na te late betaling van facturen

In deze civiele procedure vordert Hollandplant B.V. betaling van een restant hoofdsom, contractuele rente en proceskosten van [gedaagde]. De zaak betreft een geschil over de betaling van twee facturen voor de levering van komkommerplantjes en zaden, waarbij de algemene voorwaarden van Plantum van toepassing zijn. Hollandplant heeft op 15 juli 2022 twee facturen verzonden, maar [gedaagde] heeft deze niet tijdig betaald. Na een telefonische afspraak waarin werd overeengekomen dat [gedaagde] uiterlijk op 19 september 2022 zou betalen, heeft Hollandplant de vordering ter incasso uit handen gegeven aan Bierens Incasso Advocaten. Uiteindelijk heeft [gedaagde] op 27 september 2022 een bedrag van € 21.113,04 betaald, maar er resteert nog een hoofdsom van € 3.716,71 die Hollandplant vordert, samen met contractuele rente en proceskosten. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] in verzuim is en dat Hollandplant recht heeft op de gevorderde bedragen, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en contractuele rente. De kantonrechter wijst de vorderingen van Hollandplant toe, met inachtneming van de wettelijke bepalingen en de algemene voorwaarden. De proceskosten worden eveneens aan [gedaagde] opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 10236050 CV EXPL 22-3584
Vonnis van 4 oktober 2023
in de zaak van
HOLLANDPLANT B.V.,
te Bergschenhoek,
eisende partij,
hierna te noemen: Hollandplant,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen
[gedaagde] ,
h.o.d.n.
[bedrijf gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. J. de Rond.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 15 februari 2023;
- de akte vermindering eis, tevens overlegging producties;
- de aantekeningen van de griffier van de op 5 september 2023 gehouden mondelinge behandeling, inclusief de door mr. Kaya namens Hollandplant overgelegde en voorgedragen spreekaantekeningen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Hollandplant heeft aan [gedaagde] komkommerplantjes en zaden verkocht en geleverd. Op deze koopovereenkomst zijn de algemene voorwaarden sierteelt en voedingstuinbouw opkweek van Plantum van toepassing (verder te noemen: de algemene voorwaarden).
2.2.
In de algemene voorwaarden is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
Artikel 7 Betaling
(…)
2. Betaling dient te geschieden binnen dertig dagen na factuurdatum, tenzij anders overeengekomen.
(…)
7. Indien de koper niet tijdig aan zijn betalingsverplichting uit lid 2 van dit artikel voldoet, wordt hij geacht van rechtswege in verzuim te zijn. Alsdan is de verkoper gerechtigd een rente van 1% per maand in rekening te brengen vanaf de dag dat de koper in verzuim is gebleven te voldoen aan de in lid 2 genoemde betalingsverplichting, waarbij een gedeelte van een maand voor een gehele maand wordt gerekend. De verkoper is tevens gerechtigd om bij het in verzuim zijn van de koper het daardoor opgelopen valutakoersverlies in rekening te brengen.
8. Is de koper in verzuim of schiet hij op andere wijze tekort in het nakomen van één van zijn verplichtingen, dan komen alle redelijke kosten ter verkrijging van voldoening, zowel de gerechtelijke als buitengerechtelijke, voor zijn rekening.
(…)”
2.3.
In verband met de levering van de goederen heeft Hollandplant op of omstreeks 15 juli 2022 twee facturen aan [gedaagde] gestuurd:
factuur met [nummer 1] € 13.799,33
factuur met [nummer 2]
€ 11.155,91
Totaal € 24.955,24
2.4.
Vervolgens heeft [gedaagde] op 31 augustus 2022 twee creditfacturen van Hollandplant ontvangen:
creditfactuur met [nummer 3] € 1.724,18
creditfactuur met [nummer 4]
€ 2.118,02
Totaal € 3.842,20
2.5.
In totaal diende [gedaagde] gelet op de hiervoor genoemde (credit)facturen een bedrag van € 21.113,04 aan Hollandplant te betalen.
2.6.
