ECLI:NL:RBZWB:2023:7176
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning in het kader van belastingheffing
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 oktober 2023, wordt het beroep van een belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant beoordeeld. De zaak betreft de WOZ-waarde van een woning in België, die door de heffingsambtenaar was vastgesteld op € 106.000 per 1 januari 2020. De belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. A. Bakker, betwistte deze waarde en stelde dat de woning maximaal € 87.000 waard was. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 20 juli 2023, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende en de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs heeft geleverd voor de vastgestelde WOZ-waarde. De rechtbank oordeelt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld en dat de heffingsambtenaar de waarde op een juiste manier heeft onderbouwd met een taxatierapport. De rechtbank wijst erop dat de referentiewoningen die zijn gebruikt voor de waardebepaling voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van de belanghebbende. De rechtbank oordeelt dat de stellingen van de belanghebbende niet voldoende zijn om de vastgestelde waarde te weerleggen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van de belanghebbende ongegrond, wat betekent dat de heffingsambtenaar de waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen mag handhaven. De belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.