ECLI:NL:RBZWB:2023:7164

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 oktober 2023
Publicatiedatum
16 oktober 2023
Zaaknummer
21/4917
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaren tegen belastingaanslagen door de rechtbank

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 12 oktober 2023, wordt de ontvankelijkheid van de bezwaren van belanghebbende B.V. tegen belastingaanslagen van de gemeente Waalwijk beoordeeld. De rechtbank behandelt de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar, die op 5 oktober 2021 zijn gedaan. De heffingsambtenaar heeft de bezwaren van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard omdat deze te laat waren ingediend. Belanghebbende heeft hiertegen beroep aangetekend.

Tijdens de zitting op 20 juli 2023, waar belanghebbende vertegenwoordigd was door de heer [familienaam] en zijn echtgenote, heeft de rechtbank vastgesteld dat de bezwaren inderdaad te laat zijn ingediend. De rechtbank heeft de argumenten van belanghebbende overwogen, maar concludeert dat de heffingsambtenaar terecht heeft geoordeeld dat de bezwaren niet-ontvankelijk zijn. De rechtbank benadrukt dat de wettelijke termijn voor het indienen van bezwaren niet is nageleefd en dat er geen geldige redenen zijn aangevoerd voor de termijnoverschrijding.

De rechtbank heeft ook opgemerkt dat, hoewel de heer en mevrouw [familienaam] zich in een moeilijke financiële situatie bevinden, dit geen invloed heeft op de juridische beoordeling van de ontvankelijkheid van de bezwaren. De rechtbank kan de regels die door de wetgever zijn vastgesteld niet op hun redelijkheid beoordelen. De uitspraak bevestigt dat de bezwaren ongegrond zijn en dat de beslissingen van de heffingsambtenaar in stand blijven. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 21/4917 tot en met BRE 21/4920

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 oktober 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] B.V., gevestigd in [plaats] , belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van 5 oktober 2021.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende voor de onroerende zaak, [adres] in [plaats] , de volgende aanslagen opgelegd:
 met dagtekening
31 januari 2020een aanslag reinigingsrecht voor het jaar 2020 met [aanslagnummer 1] ;
 met dagtekening
30 november 2020de op één biljet vermelde aanslagen onroerendezaakbelasting gebruiker, rioolheffing gebruiker en reclamebelasting voor het jaar 2020 met [aanslagnummer 2] ;
 met dagtekening
31 december 2020een aanslag precariobelasting voor het jaar 2020 met [aanslagnummer 3] ;
 met dagtekening
31 januari 2021de op één biljet vermelde aanslagen onroerendezaakbelasting gebruiker, rioolheffing gebruiker, reinigingsrecht en reclamebelasting voor het jaar 2021 met [aanslagnummer 4] .
Belanghebbende heeft tegen deze aanslagen bezwaar gemaakt.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft bij brief van 5 oktober 2021 in een keer de beslissing op alle bezwaren van belanghebbende tegen de hiervoor genoemde aanslagen (zie 1.2) bekend gemaakt (de uitspraken op bezwaar). De beslissing is dat de
bezwaren te laatzijn ingediend en daarom in juridische vaktermen niet-ontvankelijk worden verklaard. Tegen deze beslissing is belanghebbende in beroep gekomen.
1.4.
Belanghebbende heeft met dagtekening 24 juni 2023 een nader stuk ingediend, maar heeft daarin geen toestemming gegeven om in de zaken te beslissen zonder voorafgaande mondelinge behandeling.
1.5.
De rechtbank heeft de beroepen op 20 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen namens belanghebbende, [naam 1] , bijgestaan door zijn echtgenote, [echtgenote] . Namens de heffingsambtenaar is niemand verschenen.
1.6.
Aan het einde van de mondelinge behandeling van de zitting heeft de rechtbank aangekondigd dat de uitspraak na 6 weken zou worden gedaan. Helaas is het niet mogelijk gebleken om binnen die termijn uitspraak te doen. De rechtbank heeft dat partijen per brief laten weten. De rechtbank betreurt het dat de uitspraak lang op zich heeft laten wachten.

