ECLI:NL:RBZWB:2023:7244

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 oktober 2023
Publicatiedatum
18 oktober 2023
Zaaknummer
BRE 23_3380
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking herzieningsverzoek inzake aanslag inkomstenbelasting

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 oktober 2023, wordt het verzoek van verzoeker om een veroordeling van de inspecteur in de proceskosten beoordeeld. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M.J. van Dam, heeft zijn herzieningsverzoek ingetrokken nadat de inspecteur op 11 augustus 2023 de gevolgen van een eerdere uitspraak van de rechtbank uit 2013 ongedaan heeft gemaakt. De inspecteur heeft de aan verzoeker opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2007 verminderd, omdat verzoeker in dat jaar niet premieplichtig was in Nederland.

De inspecteur heeft in zijn reactie op het herzieningsverzoek erkend dat verzoeker recht heeft op een proceskostenvergoeding en op vergoeding van het griffierecht. Aangezien er tussen partijen geen geschil bestaat over het recht op deze vergoedingen, heeft de rechtbank zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 837, en heeft tevens bepaald dat de inspecteur verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 50 te vergoeden.

De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak, met de mogelijkheid om een zitting aan te vragen voor toelichting.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/3380

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 oktober 2023 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [plaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. M.J. van Dam),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoeker om een veroordeling van de inspecteur in de proceskosten. Verzoeker heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn verzoek om herziening van de uitspraak van deze rechtbank van 13 november 2013 (het herzieningsverzoek).
2. Verzoeker heeft het herzieningsverzoek ingetrokken nadat de inspecteur op 11 augustus 2023 alsnog de gevolgen van de hiervoor genoemde uitspraak van de rechtbank ongedaan heeft gemaakt en de aan verzoeker opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2007 heeft verminderd, ervan uitgaande dat verzoeker in dat jaar niet premieplichtig was in Nederland.
2.1.
De inspecteur heeft in reactie op het herzieningsverzoek opgemerkt dat verzoeker recht heeft op een proceskostenvergoeding en op vergoeding van het griffierecht.
2.2.
Aangezien tussen partijen dus kennelijk niet in geschil is dat verzoeker recht heeft op een proceskostenvergoeding en op vergoeding van het griffierecht, doet de rechtbank zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]
3. De rechtbank veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van de proceskosten van verzoeker. Deze kosten worden overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 837 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde van € 837 per punt).
4. De rechtbank wijst erop dat de inspecteur verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 50 te vergoeden. [2] . Verzoeker moet zich hiervoor dan ook tot de inspecteur wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 837 aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, in aanwezigheid van mr. W.C.C. Koreman-de Bok, griffier, en op 19 oktober 2023 openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, in combinatie met artikel 8:119, tweede lid, van de Awb.