In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 oktober 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, had verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar. De ouders van de minderjarigen zijn belast met het ouderlijk gezag en de kinderen wonen bij de moeder. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld bij beschikking van de kinderrechter op 15 oktober 2020 en verlengd op 29 maart 2023.
De kinderrechter heeft in deze procedure de Raad voor de Kinderbescherming geraadpleegd, die zijn zorgen over de situatie van de minderjarigen heeft geuit. De Raad heeft aangegeven dat de redenen voor de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn, maar dat de ouders niet in staat zijn gebleken om de communicatie te verbeteren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gecertificeerde instelling op 6 oktober 2023 het resterende deel van het verzoek tot verlenging heeft ingetrokken. Hierdoor kon de rechtbank dit verzoek niet verder onderzoeken.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat, nu het verzoek is ingetrokken, het resterende deel van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling niet kan worden toegewezen. De kinderrechter heeft het verzoek dan ook afgewezen. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.