ECLI:NL:RBZWB:2023:7184

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
16 oktober 2023
Zaaknummer
10377450 \ CV EXPL 23-827 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. De Vlieger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke toewijzing van vordering tot betaling van facturen door boekhouder

In deze civiele zaak heeft De Groene Boekhouder B.V. (DGB) een vordering ingesteld tegen H.O.D.N. [bedrijf gedaagde] voor de betaling van twee facturen die betrekking hebben op werkzaamheden die buiten het overeengekomen abonnementstarief vallen. De kantonrechter heeft op 11 oktober 2023 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de vordering van DGB gedeeltelijk is toegewezen. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 7 juni 2022 heeft [gedaagde] DGB de opdracht gegeven om de administratie van zijn eenmanszaak te verzorgen, met een maandelijkse vergoeding van €120,- exclusief btw. DGB heeft deze opdracht bevestigd en haar algemene voorwaarden meegestuurd. In de maanden juli tot en met december 2022 heeft DGB het abonnementsbedrag gefactureerd, dat door [gedaagde] is betaald. Echter, op 29 december 2022 heeft DGB twee aanvullende facturen gestuurd voor werkzaamheden die volgens DGB buiten het abonnementstarief vallen. [gedaagde] heeft deze facturen niet betaald en heeft de overeenkomst van opdracht beëindigd. DGB vordert nu betaling van de facturen, vermeerderd met contractuele vertragingsrente.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] een bedrag van €2.367,07 (inclusief btw) aan DGB moet betalen voor de werkzaamheden die buiten het abonnementstarief vallen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat DGB recht heeft op betaling voor de verrichte werkzaamheden en dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn. De kantonrechter heeft de vordering van DGB gedeeltelijk toegewezen, waarbij de contractuele rente van 15% per jaar over het verschuldigde bedrag is toegewezen vanaf 13 januari 2023. Tevens is [gedaagde] veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van DGB, vastgesteld op €776,13. Het vonnis is uitgesproken door mr. De Vlieger en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10377450 \ CV EXPL 23-827
Vonnis van 11 oktober 2023
in de zaak van
DE GROENE BOEKHOUDER B.V.,
te Tilburg,
eisende partij,
hierna te noemen: DGB,
gemachtigde: [gemachtigde],
tegen
[gedaagde], H.O.D.N. [bedrijf gedaagde],
te [plaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. D.D. Dielissen-Breukers.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 mei 2023 en de daarin genoemde stukken;
- de akte overlegging producties van DGB van 12 september 2023;
- de mondelinge behandeling van 12 september 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2
Vervolgens heeft de kantonrechter besloten in deze zaak uitspraak te doen.

2.De feiten

2.1
Op 7 juni 2022 verstrekt [gedaagde] aan DGB de opdracht om de administratie van zijn eenmanszaak [bedrijf gedaagde] te verzorgen.
2.2
DGB bevestigt deze opdracht bij e-mail van 27 juni 2022. Deze e-mail luidt, voor zover van belang:
‘(…)
Bevestiging
Allereerst bevestig ik dat we de opdracht hebben aanvaard. We gaan voor je bedrijf de administratie verzorgen voor een bedrag van €120 per maand, exclusief btw. Hiervoor verwerken we de boekhouding, verzorgen de btw-aangifte, stellen de jaarrekening samen en verzorgen je aangifte inkomstenbelasting. Op alle onze diensten zijn de Algemene Voorwaarden van toepassing. Deze vind je in de bijlage.
(…)
We gaan zowel met het inhaalwerk, als met het huidige jaar aan de slag. Zou je me de inkoop- en verkoopfacturen van dit jaar alvast kunnen mailen? Dan kunnen we de correctie van BTW 1e kwartaal gaan verzorgen.
(…)’
2.3
Bij deze e-mail stuurt DGB haar algemene voorwaarden als bijlage mee (hierna: de algemene voorwaarden). Deze luiden, voor zover relevant, als volgt:
‘(…)
5.2
Indien partijen niet schriftelijk anders zijn overeengekomen, wordt het honorarium van de opdrachtnemer vastgesteld aan de hand van een uurtarief passend bij de werkzaamheden.
