ECLI:NL:RBZWB:2023:7177
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling WOZ-waarde van een terrein in het kader van belastingrecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 oktober 2023, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 15 februari 2022 beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 26 februari 2021 een waarde-beschikking voor het jaar 2021 verzonden, waarin de waarde van een terrein in [plaats] werd vastgesteld op € 106.000 per 1 januari 2020. De belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. A. Bakker, stelde dat de waarde maximaal € 89.000 (primair) of € 99.000 (subsidiair) zou moeten zijn. De rechtbank oordeelt dat het beroep van de belanghebbende niet slaagt en dat de waarde van het terrein niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank baseert haar oordeel op de argumenten van de belanghebbende en de door de heffingsambtenaar overgelegde taxatierapporten, die de waarde onderbouwen aan de hand van vergelijkbare objecten. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar zijn bewijslast heeft voldaan en dat de referentieobjecten geschikt zijn voor de waardebepaling. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de belanghebbende geen griffierecht terugkrijgt en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt.