De rechtbank overweegt als volgt.
Het uitgangspunt van de wetgever is dat ouders gezamenlijk het ouderlijk gezag over hun
minderjarige kinderen (blijven) uitoefenen. Voor de uitvoering van gezamenlijk gezag is wel
vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat
zij beslissingen van enig belang over hun kinderen in gezamenlijk overleg kunnen nemen,
althans tenminste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond hun
kinderen kunnen voordoen.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is
gebleken dat partijen daartoe niet (meer) in staat zijn. Gebleken is dat de communicatie
tussen partijen na de echtscheiding in 2021 ernstig verstoord is geraakt en dat het hen niet
lukt om samen afspraken te maken in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Gezien wordt dat de
vrouw graag een betrokken opvoeder wil zijn en hier ook haar best voor doet, maar dat zij
vanwege haar eigen problematiek hierin onvoldoende kan aansluiten bij de ontwikkeling van
de kinderen. Uit de informatie van de GI blijkt dat de vrouw haar rol als moeder graag wil
inzetten door haar gezag te gebruiken en mee te beslissen, maar dat zij daarin niet de
samenwerking met de man zoekt en niet (ook) kijkt naar wat de kinderen willen. De vrouw is
onvoorspelbaar en met momenten erg onrustig. Dit uit zij ook richting de man en [minderjarige 1] en
[minderjarige 2] . Er is, onder meer in het kader van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ,
op verschillende manieren geprobeerd om de communicatie tussen de ouders te verbeteren,
maar dit is niet gelukt. Er blijven escalaties plaatsvinden tussen de ouders en tussen de
moeder en de kinderen. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben daar veel last van. Zij ervaren al langere
tijd (te) veel onrust en emotionele onveiligheid. Doordat de moeder haar eigen problematiek
niet of onvoldoende onderkent, is er bij haar (nog) geen begin van verandering zichtbaar.
Hierdoor valt niet te verwachten dat de situatie voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , bij voortduring van
de huidige situatie, binnen afzienbare termijn zal verbeteren. Dit alles maakt dat de rechtbank
van oordeel is dat er op dit moment te veel contra-indicaties zijn om het gezamenlijk
ouderlijk gezag in stand te laten. Ook de Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling
aangegeven dat, gelet op de ontwikkelingen van de afgelopen tijd, gezamenlijk gezag voor
de ouders op dit moment niet langer haalbaar is. Dit betekent dat de rechtbank het verzoek
van de man tot eenhoofdig ouderlijk gezag in het belang van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] zal
toewijzen.