5.3
Indien partijen een periodiek abonnementsbedrag zijn overeengekomen voor de werkzaamheden, dan wordt dit bedrag geacht enkel de werkzaamheden te dekken welke blijken uit de schriftelijke overeenkomst, danwel de omschrijving op de factuur. Het honorarium voor overige werkzaamheden worden altijd vastgesteld conform art. 5.2.
5.4
Indien sprake is van een abonnementsbedrag blijft DGB altijd gerechtigd inhaalwerkzaamheden afzonderlijk in rekening te brengen.
(…)’
2.4
In de maanden juli tot en met december 2022 factureert DGB het abonnementsbedrag van €120,- aan [gedaagde], die deze facturen betaalt.
2.5
Op 29 december 2022 stuurt DGB twee (aanvullende) facturen aan [gedaagde]:
- factuur [nummer 1] voor een bedrag van € 2.590,90 (incl. BTW) met als omschrijving:

Administratie januari t/m juni2022’
- factuur [nummer 1] voor een bedrag van € 1.892,65 (incl. BTW) met als omschrijving:
‘Beoordeling administratie 2020 en 2021 (…)
Advieswerkzaamheden inz belastingschulden (…)
Voorlopige inkomstenbelasting 2022 ivm verhuurder (…)
Diverse besprekingen (…)’
2.6
Beide facturen (hierna: de Facturen) hebben 12 januari 2023 als vervaldatum.
2.7
Bij brief van zijn gemachtigde van 10 januari 2023 beëindigt [gedaagde] de overeenkomst van opdracht met DGB. [gedaagde] betaalt de Facturen niet.

3.De zaak in het kort

Standpunt DGB
3.1
DGB vordert in deze procedure kortweg dat [gedaagde] de Facturen alsnog betaalt, vermeerderd met contractuele vertragingsrente. De Facturen zien volgens DGB op werkzaamheden die buiten het maandelijkse abonnementstarief van € 120,- (ex btw) vallen en die zij apart in rekening mocht brengen tegen een passend uurtarief.
Standpunt
3.2
[gedaagde] is het hier niet mee eens. Hij betwist dat hij opdracht heeft gegeven tot (inhaal)werkzaamheden die buiten het maandbedrag vallen. Daarnaast heeft [gedaagde] bezwaren tegen de hoogte van de Facturen. Ook vindt [gedaagde] dat het tariefbeding in de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend is, althans een beroep daarop naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Tot slot beroept [gedaagde] zich op opschorting vanwege een schadevordering.
Wat beslist de kantonrechter?
3.3
De kantonrechter vindt dat [gedaagde] een bedrag van € 2367,07 (incl. btw) moet betalen aan DGB voor werkzaamheden die buiten het abonnementstarief vallen. Over dat bedrag moet [gedaagde] ook de gevorderde (contractuele) rente betalen. Dat betekent dat de kantonrechter de vordering van DGB gedeeltelijk toewijst.
3.4
De kantonrechter legt hierna uit hoe hij tot deze beslissing komt.

4.De beoordeling

4.1
De kantonrechter stelt voorop dat DGB als professionele opdrachtnemer recht heeft op loon voor de werkzaamheden die zij in opdracht van [gedaagde] heeft verricht (art. 7:405 lid 1 BW). Tussen partijen staat niet ter discussie dat zij voor bepaalde werkzaamheden een maandelijks abonnementstarief zijn overeengekomen van € 120,- ex btw. Waar partijen het niet over eens zijn is of de Facturen zien op werkzaamheden die buiten het abonnementstarief vallen en DGB deze al dan niet apart in rekening mocht brengen.
