ECLI:NL:RBZWB:2023:7277

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
10482797 CV EXPL 23-1019
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van der Burgt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen en rente in het kader van een duurovereenkomst voor alarmcentrale diensten

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen SECURITY MONITORING CENTRE B.V. (hierna: SMC) en [gedaagde] B.V. M.H.O.D.N. (hierna: [gedaagde]). SMC vorderde betaling van openstaande facturen, inclusief rente en buitengerechtelijke incassokosten, na een geschil over de opzegging van een overeenkomst voor alarmcentrale diensten. De overeenkomst was oorspronkelijk gesloten op 19 november 2013 en opnieuw bevestigd op 30 juni 2016. SMC stelde dat de overeenkomst pas op 6 november 2022 was geëindigd, terwijl [gedaagde] claimde deze al in september 2021 telefonisch te hebben opgezegd. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling en dat de opzegging niet volgens de voorwaarden had plaatsgevonden. Hierdoor was [gedaagde] de in rekening gebrachte facturen verschuldigd, inclusief de contractuele rente en buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank heeft de vordering van SMC grotendeels toegewezen, met uitzondering van de contractuele rente over de buitengerechtelijke incassokosten, aangezien partijen hierover geen afspraken hadden gemaakt. De proceskosten werden eveneens aan [gedaagde] opgelegd, omdat hij als in het ongelijk gestelde partij werd beschouwd.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 10482797 \ CV EXPL 23-1019
Vonnis van 18 oktober 2023
in de zaak van
SECURITY MONITORING CENTRE B.V.,
te Tiel,
eisende partij,
hierna te noemen: SMC,
gemachtigde: LAVG Groningen,
tegen
[gedaagde] B.V. M.H.O.D.N. [bedrijf gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 19 april 2023 met producties 1 tot en met 10,
- het mondelinge antwoord met niet genummerde bijlagen,
- de conclusie van repliek,
- de reactie op de conclusie van repliek (dupliek) met een niet genummerde bijlage,
- de akte uitlating producties van SMC.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
SMC exploiteert een bedrijf op het gebied van alarmcentrales, beveiliging en aanvullende services.
2.2.
Op 19 november 2013 hebben partijen een overeenkomst gesloten op grond waarvan SMC het alarmsysteem van [gedaagde] heeft aangesloten op de alarmcentrale van SMC. Deze overeenkomst is op 30 juni 2016 opnieuw bevestigd vanwege een verhuizing. Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van SMC van toepassing. In deze algemene voorwaarden staat onder andere een bepaling voor opzegging van de overeenkomst.
2.3.
Voor de periode vanaf 6 november 2021 tot en met 5 november 2022 bracht SMC bij factuur d.d. 1 november 2021 een bedrag van € 304,38 in rekening bij [gedaagde] .
2.4.
Doordat SMC geen betaling van [gedaagde] ontving gaf zij de vordering uit handen aan Ultimoo, een incasso-intermediair.
2.5.
Op 29 juni 2022 heeft [gedaagde] een voorstel gedaan, inhoudende dat iedere partij de helft van de vordering draagt. [gedaagde] heeft vervolgens een bedrag van € 152,19 voldaan. Later berichtte SMC niet akkoord te gaan met het voorstel.
2.6.
SMC heeft op 10 augustus 2022 een e-mailbericht verzonden naar [gedaagde] . Zij schrijft in dit e-mailbericht onder andere:
“.. Er staat bij SMC nog een bedrag open van € 152,19 en de kosten van Ultimoo staan ook nog open.”

