In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 12 oktober 2023, worden de beroepen van de belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar beoordeeld. De belanghebbende, een eigenaar van een woning in België, heeft bezwaar gemaakt tegen de WOZ-waardebeschikkingen voor de jaren 2020 en 2021. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning vastgesteld op respectievelijk € 143.000 en € 145.000, maar na bezwaar werd de waarde voor 2020 verlaagd tot € 137.000. De rechtbank behandelt de beroepen gelijktijdig en concludeert dat het beroep voor 2020 ongegrond is, terwijl het beroep voor 2021 gegrond is, omdat het bezwaar alsnog ontvankelijk moet worden geacht. De rechtbank oordeelt echter dat de heroverweging in bezwaar niet leidt tot een wijziging van de beschikking, waardoor de rechtsgevolgen in stand blijven. De rechtbank gelast dat het griffierecht van € 49 aan de belanghebbende wordt vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.