ECLI:NL:RBZWB:2023:7137

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 oktober 2023
Publicatiedatum
13 oktober 2023
Zaaknummer
C/02/414850 / JE RK 23-1811
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
  • mr. Vork
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 oktober 2023 een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de minderjarige [minderjarige 1]. De aanvraag voor deze machtiging is gedaan door de gecertificeerde instelling (GI) in het kader van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1], die loopt tot 23 oktober 2023. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de veiligheid van [minderjarige 1] in de thuissituatie, waar de afgelopen weken meerdere escalaties hebben plaatsgevonden. De minderjarige heeft onder andere suïcidale uitingen gedaan en heeft agressief gedrag vertoond richting de moeder, wat heeft geleid tot de inschakeling van de politie. De kinderrechter oordeelt dat de situatie thuis onhoudbaar is en dat een uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de veiligheid van zowel [minderjarige 1] als de moeder. De kinderrechter heeft de GI, de moeder en haar advocaat opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 19 oktober 2023, waar ook een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing aan de orde zal komen. De beslissing om de spoedmachtiging te verlenen is genomen in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige, conform de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie: Middelburg
Zaaknummer: C/02/414850 / JE RK 23-1811
Datum uitspraak: 13 oktober 2023

beschikking van de kinderrechter over een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,

hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Middelburg.
betreffende

[minderjarige 1],

geboren op [geboortedag] 2009 te [geboorteplaats],
hierna te noemen: [minderjarige 1].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[de moeder],

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats],
advocaat: mr. F.L.I. de Vleesschauwer te Terneuzen.

Het procesverloop

Het procesverloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 13 oktober 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 13 oktober 2023.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] wordt uitgeoefend door de moeder.
Bij beschikking van 30 april 2021 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] uitgesproken met ingang van 30 april 2021 en tot 30 augustus 2021. Tevens heeft de kinderrechter een machtiging uithuisplaatsing verleend in de voorziening Radar voor 24-uurs zorg en opvoeding van [jeugdzorgspecialist] te [plaats 1] voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Bij beschikking van 10 augustus 2021 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing in de voorziening Radar voor 24-uurs zorg en opvoeding van [jeugdzorgspecialist] te [plaats 1] verlengd tot 30 april 2022.
Bij beschikking van 1 april 2022 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing in de voorziening Radar voor 24-uurs zorg en opvoeding van [jeugdzorgspecialist] te [plaats 1] verlengd tot 30 oktober 2022.
Bij beschikking van 24 oktober 2022 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] laatstelijk verlengd tot 23 oktober 2023.
Bij beschikking van 30 december 2022 heeft de kinderrechter een voorwaardelijke machtiging om [minderjarige 1] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 30 december 2022 en tot 30 juni 2023.
[minderjarige 1] verblijft thans bij de [crisisgroep] van [jeugdzorgspecialist] in [plaats 2].

Het verzoek

De GI verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot einde ondertoezichtstelling.
De GI verzoekt hierbij de beschikking onverwijld af te geven zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden.

