ECLI:NL:RBZWB:2023:7127

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 oktober 2023
Publicatiedatum
13 oktober 2023
Zaaknummer
10355695 CV EXPL 23-416 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • M. van der Burgt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis inzake geschil over eindnota levering van energie

In deze verzetzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [gedaagde] en Innova Energie B.V. Het geschil betreft een eindnota voor de levering van energie, waarbij [gedaagde] in het verleden op basis van geschatte meterstanden te weinig heeft betaald. Innova vorderde betaling van een bedrag van € 5.987,43, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde] de voorschotnota's niet heeft betaald en dat hij in verzet is gekomen tegen een eerder verstekvonnis van 24 februari 2021. De rechtbank heeft geoordeeld dat [gedaagde] ontvankelijk is in zijn verzet en heeft de vordering van Innova toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat Innova het energieverbruik van [gedaagde] correct heeft berekend en dat [gedaagde] niet heeft aangetoond dat de eindnota onjuist was. De rechtbank heeft het verstekvonnis vernietigd en [gedaagde] veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en kosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Middelburg
zaak/rolnr.: 10355695 CV EXPL 23-416
Vonnis d.d. 4 oktober 2023
inzake
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
oorspronkelijk gedaagde,
verder te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. J.E. de Glopper,
tegen
Innova Energie B.V.,
statutair gevestigd te Delft en kantoorhoudende te Den Haag,
oorspronkelijk eiseres,
verder te noemen: Innova,
gemachtigde: mr. E.A.H. ten Berge.

1.Het verloop van het geding

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
a. het verstekvonnis van de kantonrechter te Middelburg met zaak- en rolnummer
8992902 CV EXPL 21-278 van 24 februari 2021 en de aan dit vonnis gehechte dagvaarding;
de verzetdagvaarding van 18 januari 2023 met producties;
het tussenvonnis in verzet van 29 maart 2023;
de akte overlegging producties van de zijde van Innova met producties 7 tot en met 13;
de aantekeningen van de griffier van de op 22 augustus 2023 gehouden mondelinge behandeling in verzet.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
Innova exploiteert een onderneming gericht op de levering van energie.
2.2
Partijen hebben een overeenkomst tot levering van energie gesloten. Op grond van deze overeenkomst heeft Innova in de periode 1 november 2018 tot en met 15 november 2019 energie geleverd aan [gedaagde].
2.3
Voor de levering van gas en stroom is door Innova in de hiervoor genoemde periode maandelijks bij [gedaagde] een voorschotbedrag in rekening gebracht.
2.4
[gedaagde] heeft de volgende voorschotnota’s niet betaald:
- factuur d.d. 19-12-2018 € 170,55
- factuur d.d. 01-09-2019 € 171,00
- factuur d.d. 01-10-2019 € 171,00
- factuur d.d. 01-11-2019
€ 171,00
Totaal € 683,55
2.5
Op 11 december 2019 heeft Innova een eindnota aan [gedaagde] gestuurd voor een bedrag van € 5.176,98. Ook deze factuur heeft [gedaagde] onbetaald gelaten.
2.6
Ondanks aanmaningen en (schriftelijke en telefonische) betalingsverzoeken heeft [gedaagde] een totaalbedrag van € 5.860,53 onbetaald gelaten.