Beoordeling door de rechtbank

2.
2.1.
De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar belanghebbedes bezwaren tegen de in 1.2 genoemde aanslagen terecht wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
2.2.
De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar gelijk heeft in deze zaak. De bezwaren van belanghebbende zijn te laat ingediend en daarom terecht wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3.
3.1.
Belanghebbende is een rechtspersoon, een B.V. (besloten vennootschap). Deze B.V. had in het verleden een schoenenzaak in [plaats] . De heer [familienaam] en zijn echtgenote waren de ondernemers van de schoenenzaak. Omdat de B.V. zelf niets doet of niet kan verklaren, wordt hierna gesproken over de heer en mevrouw [familienaam] .
3.2.
De heer en mevrouw [familienaam] waren (en zijn in feite nog steeds) gespecialiseerd in het vinden van schoenen voor mensen met voetproblemen. Het betrof een familiebedrijf uit de familie van mevrouw [familienaam] .
3.3.
De heer en mevrouw [familienaam] huurden voor de exploitatie van de schoenenwinkel de winkelruimte op het [adres] in [plaats] . Dat is het pand waar het in deze zaken om gaat. De vorige huurder was een ondernemer die de heer en mevrouw [familienaam] omschrijven met de naam ‘mijnheer [naam 2] ’. De eigenaar van de onroerende zaak is een persoon die de heer en mevrouw [familienaam] omschrijven met de naam ‘mijnheer [naam 3] ’. De heer [naam 3] was ook eigenaar van het buurpand, waarin een andere winkel was gevestigd. De bedrijfsleider van het naastgelegen pand kwam periodiek de huurbedragen bij de heer en mevrouw [familienaam] innen. Mijnheer [naam 3] is reeds lange tijd overleden. De huurbedragen werden, ook na het overlijden van de heer [naam 3] , geïnd door de bedrijfsleider van de naastgelegen winkel.
3.4.
De winkel is sinds oktober 2021 gesloten.
3.5.
De heer en mevrouw [familienaam] en/of de B.V. zijn niet in staat om schulden te betalen.
3.6.
De heer en mevrouw [familienaam] hebben in de periode dat de winkel nog open was een controle gehad van de administratie door de (landelijke) Belastingdienst.
3.7.
De heer en mevrouw [familienaam] hebben in het verleden andere zaken bij de rechtbank gehad, waaronder bij de afdeling civiel recht. Daarin is uitspraak gedaan.
3.8.
Deze procedure gaat over de verschillende soorten belastingheffing door de gemeente Waalwijk.