De beoordeling

Het wettelijk kader
Op grond van het bepaalde in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige, een machtiging tot uithuisplaatsing verlenen.
Op grond van het bepaalde in artikel 800, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een beschikking betreffende een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige aanstonds worden afgegeven, indien de behandeling niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarige.
De inhoudelijke beoordeling
Op basis van de overgelegde stukken is de kinderrechter van oordeel dat sprake is van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat een mondelinge behandeling niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk dreigend en ernstig nadeel voor [minderjarige 1].
Uit de overgelegde stukken volgt dat de situatie thuis de afgelopen weken meermalen is geëscaleerd, waarbij [minderjarige 1] hevige fysieke en verbale agressie richting de moeder heeft vertoond. Zo heeft [minderjarige 1] eerder de moeder geprobeerd te wurgen. De moeder is de grip op [minderjarige 1] kwijt geraakt, waarbij het wegvallen van de school voor [minderjarige 1] een extra zorgelijke factor is. [minderjarige 1] laat zowel naar zichzelf als naar de moeder en derden onveilig en schadelijk gedrag zien.
In de ochtend van 10 oktober 2023 heeft [minderjarige 1] in de thuissituatie suïcidale uitingen gedaan. Naar aanleiding daarvan is de politie gekomen, maar zij hebben [minderjarige 1] niet meegenomen. In de middag van 10 oktober 2023 is de situatie thuis opnieuw geëscaleerd. [minderjarige 1] heeft meerdere spullen in het huis kapot gemaakt en terwijl hij dit deed heeft [minderjarige 1] de moeder buitengesloten uit de woning. Ook had [minderjarige 1] een keukenmes bij zich. Vervolgens heeft de politie [minderjarige 1] gearresteerd in verband met vernieling. [minderjarige 1] is door de politie meegenomen naar Torentijd. Op basis van de inschatting van de politie en de uitspraken van [minderjarige 1] richting de moeder, heeft de GI besloten dat [minderjarige 1] in het kader van zijn eigen veiligheid en de veiligheid van de moeder op deze manier niet terug naar huis kan. [minderjarige 1] is daarna in de avond van 10 oktober 2023 op de [crisisgroep] van [jeugdzorgspecialist] in [plaats 2] geplaatst. [minderjarige 1] heeft uitspraken gedaan over het weglopen van de crisisgroep. Tot op heden heeft hij dit niet gedaan.
Uit de overgelegde stukken volgt dat het de bedoeling van de GI is dat [minderjarige 1] na vier weken op de crisisgroep (langer dan vier weken kan [minderjarige 1] ook niet op de crisisgroep blijven) terug kan werken naar huis met behulp van MST en individuele hulpverlening. Het is vooralsnog onduidelijk of dit binnen die termijn haalbaar is in die zin dat niet zeker is dat de situatie over vier weken goed genoeg zal zijn om [minderjarige 1] te laten terugkeren naar huis.
Gelet op het bovenstaande is de kinderrechter van oordeel dat de veiligheid in de thuissituatie op dit moment niet kan worden gewaarborgd en dat in deze situatie en omstandigheden een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor een jeugdhulpaanbieder noodzakelijk is. Juist ook nu er een ondertoezichtstelling tot 23 oktober 2023 loopt en [minderjarige 1] op dit moment niet thuis bij de moeder woont, maar op de [crisisgroep] verblijft.
De GI, de moeder en haar advocaat worden in de gelegenheid gesteld hun mening te geven op de hierna te noemen mondelinge behandeling. In afwachting van de mondelinge behandeling zal de (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder worden verleend voor tot aan het einde van de ondertoezichtstelling, te weten met ingang van 13 oktober 2023 en tot 23 oktober 2023.
De kinderrechter is voorts bekend geraakt met het gegeven dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] tot 23 oktober 2023 loopt en dat de GI gelijktijdig met het voorliggende spoedverzoek op 13 oktober 2023 een verzoek verlenging ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van zes maanden (mits de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing is verleend) bij de rechtbank heeft ingediend, bekend onder zaaknummer C/02/414857 / JE RK 23-1814. Gelet op de aflooptermijn van de ondertoezichtstelling bepaalt de kinderrechter dat beide zaken gelijktijdig op hieronder genoemde mondelinge behandeling behandeld zullen worden.
Hiervoor worden de GI, de moeder en haar advocaat nog apart opgeroepen. Ook zal [minderjarige 1] nog worden opgeroepen voor een apart gesprek met de kinderrechter.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 13 oktober 2023 en tot 23 oktober 2023;
bepaalt dat de GI, de moeder en haar advocaat zullen worden gehoord tijdens de mondelinge behandeling van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, in het gerechtsgebouw aan Kousteensedijk 2 te Middelburg, op
19 oktober 2023 om 11.45 uurover zowel het spoedverzoek machtiging tot uithuisplaatsing (bekend onder zaaknummer C/02/414850 / JE RK 23-1811) als het reguliere verzoek verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing (bekend onder zaaknummer C/02/414857 / JE RK 23-1814);
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor die mondelinge behandeling van 19 oktober 2023 om 11.45 uur voor de GI, de moeder en haar advocaat;
bepaalt dat [minderjarige 1] per aparte brief wordt uitgenodigd voor een gesprek met de kinderrechter.
Deze beschikking is gegeven door mr. De Beer, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2023, in aanwezigheid van mr. Vork, griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.