Uitleg van de afspraken
4.2
Om dit beoordelen moet de kantonrechter de opdrachtovereenkomst tussen partijen uitleggen. Bepalend daarvoor is de betekenis die partijen redelijkerwijs aan de opdrachtovereenkomst mochten toekennen en wat zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (Haviltex-maatstaf). Naast de tekst van de opdrachtbevestiging kunnen voor de uitleg van de afspraken tussen partijen ook andere omstandigheden van belang zijn.
Opdrachtbevestiging duidelijk
4.3
Zoals hiervoor al gezegd staat in de opdrachtbevestiging van DGB het volgende over het maandelijkse abonnementstarief:
‘(…)
Bevestiging
Allereerst bevestig ik dat we de opdracht hebben aanvaard. We gaan voor je bedrijf de administratie verzorgen voor een bedrag van €120 per maand, exclusief btw. Hiervoor verwerken we de boekhouding, verzorgen de btw-aangifte, stellen de jaarrekening samen en verzorgen je aangifte inkomstenbelasting. Op alle onze diensten zijn de Algemene Voorwaarden van toepassing. Deze vind je in de bijlage.
(…)’
4.4
Met het woord ‘
Hiervoor’, dat terugslaat op het bedrag van € 120,- (ex btw) per maand, geeft de opdrachtbevestiging duidelijk aan welke werkzaamheden DGB voor dat abonnementstarief zou verrichten, namelijk:
  • i) het verwerken van de boekhouding;
  • ii) het verzorgen van de btw-aangifte;
  • iii) het samenstellen van de jaarrekening; en
  • iv) het verzorgen van de aangifte inkomstenbelasting.
[gedaagde] onderschrijft dit ook in zijn conclusie van antwoord (randnummer 2).
4.5
Uit de zinsnede ‘
We gaan voor je bedrijf de administratie verzorgen’ leidt de kantonrechter daarnaast af dat het maandelijkse bedrag zag op het verzorgen van de administratie over de periode vanaf de datum van de opdrachtbevestiging (en dus niet op het verleden). Ter zitting heeft DGB daarnaast (onbetwist) toegelicht dat op de maandelijkse facturen duidelijk is omschreven op welke werkzaamheden het maandbedrag ziet.
Algemene voorwaarden DGB
4.6
Deze uitleg sluit ook aan bij artikel 5 van de algemene voorwaarden van DGB. Daarin staat namelijk (kortweg) dat (zie r.o. 2.3):
- een abonnementsbedrag enkel de werkzaamheden dekt die blijken uit de schriftelijke overeenkomst of de omschrijving op de factuur (art. 5.3);
- overige werkzaamheden worden verricht tegen een uurtarief passend bij de werkzaamheden (art. 5.3 en 5.2); en
- ook als sprake is van een abonnementstarief, DGB gerechtigd blijft inhaalwerkzaamheden afzonderlijk in rekening te brengen (art. 5.4).
4.7
De kantonrechter vindt dat deze bepalingen onderdeel zijn van de overeenkomst tussen partijen. [gedaagde] betwist namelijk niet dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn. Anders dan [gedaagde], ziet de kantonrechter ook niet in waarom artikel 5 van de algemene voorwaarden in dit geval onredelijk bezwarend zou zijn of waarom DGB daar geen beroep op zou kunnen doen. Dat DGB in haar algemene voorwaarden (strikt) afbakent welke werkzaamheden onder het abonnementstarief vallen, vindt de kantonrechter niet onredelijk. Het rekenen van een passend uurtarief voor andere werkzaamheden wijkt daarnaast niet wezenlijk af van de wet (een ‘gebruikelijk of redelijk loon’ volgens art. 7:405 BW). De omstandigheden die [gedaagde] in dat verband aanvoert, brengen de kantonrechter niet op andere gedachten.