Op 13 september 2022 heeft Hollandplant aan [gedaagde] bevestigd dat partijen telefonisch zijn overeengekomen dat [gedaagde] uiterlijk op maandag 19 september 2022 de eerste factuur zou betalen en dat de tweede factuur uiterlijk op 26 september 2022 zou zijn betaald. Hollandplant heeft aan [gedaagde] meegedeeld dat indien geen tijdige betaling zou worden ontvangen de vordering op dat moment direct ter incasso zou worden aangeboden.
2.7.
Op 26 september 2022 was het bedrag niet betaald en heeft Hollandplant haar vordering ter incasso uit handen gegeven aan Bierens Incasso Advocaten (Bierens). Bierens heeft [gedaagde] diezelfde dag per e-mail aangeschreven.
2.8.
Op 27 september 2022 heeft [gedaagde] een bedrag van € 21.113,04 aan Hollandplant betaald.
2.9.
Verder heeft [gedaagde] op 9 januari 2023 een bedrag van € 436,13 aan Hollandplant overgemaakt.

3.Het geschil

3.1.
Hollandplant vordert bij vonnis, na vermindering van eis, om [gedaagde] te veroordelen om aan Hollandplant tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen:
a. De (restant) hoofdsom van € 3.716,71;
b. De contractuele rente van 12,00% per jaar over de (restant) hoofdsom van
€ 3.716,71 vanaf 6 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
c. De kosten van het geding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na het wijzen van het vonnis;
d. De nakosten.
3.2.
Ter zitting heeft Hollandplant haar eis ten aanzien van de rente gewijzigd in zoverre dat zij subsidiair de contractuele rente over de hoofdsom vordert vanaf 31 augustus 2022 (de datum van de twee creditfacturen) in plaats van vanaf de vervaldata van de twee facturen, te weten 15 juli 2022 en 18 juli 2022.
3.3.
Hollandplant legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] zijn betalingsverplichting uit de tussen partijen gesloten koopovereenkomst niet (tijdig) is nagekomen. Op grond van artikel 6:44 BW strekt het door [gedaagde] betaalde bedrag van
€ 21.113,04 op 27 september 2022 eerst in mindering op de buitengerechtelijke incassokosten, vervolgens op de opeisbare rente en tot slot op de hoofdsom. Thans heeft Hollandplant dan ook nog een bedrag van € 3.716,71 aan hoofdsom te vorderen.
3.4.
[gedaagde] concludeert tot het afwijzen van de vorderingen van Hollandplant, dan wel deze haar te ontzeggen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Hollandplant in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de veertiende dag na dagtekening van het vonnis.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] op grond van de tussen partijen gesloten koopovereenkomst een bedrag van € 21.113,04 aan Hollandplant moest betalen. Partijen zijn het oneens of [gedaagde] ook buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente is verschuldigd.
4.2.
De kantonrechter gaat voorbij aan het verweer van [gedaagde] dat hij geen buitengerechtelijke incassokosten aan Hollandplant is verschuldigd. Vaststaat dat de facturen niet tijdig door [gedaagde] zijn betaald en voorts heeft Hollandplant voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Anders dan Hollandplant (primair) heeft gesteld blijkt uit de van toepassing zijnde algemene voorwaarden niet dat partijen aan buitengerechtelijke incassokosten een percentage van 15,00% van de hoofdsom zijn overeengekomen. Gelet hierop zal de kantonrechter de buitengerechtelijke incassokosten toewijzen tot het wettelijke tarief dat hoort bij een bedrag van € 21.113,04
.Dit betekent dat aan buitengerechtelijke incassokosten een bedrag zal worden toegewezen van € 986,13
.
4.3.