3.Het geschil

3.1.
SMC vordert bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te voordelen om aan SMC te betalen tegen behoorlijk bewijs van kwijting primair een bedrag ad € 415,11 (€ 304,38 aan hoofdsom + € 62,92 aan contractuele rente tot 7 april 2023 + € 200,00 aan buitengerechtelijke incassokosten – € 152,19 door [gedaagde] voldaan),
subsidiair een bedrag ad € 260,77 (€ 304,38 aan hoofdsom + € 62,92 aan contractuele rente tot 7 april 2023 + € 45,66 aan buitengerechtelijke incassokosten – € 152,19 door [gedaagde] voldaan), zowel primair als subsidiair te vermeerderen met de contractuele rente ad 1,5% per maand vanaf 7 april 2023 over een bedrag primair € 415,11 en subsidiair € 260,77 tot de dag der algehele voldoening, alsmede [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
SMC legt het volgende ten grondslag aan haar vordering. Opzegging van de overeenkomst dient ingevolge de algemene voorwaarden plaats te vinden uiterlijk twee maanden voor afloop van het lopende contractjaar per aangetekende brief. De e-mail van 13 april 2022 van [gedaagde] beschouwt SMC als schriftelijke opzegging, zodat de overeenkomst tussen partijen 6 november 2022 als einddatum heeft. Van een eerdere opzegging is geen sprake. Hierdoor is [gedaagde] de in rekening gebrachte factuur verschuldigd. De factuur is niet binnen de gestelde termijn van veertien dagen voldaan, zodat hij eveneens de overeengekomen rente en de overeengekomen buitengerechtelijke incassokosten is verschuldigd.
3.3.
[gedaagde] voert het volgende verweer. Hij heeft de overeenkomst in september 2021 telefonisch opgezegd wat intern zou worden doorgegeven. Indien dit niet de correcte wijze van opzegging is dan had SMC hem direct hierop moeten wijzen, mede doordat SMC kon zien dat de alarmsystemen niet meer door [gedaagde] werden gebruikt. Tot slot vordert [gedaagde] bij dupliek dat het door hem betaalde bedrag van € 152,19 aan hem wordt terugbetaald. Hij voert hiervoor aan dat hij ten onrechte het bedrag van € 152,19 heeft betaald.
4. De beoordeling
4.1.
De vraag die partijen verdeeld houdt is wanneer [gedaagde] de overeenkomst heeft opgezegd.
4.2.
In artikel 12 van de toepasselijke algemene voorwaarden (zoals deze golden in 2016) staat dat de opzegging schriftelijk en twee maanden voor het einde van het contractjaar moet plaatsvinden.
4.3.
Ondanks deze vooraf overeengekomen regel voor opzegging, kunnen partijen in de praktijk afwijken van deze regel. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat hij de overeenkomst in september 2021 telefonisch heeft opgezegd en dat door medewerkers van SMC is aangegeven dat deze opzegging intern wordt doorgegeven. Dit wordt door SMC betwist. Het is dan aan [gedaagde] feiten en omstandigheden te stellen, die zijn standpunt onderbouwen. Hij heeft hieraan niet voldaan, zodat niet is komen vast te staan dat de overeenkomst al in september 2021 is opgezegd.
4.4.
Ook het argument van [gedaagde] dat hij geen gebruik heeft gemaakt van de diensten van SMC doet aan het bovenstaande en zijn betalingsverplichting niets af. Aangezien er sprake is van een duurovereenkomst, is het niet van belang of [gedaagde] gebruik maakt van de diensten, maar enkel dat die diensten gedurende de looptijd ter beschikking stonden. Van SMC kan bovendien niet worden verwacht dat zij van al haar klanten in het oog houdt of en hoe de diensten worden gebruikt. Enkel een (rechtsgeldige) opzegging van de overeenkomst maakt dat de betalingsverplichting vervalt.
De vordering
4.5.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen staat daarmee vast dat de overeenkomst niet eerder is geëindigd dan op 6 november 2022. Dat betekent dat [gedaagde] de in rekening gebrachte factuur is verschuldigd. Nu wordt toegekomen aan de vraag welk bedrag [gedaagde] is verschuldigd aan SMC.
4.6.
Nu [gedaagde] met betaling in gebreke is gebleven terwijl hij hiertoe wel was gehouden, is hij in verzuim geraakt. Hij is op grond van de algemene voorwaarden de contractuele rente verschuldigd. De verschenen rente tot en met tot en met 6 april 2023 van € 62,92 is daardoor toewijsbaar.
4.7.
De primair gevorderde buitengerechtelijke incassokosten liggen voor toewijzing gereed nu partijen dit via de algemene voorwaarden zijn overeengekomen. Echter, de wet biedt op de voet van artikel 242 Rv de mogelijkheid dergelijke kosten te matigen. Voorop staat dat niet is gesteld of gebleken dat de werkelijke kosten van SMC hoger zijn dan het toepasselijke tarief uit het Besluit buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Daarbij kunnen de aard en de omvang van de gestelde buitengerechtelijke werkzaamheden de toewijzing van de gevorderde vergoeding niet rechtvaardigen. De buitengerechtelijke incassokosten worden gematigd tot het in het Besluit geldend tarief, zijnde een bedrag van
