ECLI:NL:RBZWB:2023:7201

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 oktober 2023
Publicatiedatum
17 oktober 2023
Zaaknummer
AWB- 22_3523
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar inzake handhaving permanente bewoning in recreatiewoning

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 oktober 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaar beoordeeld. Eiseres had op 20 december 2021 een verzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders om handhavend op te treden tegen de permanente bewoning van een recreatiewoning en het bouwen zonder omgevingsvergunning. Het college heeft echter op 2 juni 2022 het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij volgens het college niet als belanghebbende kan worden aangemerkt.

De rechtbank behandelt het beroep op 19 september 2023, waarbij eiseres niet verschijnt. De rechtbank oordeelt dat eiseres geen belanghebbende is, omdat zij geen eigenaar of bewoner is van de betrokken recreatiewoning en ook niet in de directe nabijheid woont. De rechtbank verwijst naar de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over belanghebbendheid. Eiseres had ook de mogelijkheid om een beroepschrift in te dienen tegen het niet tijdig nemen van een besluit, maar heeft dit nagelaten.

Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep ongegrond is. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak wordt openbaar gemaakt en partijen ontvangen een afschrift van de uitspraak. Eiseres wordt geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3523 GEMWT

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van de [gemeente] .

Procesverloop

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar.
1.1.
Het college heeft op 20 december 2021 aan eiseres meegedeeld dat haar verzoek om handhavend op te treden tegen de permanente bewoning in de recreatiewoning [adres] te [plaats] en het daar bouwen zonder omgevingsvergunning niet inhoudelijk wordt behandeld. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.2.
Met het bestreden besluit van 2 juni 2022 heeft het college het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
1.3.
Eiseres is wegens betalingsonmacht vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 19 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: [naam] namens het college. Eiseres is -zonder bericht- niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. Volgens het college kan eiseres niet aangemerkt worden als belanghebbende bij het verzoek om handhaving. Dit heeft volgens het college tot gevolg dat tegen het schrijven van 20 december 2021 geen ontvankelijk bezwaar kan worden ingediend.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is er te laat op de aanvraag beslist?
4. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het college te laat op haar verzoek om handhaving heeft beslist.
4.1.
Op het moment dat het college in gebreke was tijdig een besluit te nemen, had eiseres – met inachtneming van de vereisten zoals genoemd in artikel 6:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) – een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit in kunnen dienen bij de bestuursrechter. Nu eiseres dat heeft nagelaten, kan deze grond eiseres niet meer baten.
Is eiseres belanghebbende?
5. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij als belanghebbende aangemerkt dient te worden. Zeker nu de rechtbank nog geen uitspraak heeft gedaan op de vraag of aan eiseres de huur terecht is opgezegd. Eiseres voert verder aan dat zij op het moment dat dit speelde ingeschreven stond op het [adres] .
5.1.
Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een persoon een voldoende objectief bepaalbaar, eigen, persoonlijk belang te hebben, dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het desbetreffende besluit. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) heeft eerder overwogen dat belanghebbendheid bij besluiten krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in beginsel wordt aangenomen bij bewoners van een perceel dat grenst aan het perceel waarover het betrokken besluit gaat. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat feitelijke gevolgen, indien die zich voordoen, in beginsel van enige betekenis zijn. [1] Dit betekent dat zonder gevolgen van enige betekenis iemand geen persoonlijk belang heeft bij het besluit. Deze persoon onderscheidt zich dan onvoldoende van anderen. Om te bepalen of er gevolgen van enige betekenis voor de woon-, leef-, of bedrijfssituatie van iemand zijn, moet er worden gekeken naar de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen van de activiteit die het besluit toestaat. Deze factoren dienen te worden bekeken in onderlinge samenhang. Ook de aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn. [2]
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres geen belanghebbende is bij het handhavingsverzoek. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres geen eigenaar of bewoner is van [adres] te [plaats] . Tevens woont eiseres ook niet in een zeer dichte nabijheid daarvan. Dat eiseres op het moment van het verzoek om handhaving nog inschreven stond op [adres] , maakt dit niet anders. De inschrijving in de Basisregistratie personen was gelet op de feitelijke situatie niet van doorslaggevend belang.
5.3.
Nu eiseres niet aangemerkt kan worden als belanghebbende bij het verzoek om handhaving, heeft het college het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk verklaard.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 12 oktober 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.ABRvS 7 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:734.
2.Zie bijvoorbeeld ABRvS 27 november 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4007 en ABRvS 17 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:560.