3.Het geschil

3.1
Innova heeft in de verstekprocedure bij vonnis, verkort weergegeven, gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Innova te betalen een bedrag van € 5.987,43, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2021. Voorts [gedaagde] te veroordelen tot het betalen van de buitengerechtelijke incassokosten van € 668,03, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der dagvaarding. Tot slot [gedaagde] te veroordelen in de kosten van het geding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na het wijzen van het vonnis en de nakosten.
3.2
Innova heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van zijn betalingsverplichting uit de tussen partijen gesloten overeenkomst tot levering van energie.
3.3
Bij het verstekvonnis van 24 februari 2021 heeft de kantonrechter de vordering toegewezen met dien verstande dat de gevorderde nakosten voorwaardelijk zijn toegewezen voor zover nakosten gemaakt zullen worden en [gedaagde] niet vrijwillig binnen 14 dagen na aanschrijving van Innova aan de veroordeling in het vonnis heeft voldaan. De nakosten worden begroot op € 120,00 en dit bedrag wordt vermeerderd met de betekeningskosten van het vonnis indien het vonnis na de hiervoor genoemde termijn is betekend. Verder is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten begroot op € 896,44.
3.4
[gedaagde] vordert in verzet hem te ontheffen van de veroordeling tegen hem uitgesproken op 24 februari 2021 door de kantonrechter te Middelburg met veroordeling van Innova in de kosten van het geding.
3.5
De standpunten van partijen komen hierna - voor zover van belang - nader aan de orde.