4.8
De kantonrechter merkt nog op dat [gedaagde] als ondernemer deelneemt aan het handelsverkeer. Bij die hoedanigheid hoort dat hij zich bewust moet zijn dat algemene voorwaarden onderdeel zijn van een opdracht. Zeker in dit geval, want [gedaagde] heeft de algemene voorwaarden ontvangen en de opdrachtbevestiging verwijst daar ook expliciet naar. Juist vanwege de bepalingen 5.2, 5.3 en 5.3 in de algemene voorwaarden mocht [gedaagde] er niet zonder meer van uit gaan dat alles wat buiten de in r.o. 4.4 genoemde werkzaamheden valt, binnen het abonnementstarief zou vallen. Hij had ook vooraf kunnen vragen wat de kosten zijn voor die extra werkzaamheden.
Waar moet [gedaagde] voor betalen?
4.9
Kortom, de kantonrechter legt de afspraken tussen partijen zo uit dat het abonnementstarief uitsluitend zag op de in r.o. 4.4 genoemde werkzaamheden over de periode vanaf de datum van de opdrachtbevestiging. Voor andere werkzaamheden is [gedaagde] (dus) een passend uurtarief verschuldigd aan DGB. Wel geldt dit alleen voor
inhoudelijkewerkzaamheden en niet voor (meer secretariële) taken als het scannen of ordenen van stukken. [gedaagde] hoefde er namelijk niet op bedacht te zijn dat DGB ook daar (achteraf) apart een uurtarief voor in rekening zou brengen. Daarbij weegt de kantonrechter mee dat DGB van tevoren niet gewaarschuwd heeft dat zulke werkzaamheden tot extra kosten zouden leiden. Als DGB dat wel voor ogen had, dan had zij daar als goed opdrachtnemer (art. 7:401 BW) vooraf transparant over moeten zijn.
Wat moet [gedaagde] betalen?
4.1
Aan de hand van deze uitgangspunten beoordeelt de kantonrechter hierna welk deel van de Facturen [gedaagde] moet betalen. Daarbij is het wel aan DGB – die de stelplicht heeft – om voldoende duidelijk te maken waarom de (gespecificeerde) werkzaamheden gelden als extra werkzaamheden waar [gedaagde] opdracht voor heeft gegeven.
4.11
Bij deze beoordeling gaat de kantonrechter verder uit van de juistheid van de omschrijving en tijdsbesteding op de factuurspecificaties van DGB. [gedaagde] concretiseert namelijk niet waarom deze specificaties niet zouden kloppen. Ook gaat de kantonrechter uit van de uurtarieven die DGB hanteert. Mede in het licht van de benchmark waar DGB op wijst – en die [gedaagde] niet tegenspreekt – vindt de kantonrechter deze tarieven passend (en redelijk).
Factuur [nummer 1]
4.12
De kantonrechter vindt dat [gedaagde] een deel van factuur [nummer 1] moet betalen en licht toe waarom.
4.13
Factuur [nummer 1] heeft als omschrijving ‘
Administratie januari t/m juni 2022’,de periode voorafgaand aan de opdrachtbevestiging. Werkzaamheden die zien op deze periode vallen als gezegd niet onder het maandelijkse abonnementstarief (zie r.o. 4.9). Partijen zijn het erover eens dat DGB aan de slag zou gaan met inhaalwerk. Dit wordt in de opdrachtbevestiging ook zo genoemd. Ter zitting wees DGB daarnaast op haar e-mails van 17 augustus en 20 september 2022. Daaruit volgt dat DGB – na overleg met [gedaagde] – de boekhouding tot en met juli 2022 heeft doorgelopen. Ook geeft zij in die e-mails inzicht in de cijfers vanaf januari 2022 en vraagt zij ontbrekende facturen vanaf januari 2022. Hier heeft [gedaagde] onvoldoende tegenover gesteld. Daarmee staat vast dat [gedaagde] opdracht heeft gegeven tot inhaalwerk over de periode januari tot en met juni 2022.
