In deze zaak heeft de kinderrechter op 3 oktober 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De gecertificeerde instelling (GI) heeft verzocht om deze maatregelen te verlengen voor een periode van een jaar, maar de kinderrechter heeft geoordeeld dat het verzoek niet voldoet aan de wettelijke vereisten zoals neergelegd in de Jeugdwet en het Wetboek van Rechtsvordering. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het verzoek van de GI onvoldoende onderbouwd is met concrete feiten en dat er geen duidelijke informatie is over de voortgang van de doelen van de ondertoezichtstelling in het afgelopen jaar. Ondanks de tekortkomingen in het verzoek heeft de kinderrechter besloten om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor een korte periode van drie maanden te verlengen, tot 6 januari 2024. Dit is gedaan in het belang van [minderjarige], wiens perspectief al eerder is vastgesteld en waar de moeder achter staat. De kinderrechter heeft de GI aangespoord om orde op zaken te stellen en bij een eventueel nieuw verlengingsverzoek een duidelijke en feitelijke onderbouwing te geven, inclusief een advies van de Raad. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.