4.De beoordeling

4.1
Niet is gebleken dat [gedaagde] te laat in verzet is gekomen, zodat [gedaagde] ontvankelijk is in zijn verzet.
4.2
[gedaagde] heeft erkend dat hij de voorschotnota’s van 19 december 2018, 1 september 2019, 1 oktober 2019 en 1 december 2019 tot een totaalbedrag van € 683,55 nog aan Innova moet betalen. De kantonrechter zal dit bedrag dan ook toewijzen.
4.3
Verder dient in deze zaak de vraag beantwoord te worden of Innova in haar eindnota van 11 december 2019 het energieverbruik van [gedaagde] correct heeft berekend. Vaststaat dat Innova in de periode van 1 november 2018 tot en met 15 november 2019 energie aan [gedaagde] heeft geleverd zodat [gedaagde] in beginsel gehouden is om ook de eindnota van Innova over deze periode te betalen. [gedaagde] heeft echter de hoogte van deze eindnota voor wat betreft de levering van gas betwist. Volgens [gedaagde] blijkt uit de eindnota niet duidelijk op welke wijze zijn gasverbruik is berekend en is het door Innova bij hem in rekening gebrachte gasverbruik onaannemelijk hoog.
4.4
Vaststaat dat Innova bij aanvang van de overeenkomst is uitgegaan van de (geschatte) eindstanden gas en stroom bij de vorige energieleverancier van [gedaagde]. Innova stelt dat zij aan [gedaagde] diverse malen om de meterstanden heeft gevraagd maar dat [gedaagde] deze niet heeft verstrekt. Ook aan voorgaande energieleveranciers zou [gedaagde] nooit meterstanden hebben doorgegeven. Hoewel [gedaagde] ter zitting heeft meegedeeld dat hij regelmatig zijn meterstanden heeft doorgegeven dan wel heeft laten doorgeven, gaat de kantonrechter aan deze stelling voorbij omdat [gedaagde] dit standpunt feitelijk niet heeft onderbouwd. Innova was dan ook gerechtigd om op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden de beginstanden bij aanvang van de overeenkomst te schatten. Bovendien zijn de beginstanden van Innova en de eindstanden van de vorige energieleverancier van [gedaagde] gelijk. [gedaagde] heeft dan ook niet twee keer voor hetzelfde verbruik een factuur ontvangen.
4.5
Ter onderbouwing van haar eindnota heeft Innova verder een uitdraai van het door de netbeheerder beheerde register met de meterstanden overgelegd. Hieruit volgt dat de netbeheerder op 18 januari 2019 in het register een gasmeterstand bij [gedaagde] heeft ingevoerd van 27523. Innova heeft toegelicht dat het verschil tussen de geschatte beginstand van de gasmeter van 20949 op 1 november 2018 en de vastgestelde meterstand door de netbeheerder van 27523 niet enkel ziet op het werkelijk verbruik van gas in de periode van 1 november 2018 tot 18 januari 2019 maar over een veel langere, voorgaande, periode. Hieruit volgt dat het werkelijk verbruik van gas door [gedaagde] hoger lag dan de schattingen die zijn gedaan, aldus Innova. [gedaagde] heeft onderbouwd aangevoerd dat gelet op de weersomstandigheden zijn gasverbruik gedurende de periode 1 november 2018 tot 1 januari 2019 niet zo hoog kan zijn geweest als Innova heeft gesteld. Ook het gasverbruik van [gedaagde] over de periode 1 januari 2019 tot 1 juli 2019 is ongeloofwaardig gezien het door het Nibud bepaalde gemiddelde. Echter, [gedaagde] heeft niet gemotiveerd betwist dat zijn werkelijk verbruik van gas in het verleden niet hoger lag dan geschat. Gelet hierop mocht Innova het gasverbruik op basis van de door de netbeheerder geregistreerde meterstand bij [gedaagde] in rekening brengen. Naar het oordeel van de kantonrechter staat immers vast dat het totaal in rekening gebrachte gas door [gedaagde] is verbruikt, alleen niet precies in welke periode (tijdens het contract met Innova of tijdens een contract met voorgaande energieleveranciers). Dit is veroorzaakt doordat [gedaagde] zijn meterstanden niet heeft doorgegeven en er geen wijzigingen in zijn maandelijkse voorschot hebben kunnen plaatsvinden op basis van zijn werkelijk verbruik. Hieruit volgt dat [gedaagde] in het verleden te weinig heeft betaald en nu in een keer het gasverbruik van de voorgaande periode dient af te rekenen. De kantonrechter zal het gevorderde bedrag van de eindnota van € 5.176,98 dan ook toewijzen.
4.6
Innova maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten
.Innova heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.7
Innova maakt daarnaast aanspraak op een bedrag van € 126,90 aan wettelijke rente vanaf de vervaldata van de facturen tot en met 6 januari 2021. Nu [gedaagde] hiertegen geen afzonderlijk verweer heeft gevoerd, is dit bedrag toewijsbaar. De gevorderde wettelijke rente vanaf 7 januari 2021 zal worden toegewezen over de toewijsbare hoofdsom van € 5.860,53. De gevorderde wettelijke rente over de al verschenen rente is niet toewijsbaar omdat geen rente over rente gedurende het lopende jaar is verschuldigd. Over de buitengerechtelijke incassokosten zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf 14 januari 2021 (de dag der dagvaarding).
4.8
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten) van de verstek- en verzetprocedure. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Innova vastgesteld op:
- kosten van de dagvaarding € 89,44
- griffierecht € 507,00
- salaris gemachtigde € 660,00 (1 punt × € 300,00 +
1 punt × € 330,00)
totaal € 1.256,44.
4.9
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.1
De nakosten worden begroot op € 132,00 (een half salarispunt met een maximum van
€ 132,00) onder de voorwaarde dat niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan. Dit bedrag wordt vermeerderd met de betekeningskosten van het vonnis indien het vonnis na de hiervoor genoemde termijn wordt betekend.
4.11
In dit vonnis is over de gevorderde wettelijke rente en de nakosten afwijkend geoordeeld ten opzichte van het verstekvonnis. Omwille van de duidelijkheid wordt daarom het verstekvonnis vernietigd en wordt opnieuw rechtgedaan.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1
vernietigt het verstekvonnis van 24 februari 2021 van de kantonrechter te Middelburg, gewezen onder zaak- en rolnummer 8992902 CV EXPL 21-278;
opnieuw rechtdoende:
5.2
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Innova te betalen een bedrag van € 5.987,43, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 5.860,53 vanaf 7 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.3
veroordeelt [gedaagde] om aan Innova te betalen een bedrag van € 668,03 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.4
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de verzet- en verstekprocedure aan de zijde van Innova tot dit vonnis vastgesteld op € 1.256,44, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de 15e dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.5
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Burgt en in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2023.