4.14
De volgende posten van factuur [nummer 1] zien duidelijk op inhaalwerk over deze periode:
Datum
Medewerker
Omschrijving
Uren
Tarief
27-7-2022
[naam 1]
01 + 02 inboeken trifact
3,75
€ 62,45
€ 234,19
28-7-2022
[naam 1]
boekhouding 02 +01 bijwerken en afletteren
4
€ 62,45
€ 249,80
29-7-2022 k
[naam 2]
Boekhouding doorlopen ivm btw 2022-01 en 02
1,25
€ 79,80
€ 99,75
29-7-2022
[naam 2]
Boekhouding doorlopen ivm btw 2022-01 en 02
1,5
€ 79,80
€ 119,70
29-7-2022
[naam 2]
Btw aangifte 2022-02
0,25
€ 79,80
€ 19,95
9-8-2022
[naam 1]
Salarissen naar de juiste grootboekrekening boeken.
0,5
€ 62,45
€ 31,23
16-8-2022
[naam 2]
Telefoneren met [gedaagde] en grootboekkaarten sturen van wat er momenteel in Snelsta
0,5
€ 79,80
€ 39,90
17-8-2022
[naam 2]
Boekhouding 2022 01 en 02 volledig doorlopen op verzoek [gedaagde]
0,5
€ 79,80
€ 39,90
17-8-2022
[naam 2]
Boekhouding 2022 01 en 02 volledig doorlopen op verzoek [gedaagde]
2
€ 79,80
€ 159,60
17-8-2022
[naam 2]
Boekhouding 2022 01 en 02 volledig doorlopen op verzoek [gedaagde]
0,75
€ 79,80
€ 59,85
€ 1.053,87
4.15
Deze posten moet [gedaagde] dan ook betalen.
4.16
Voor de overige posten van factuur [nummer 1] geldt dat niet. Die posten zien namelijk op algemene werkzaamheden als ‘
Onboarding’, ‘
Dossiers inrichten’ en ‘
machtigingen Nextens’, ‘
BTW Bezwaar’ en meer secretariële taken (zoals het inscannen van stukken). Mede gezien de bezwaren van [gedaagde] tegen de factuurspecificatie, was het aan DGB om voldoende duidelijk voor het voetlicht te brengen waarom deze posten buiten het abonnementstarief vallen en zij deze afzonderlijk in rekening kon brengen. Dat laat DGB na.
Factuur [nummer 1]
4.17
De specificatie bij factuur [nummer 1] is opgeknipt in de categorieën ‘
Diverse besprekingen’, ‘
Beoordeling administratie 2020 en 2021’, ‘
Advieswerkzaamheden inz belastingschulden’ en ‘
Voorlopige inkomstenbelasting 2022 ivm verhuurder’.
Diverse besprekingen
4.18
Over de categorie ‘
Diverse besprekingen’ oordeelt de kantonrechter dat [gedaagde] alleen die posten verschuldigd is die verband houden met het ‘
gesprek met [voorletters] en moeder [gedaagde] en [gedaagde]’van 25 november 2022. Ter zitting verklaarde [gedaagde] dat tijdens dit gesprek inhoudelijke zaken zijn besproken. Daarnaast heeft [gedaagde] zelf een overzicht overgelegd van (actie)punten die hij op 25 november 2022 met DGB wilde bespreken. Die punten zien – hoofdzakelijk – op de boekhouding en belastingaangiftes over de jaren 2020 en 2021 en niet op de lopende administratie vanaf de datum van de opdrachtbevestiging. Daarom vindt de kantonrechter dat DGB de werkzaamheden van 25 november 2022 apart (als inhaalwerk) bij [gedaagde] in rekening mocht brengen. Bij elkaar gaat het hier om een bedrag van € 310,34 ex btw (= € 116,38 + € 54,31 + € 139,65).
