Uitspraak
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING, gevestigd te Amsterdam,
1.Het verloop van de procedure
- het op 19 mei 2023 binnengekomen verzoekschrift, met bijlagen;
- het op 14 september 2023 binnengekomen e-mailbericht van de GI, met bijlagen;
- het op 15 september 2023 binnengekomen verweerschrift, met bijlage;
- de tijdens de mondelinge behandeling namens de GI overgelegde nadere stukken.
- de moeder, bijgestaan door mr. Nederlof;
- een vertegenwoordigster namens de GI;
2.De feiten
3.De verzoeken
- te verklaren dat de GI op goede gronden is gekomen tot het besluit om [minderjarige] niet meer bij de ouder(s) terug te plaatsen;
- te bepalen dat de doelen van de ondertoezichtstelling vanaf heden niet meer gericht zijn op het toewerken naar een thuisplaatsing;
- dan wel een beslissing te nemen die de rechtbank in het belang van [minderjarige] wenselijk voorkomt.
- de GI te bevelen het perspectiefbesluit te heroverwegen in die zin dat het perspectief van [minderjarige] bij de moeder dient te liggen;
- een omgangsregeling vast te stellen waarbij [minderjarige] en de moeder het contact op een rustig en consequent tempo kunnen opbouwen, zodat daadwerkelijk toegewerkt kan worden naar een thuisplaatsing, waarbij de moeder in de eerste vier weken na dagtekening van deze beschikking iedere week één uur contact heeft, welk contact zal plaatsvinden bij het gezinshuis en, nadat deze vier weken zijn verstreken, dat de contactregeling wordt uitgebreid naar twee uren aaneengesloten per week, welk contact zal plaatsvinden bij het gezinshuis en, nadat er acht weken zijn verstreken, een contactregeling vast te stellen in die zin dat er sprake zal zijn van onbegeleid contact bij de moeder gedurende vier uren per week, waarbij [minderjarige] door het gezinshuis wordt gebracht en [minderjarige] door de moeder zal worden teruggebracht, al dan niet een omgangsregeling door de rechtbank in goede justitie te bepalen.
4.De standpunten
5.De beoordeling
6.De beslissing
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.