€ 45,66.
4.8.
[gedaagde] stelt zich verder op het standpunt dat de hoofdsom een bedrag van
€ 152,19 betreft. De kantonrechter gaat niet mee in dit standpunt. [gedaagde] onderbouwt zijn standpunt met het e-mailbericht d.d. 10 augustus 2022 van SMC. Voorafgaand aan het e-mailbericht was het al duidelijk dat SMC het incasseren van de vordering uit handen heeft gegeven aan Ultimoo. Daarbij heeft Ultimoo meerdere sommaties verzonden waaruit de opbouw van de vordering volgt. Gelet op deze voorgeschiedenis mocht van [gedaagde] worden verwacht dat hij enig onderzoek doet naar de werkelijke wil van SMC. Zo had het op de weg van [gedaagde] gelegen contact op te nemen met Ultimoo over de juistheid van de verklaring van SMC, juist vanwege het feit dat het al bekend was dat Ultimoo het incasseren van de vordering op zich had genomen. Het voornoemde betekent dat [gedaagde] er niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de hoofdsom nog slechts € 152,19 betreft.
4.9.
[gedaagde] heeft reeds een bedrag van € 152,19 voldaan. Deze betaling strekt conform artikel 6:44 BW in de eerste plaats op de kosten in mindering, daarna op de verschenen rente en ten slotte op de hoofdsom en de lopende rente, zodat resteert een bedrag van € 260,77 (€ 304,38 + € 45,66 + € 62,92– € 152,19).
4.1
SMC vordert verder primair en subsidiair de contractuele rente vanaf 7 april 2023 over ook de buitengerechtelijke incassokosten en de verschenen rente tot aan 7 april 2023. Partijen zijn echter niet overeengekomen dat over de buitengerechtelijke incassokosten contractuele rente is verschuldigd, zodat uitsluitend de wettelijke rente zal worden toegewezen. Partijen zijn ook niet overeengekomen dat over de verschenen rente de contractuele rente is verschuldigd. Ook die vordering zal in zoverre worden afgewezen. De wettelijke rente over de reeds verschenen contractuele rente is, als het mindere, wel voor toewijzing vatbaar, doch slechts over het gedeelte van de reeds verschenen contractuele rente dat reeds een jaar verschuldigd is vanaf het moment dat deze contractuele rente één jaar verschuldigd is, tot de dag van voldoening (vgl. Hof Den Bosch 20 januari 2001, ECLI:NL:GHSHE:2001:AE0835).
4.11
Concluderend wordt [gedaagde] veroordeeld een bedrag van € 260,77 aan SMC te voldoen, vermeerderd met de contractuele rente van 1,5 % per maand over een bedrag van € 152,90 (€ 260,77 – € 45,66 – € 62,92), gerekend vanaf 7 april 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is voldaan, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten van € 45,66 vanaf 7 april 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is voldaan, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente over het gedeelte van de reeds verschenen contractuele rente dat reeds een jaar verschuldigd is vanaf het moment dat deze contractuele rente één jaar verschuldigd is, tot de dag van voldoening.
De proceskosten
4.12
Nu [gedaagde] heeft te gelden als de in het ongelijk gestelde partij, zal hij veroordeeld worden in de kosten van het geding, waaronder de nakosten. De proceskosten aan de zijde van SMC wordt tot op heden als volgt begroot:
- kosten van de dagvaarding € 109,44
- griffierecht € 128,00
- salaris gemachtigde € 160,00 ( 2 punten x € 80,00)
- nakosten € 40,00
Totaal € 437,44

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan SMC het bedrag van € 260,77 te voldoen, vermeerderd met de contractuele rente van 1,5 % per maand over een bedrag van € 152,90, gerekend vanaf 7 april 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is voldaan, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten van € 45,66 vanaf 7 april 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is voldaan, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente over het gedeelte van de reeds verschenen contractuele rente dat reeds een jaar verschuldigd is vanaf het moment dat deze contractuele rente één jaar verschuldigd is, tot de dag van voldoening,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van SMC tot aan dit vonnis begroot op € 397,44, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moet [gedaagde] behalve de nakosten ook de kosten van betekening betalen,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Burgt en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2023.