4.19
Voor de overige werkzaamheden onder ‘
Diverse besprekingen’ hoeft [gedaagde] niet te betalen. Een deel daarvan ziet op de schriftelijke bevestiging van het gesprek van 25 november 2022, waarin DGB (ook) een (nieuw) financieel voorstel doet aan [gedaagde]. De kantonrechter ziet die gespreksbevestiging als een eigen keuze van DGB en niet als een dienst aan [gedaagde]. De rest van de werkzaamheden onder ‘
Diverse besprekingen’ is (te) algemeen omschreven. Uit de stellingen van DGB kan de kantonrechter niet opmaken waar deze werkzaamheden precies op zien en waarom DGB deze afzonderlijk mocht factureren. Ondanks dat dit op haar weg lag, heeft DGB dit dus niet (voldoende) duidelijk gemaakt.
Beoordeling administratie 2020 en 2021
4.2
De volgende categorie van factuur [nummer 2] betreft ‘
Beoordeling administratie 2020 en 2021’. De kantonrechter vindt dat [gedaagde] deze categorie, die optelt tot € 262,67 (ex btw), volledig moet betalen. Het gaat hier namelijk om inhaalwerk waar [gedaagde] opdracht voor heeft gegeven. Ter zitting heeft [gedaagde] verklaard dat hij de administratie over 2020 en 2021 bij DGB heeft aangeleverd. Ook in de e-mail van [gedaagde] van 22 november 2022, waar DGB op wijst, schrijft [gedaagde]: ‘
In de bijlage de cijfers van 2020 en 2021’.Uit de factuurspecificatie volgt verder dat DGB de werkzaamheden onder ‘
Beoordeling administratie 2020 en 2021’ uitvoerde op 22 en 24 november 2022, dus na de e-mail van [gedaagde]. Met andere woorden, DGB heeft deze inhaalwerkzaamheden op verzoek van [gedaagde] verricht.
Advieswerkzaamheden
4.21
Hetzelfde geldt voor de ‘
Advieswerkzaamheden inz. belastingschulden’.Ter zitting verklaarde [gedaagde] dat er inderdaad gesprekken over de belastingschulden zijn geweest en DGB daar advies over heeft gegeven. Hieruit maakt de kantonrechter op dat [gedaagde] DGB om dit advies gevraagd heeft. Duidelijk is ook dat deze advieswerkzaamheden buiten het abonnementstarief vallen (zie r.o. 4.4 en 4.9). Dit betekent dat [gedaagde] het deel van factuur [nummer 1] dat ziet op (inhoudelijk) advieswerk over de belastingschulden van [gedaagde] aan DGB verschuldigd is. Daarbij gaat het om alle werkzaamheden onder deze categorie, met uitzondering van de posten ‘
Ordenen en scannen LH en BTW’ (€68,06) en ‘
Op volgorde en scannen LH en BTW en diverse andere stukken’ (€ 68,06). [gedaagde] hoefde er – als gezegd – geen rekening mee te houden dat DGB voor dat soort werkzaamheden (achteraf) een uurtarief in rekening zou brengen. Na aftrek van deze posten is [gedaagde] een bedrag van € 329,38 (ex btw) verschuldigd voor het advieswerk.
Voorlopige inkomstenbelasting 2022 ivm verhuurder
4.22
Deze post is [gedaagde] niet verschuldigd. DGB heeft namelijk niet inzichtelijk gemaakt waar deze post op ziet en waarom deze buiten het abonnementstarief zou vallen. Dat had zij wel moeten doen, zeker nu het abonnementstarief ook zag op het verzorgen van de aangifte inkomstenbelasting (zie r.o. 4.4).
Conclusie facturen
4.23
Onder de streep moet [gedaagde] aan hoofdsom het volgende aan DGB betalen:
Factuur [nummer 1]
€ 1.053,87
Factuur [nummer 2]
Diverse besprekingen
€ 310,34
Beoordeling administratie 2020-2021
€ 262,67
Advieswerkzaamheden inz. belastingschulden
€ 329,38
Totaal ex btw
€ 1.956,26
Totaal incl. 21% btw
€ 2.367,07
4.24
Omdat de vordering van DGB inclusief btw is, zal de kantonrechter het bedrag van € 2.367,07 (inclusief btw) toewijzen.
