Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Procesverloop
- verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 september 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een klacht van verzoeker over de toediening van depotmedicatie. Verzoeker, geboren in 1995, had eerder een crisismaatregel opgelegd gekregen en was onderworpen aan verplichte zorg. Hij diende op 27 juli 2023 een klacht in bij de klachtencommissie Wvggz, die deze op 2 augustus 2023 ongegrond verklaarde. Verzoeker verzocht de rechtbank om zijn klacht alsnog gegrond te verklaren en schadevergoeding te ontvangen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker ontvankelijk was in zijn verzoek en dat de klachten betrekking hadden op beslissingen die onder de Wvggz vallen.
De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in detail bekeken. Verzoeker had trauma's en was bang voor naalden, wat leidde tot zijn verzet tegen de toediening van depotmedicatie. De zorgverantwoordelijke stelde echter dat er geen andere mogelijkheden waren om het ernstig nadeel van verzoeker af te wenden, gezien zijn psychische toestand. De rechtbank oordeelde dat de zorgverantwoordelijke de beginselen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid in acht had genomen bij de beslissing om depotmedicatie toe te dienen. De rechtbank concludeerde dat de klacht van verzoeker ongegrond was en wees zowel het verzoek om schadevergoeding als het verzoek om schorsing van de beslissing af. De beschikking is mondeling gegeven en later schriftelijk uitgewerkt.