Motivering

Vooraf: afwijzing verdagingsverzoeken
4.
4.1.
De heer en mevrouw [familienaam] hebben bij e-mail van 11 juni 2023 aan de rechtbank wegens medische klachten verzocht om verdaging van de behandeling van de zaken op de zitting van 20 juli 2023. Bij brief van 7 juni 2023, door de rechtbank ontvangen op 16 juni 2023, heeft de heffingsambtenaar de rechtbank laten weten dat de door hem ingeschakelde gemachtigde wegens vakantie niet in de gelegenheid is om namens de heffingsambtenaar ter zitting te verschijnen. De heffingsambtenaar heeft in verband daarmee verzocht om de zitting naar een andere datum te verplaatsen dan wel om uitspraak te doen zonder voorafgaande mondelinge behandeling.
4.2.
De rechtbank heeft partijen bij brief van 21 juni 2023 bericht dat zij in de door beide partijen genoemde omstandigheden onvoldoende aanleiding ziet om de zitting te verdagen. De rechtbank kent bij haar afweging het meeste gewicht toe aan het belang van een doelmatige procesgang. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar daarbij in overweging gegeven om een andere gemachtigde dan wel een eigen medewerker aan de zitting te laten deelnemen. Ook constateert de rechtbank dat de heffingsambtenaar zich bereid heeft verklaard met afdoening van de zaken zonder nadere mondelinge behandeling ter zitting. Door middel van voornoemde brief van 21 juni 2023 bevestigt de rechtbank dat bericht. In diezelfde brief vraagt de rechtbank van de heer en mevrouw [familienaam] om op hun beurt uiterlijk 5 juli 2023 kenbaar te maken of de rechtbank de beslissing in de onderhavige zaken zal geven zonder mondelinge behandeling en dat, bij geen bericht, de zitting van 20 juli 2023 zal doorgaan.
Hoofdonderwerp: de belasting die de gemeente wil heffen
4.3.
De heer en mevrouw [familienaam] hebben de rechtbank verteld dat de schoenenwinkel in een spiraal van tegenslagen terecht is gekomen. De heer [familienaam] stelt dat hij een goede administratie voerde en zijn verplichtingen altijd nakwam. Uit de controle van de Belastingdienst kwamen geen fouten aan het licht. Maar in een beoordeling door de rechter van een conflict over de huur zijn de heer en mevrouw [familienaam] in het ongelijk gesteld, waarbij verklaringen van de heer en mevrouw [familienaam] niet (of niet volledig) zijn gevolgd. Ook de Corona-pandemie heeft de onderneming hard geraakt.
4.4.
De heer en mevrouw [familienaam] hebben schulden en zijn niet in staat om de belastingen die de gemeente wil heffen te betalen. De heer en mevrouw [familienaam] hebben ter zitting verklaard zich machteloos te voelen.
4.5.
De rechtbank heeft ter zitting aan de heer en mevrouw [familienaam] voorgehouden dat alleen de wettelijk voorgeschreven taken kunnen worden uitgevoerd. Het zou in strijd komen met de rechterlijke onafhankelijkheid om belanghebbende te adviseren wat te doen. Ook speelt daarbij mee dat de heffingsambtenaar niet ter zitting aanwezig was.
4.6.
De wettelijk voorgeschreven taak voor deze zaken is dat de rechtbank toetst of het terecht is wat de heffingsambtenaar in zijn brief van 5 oktober 2021 heeft geschreven: dat de heer en mevrouw [familienaam] te laat waren met hun brief aan de gemeente. En de heffingsambtenaar heeft gelijk. De heer en mevrouw [familienaam] hadden steeds 6 weken de tijd om de gemeente te laten weten dat er een probleem was met (één van) de aanslagen. De heer en mevrouw [familienaam] hebben ‘pas’ op 24 augustus 2021 een brief aan de gemeente gestuurd. Dat is niet snel genoeg. Bovendien hebben zij geen omstandigheden genoemd die een geldige reden vormen voor de late verzending.
4.7.
Als de heer en mevrouw [familienaam] bedoelen dat deze regels oneerlijk en onredelijk zijn, dan kan de rechtbank hen daarbij niet helpen. De rechter mag de regels die door het parlement in wetten zijn vastgelegd niet beoordelen op hun redelijkheid (artikel 120 van de Grondwet).
4.8.
Dat de heer en mevrouw [familienaam] te laat waren, betekent dat de heffingsambtenaar niet hoefde te ‘luisteren’ naar hun argumenten, waarom zij vinden dat zij geen belasting zouden moeten betalen. De rechtbank kan de heffingsambtenaar daar dan ook niet toe dwingen. Ook over beslissingen van andere rechters en andere procedures kan in deze zaken geen oordeel gegeven worden.
4.9.
Dan resteert nog het signaal van de heer en mevrouw [familienaam] dat zij in een situatie van acute betalingsonmacht verkeren en zich wanhopig voelen. Omdat de heffingsambtenaar niet ter zitting is verschenen, ziet de rechtbank aanleiding om op dat punt in deze uitspraak in te gaan. De heffingsambtenaar schrijft in zijn verweerschrift dat is geprobeerd “om binnen de haar [de lees: de gemeente] ter beschikking staande kaders aan belanghebbende tegemoet te komen”. Concreet hield dit in: uitstel van betaling. Dat betekent dat de afdeling invordering van de gemeente op de hoogte is gesteld.
4.10.
De rechtbank interpreteert het betoog van de heer en mevrouw [familienaam] echter als een signaal dat bij de afdeling schuldhulpverlening van de gemeente terecht moet komen. Uit openbaar raadpleegbare informatie blijkt dat de gemeente beschikt over een module met de titel “Waalwijzer | Schuldhulpverlening voor ondernemers”. De rechtbank doet
een klemmend beroep op de heffingsambtenaarom het beroepschrift van de heer en mevrouw [familienaam] (en dus namens de B.V. als belanghebbende) bij de uitvoerder daarvan, Team WijZ, kenbaar te maken.
4.11.
Het voorgaande is wat de rechtbank passend acht in deze zaak. Maar dat kan de rechtbank niet in de officiële beslissing opnemen. Die is en blijft dat belanghebbende (dat is dus [belanghebbende] .) ongelijk heeft. Hierna staat dat in de woorden zoals de wet die voorschrijft en de uitleg over de gevolgen die dat heeft.

Conclusie en gevolgen

5. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de brief van 5 oktober 2021 zo blijft als deze is en dat de daarin genomen beslissingen in stand blijven. Belanghebbende (nogmaals: dat is dus [belanghebbende] ) krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

6. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Dondorp-Loopstra, rechter, in aanwezigheid van mr. J.H.M. van Ooijen, griffier, op 12 oktober 2023. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak mede te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.