Contractuele rente
4.25
Over dit bedrag zal de kantonrechter ook de contractuele rente van 15% per jaar toekennen, die DGB vordert op grond van artikel 8.1 en 8.3 van de algemene voorwaarden. [gedaagde] betwist niet dat deze rente van toepassing is. Wel vindt hij dat hij deze rente niet verschuldigd is omdat hij de betaling van de Facturen rechtsgeldig zou hebben opgeschort. Aan dat standpunt gaat de kantonrechter echter voorbij. [gedaagde] wijst weliswaar op zijn bezwaren tegen de Facturen, maar maakt niet duidelijk waarom hij vanwege die bezwaren bevoegd was de Facturen volledig onbetaald te laten. Voor zover [gedaagde] doelt op schuldeisersverzuim van DGB, dan is daar geen sprake van. De betalingsverplichting van [gedaagde] vloeit namelijk niet voort uit de Facturen, maar uit de diensten die DGB voor hem heeft verricht. Dat DGB met de Facturen te veel in rekening bracht, verhinderde [gedaagde] niet om dat deel van de Facturen te betalen dat hij wél verschuldigd is. Het volledig onbetaald laten van de Facturen was dus onterecht. Dat betekent dat [gedaagde] de gevorderde vertragingsrente verschuldigd is (vgl. ook HR 21 september 2007, NJ 2009/50).
4.26
[gedaagde] betwist verder niet dat de vertragingsrente op grond van art. 8.1 en 8.3 van de algemene voorwaarden verschuldigd is vanaf het verstrijken van de betalingstermijn van veertien dagen. De Facturen hebben 12 januari 2023 als vervaldatum. De kantonrechter wijst de vertragingsrente dan ook toe vanaf 13 januari 2023.
Geen opschorting vanwege tegenvordering
4.27
In de beslissing van de kantonrechter ligt – tot slot - besloten dat [gedaagde] zich in deze procedure niet kan verweren met een beroep op opschorting. Dat kan namelijk alleen als [gedaagde] zelf een opeisbare vordering heeft op DGB die voldoende samenhangt met de vordering van DGB (art. 6:52 BW). [gedaagde] onderbouwt dit onvoldoende. Zijn standpunt dat DGB haar werk niet correct heeft uitgevoerd en hij als gevolg daarvan boetes of aanslagen ontving van de Belastingdienst, spreekt DGB (goed) gemotiveerd tegen. DGB voert aan dat de aanslagen, dwangbevelen en aanmaningen van de Belastingdienst het gevolg zijn van te late betalingen door [gedaagde] zelf. Daarbij wijst DGB erop dat zij [gedaagde] meermaals per e-mail geadviseerd heeft nieuwe aanslagen tijdig te betalen. Van [gedaagde] mocht verwacht worden dat hij op deze (onderbouwde) betwisting zou reageren en daarbij concreet zou maken welke specifieke verplichting DGB niet is nagekomen en welke schade daar het gevolg van is. Die (nadere) onderbouwing ontbreekt.
Proceskosten
4.28
[gedaagde] wordt in deze zaak voor het grootste deel in het ongelijk gesteld. Dat betekent dat [gedaagde] de proceskosten van DGB moet vergoeden. Tegelijkertijd wijst de kantonrechter de vordering van DGB niet volledig toe. Daarom stelt de kantonrechter de proceskosten van DGB vast aan de hand van het salaristarief en het griffierecht dat past bij de toegewezen hoofdsom:
Explootkosten € 112,63
Griffierecht € 365,-
Salaris gemachtigde € 199,- (een punt)
Nakosten
€ 99,50
Totaal € 776,13

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan De Groene Boekhouder B.V. te betalen een bedrag van € 2.367,07, te vermeerderen met de contractuele vertragingsrente van 15% per jaar over dit bedrag te rekenen vanaf 13 januari 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.2
veroordeelt [gedaagde] tot vergoeding van de proceskosten van De Groene Boekhouder B.V., tot aan dit vonnis vastgesteld op € 776,13,
5.3
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. De Vlieger en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2023.