Daarnaast heeft Hollandplant terecht aanspraak gemaakt op vertragingsrente. Uit de algemene voorwaarden volgt dat de overeengekomen contractuele rente 12,00% per jaar bedraagt. [gedaagde] heeft hiertegen geen verweer gevoerd. De kantonrechter volgt [gedaagde] niet in haar standpunt dat uit de algemene voorwaarden volgt dat de betalingstermijn van de facturen 30 dagen zou bedragen. In artikel 7.2 van de algemene voorwaarden is bepaald dat de betalingstermijn 30 dagen bedraagt tenzij anders overeengekomen. Hollandplant heeft ter zitting meegedeeld dat zij met [gedaagde] vanwege zijn betalingsgedrag in het verleden andere (kortere) betalingstermijnen is overeengekomen. Aangezien deze korte vervaltermijnen ook op de facturen staan vermeld die [gedaagde] heeft ontvangen en waar hij ook niet tegen heeft geprotesteerd, was [gedaagde] in beginsel gehouden om binnen deze vervaltermijnen te betalen.
4.4.
Echter [gedaagde] heeft ter zitting aangevoerd dat hij naar aanleiding van de ontvangst van de facturen contact heeft opgenomen met Hollandplant vanwege een verkeerd in rekening gebrachte zaadprijs. Volgens hem is toen door Hollandplant aan [gedaagde] meegedeeld dat hij moest wachten met het betalen van de facturen tot de creditnota’s waren opgemaakt. Vaststaat dat Hollandplant op 31 augustus 2022 twee creditfacturen aan [gedaagde] heeft gestuurd. Hollandplant heeft ter zitting onvoldoende weersproken dat de door [gedaagde] geschetste gang van zaken niet juist is. Bovendien staat op de creditfacturen vermeld dat deze verrekend mogen worden met de facturen met nummers [nummer 2] en [nummer 1] . Dit maakt dat de contractuele rente over de hoofdsom van € 21.113,04 is verschuldigd vanaf 31 augustus 2022.
4.5.
Vaststaat dat [gedaagde] op 27 september 2022 een bedrag van € 21.113,04 aan Hollandplant heeft overgeboekt en op 9 januari 2023 een bedrag van € 430,36. Uit artikel 6:44 BW volgt dat een betaling eerst in mindering strekt op de buitengerechtelijke incassokosten, vervolgens op de opeisbare rente en tot slot op de hoofdsom. Van het bedrag van € 21.113,04 zullen eerst de buitengerechtelijke incassokosten van € 986,13 worden afgetrokken. Vervolgens wordt de opeisbare rente berekend. Over de periode 31 augustus 2022 tot en met 26 september 2022 bedraagt de contractuele rente € 187,41 zodat er na betaling op 27 september 2022 nog een bedrag van € 1.173,54 (€ 986,13 + € 187,41) resteerde. Over dit bedrag is weer contractuele rente gaan lopen. Vervolgens heeft [gedaagde] op 9 januari 2023 een bedrag van € 430,36 aan Hollandplant betaald. De opeisbare rente vanaf 27 september 2022 tot en met 8 januari 2023 over een bedrag van
€ 1.173,54 bedroeg € 40,43. Het betaalde bedrag van € 430,36 strekte dan ook in eerste instantie in mindering op deze opeisbare rente. Vanaf 9 januari 2023 resteert dan ook een hoofdsom van € 783,61. Dit bedrag zal door de kantonrechter worden toegewezen.
4.6.
De lopende contractuele rente van 12,00% per jaar zal worden toegewezen over een bedrag van € 783,61 vanaf 9 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
4.7.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Hollandplant als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
103,33
- griffierecht
487,00
- salaris gemachtigde
264,00
(2,00 punten × € 132,00)
Totaal
854,33
4.8.
De nakosten worden begroot op een bedrag van € 66,00 (een half salarispunt met een maximum van € 132,00) onder de voorwaarde dat niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan. Dit bedrag wordt vermeerderd met de betekeningskosten van het vonnis indien het vonnis na de hiervoor genoemde termijn wordt betekend.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Hollandplant tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 783,61, te vermeerderen met de contractuele rente van 12,00% per jaar over dit bedrag vanaf 9 januari 2023 tot aan de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Hollandplant tot dit vonnis vastgesteld op € 854,33, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Borm en in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2023.