ECLI:NL:RBZWB:2023:7290

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
10345636 CV EXPL 23-472 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Ponds
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een vordering tot betaling van een geldlening met proceskostenveroordeling in het kader van schuldhulpverlening

In deze zaak heeft eiser, [eiser01], een vordering ingesteld tegen gedaagde, [rechthebbende01], die onder bewind is gesteld. Eiser heeft in het verleden een geldlening van € 22.000,00 verstrekt aan gedaagde, die in oktober 2022 is gestopt met terugbetalen. Na de dagvaarding is gedaagde onder bewind gekomen en is de bewindvoerder als formele procespartij aangemerkt. De bewindvoerder heeft de vordering van eiser erkend door deze op de schuldenlijst te plaatsen in het kader van schuldhulpverlening, maar heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van eiser toewijsbaar is, omdat de bewindvoerder geen verweer heeft gevoerd en de vordering op de schuldenlijst is geplaatst. De kantonrechter heeft de hoofdsom van € 18.427,50, de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.160,73 en de wettelijke rente tot en met 1 december 2022 van € 3.844,03 toegewezen, met een totaalbedrag van € 23.432,26. Daarnaast is de bewindvoerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 2.013,67.

De beslissing van de kantonrechter is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de bewindvoerder is verplicht om de proceskosten binnen veertien dagen na aanschrijving te betalen. Indien de bewindvoerder niet tijdig aan de veroordelingen voldoet, is hij ook verantwoordelijk voor de kosten van betekening.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 10345636 \ CV EXPL 23-472
Vonnis van 18 oktober 2023
in de zaak van
[eiser01],
wonende te [woonplaats01] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser01] ,
gemachtigde: mr. C.A.M.H. Vink,
tegen
[bewindvoerder01] B.V., in de hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
[rechthebbende01],
gevestigd te [vestigingsplaats01] ,
gedaagde partij,
hierna afzonderlijk te noemen: de bewindvoerder en [rechthebbende01] ,
procederend in persoon,

1.De zaak in het kort

1.1.
[eiser01] en [rechthebbende01] hebben in het verleden een affectieve relatie gehad. In die periode heeft [eiser01] geld geleend aan [rechthebbende01] . Hij is in oktober 2022 gestopt met het terugbetalen daarvan. Na het uitbrengen van de dagvaarding is [rechthebbende01] onder bewind komen te staan en inmiddels is hij aangemeld bij schuldhulpverlening. De bewindvoerder is, door in de procedure te verschijnen, de formele procespartij geworden. De bewindvoerder heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen de vordering van [eiser01] en heeft deze integraal opgenomen op de schuldenlijst op basis waarvan op korte termijn een voorstel zal worden gedaan aan alle schuldeisers. De kantonrechter wijst daarom de vordering van [eiser01] toe, op de gevorderde rente over de rente na. Ook moet de bewindvoerder de proceskosten van [eiser01] vergoeden.

2.De procedure

2.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 maart 2023 en de daarin genoemde stukken,
- de mondelinge behandeling van 19 september 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en bij welke gelegenheid de bewindvoerder een schuldenlijst heeft overgelegd.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[eiser01] en [rechthebbende01] hebben op/omstreeks 2 juli 2021 een geldleningsovereenkomst op schrift gesteld, waarin staat dat [eiser01] € 22.000,00 aan [rechthebbende01] heeft geleend. [rechthebbende01] zou dit bedrag in maandelijkse termijnen van € 250,00 aflossen. Van de geldlening heeft [rechthebbende01] € 3.572,50 afgelost. [rechthebbende01] moet van de geldlening nog € 18.427,50 terugbetalen.
3.2.
[eiser01] en haar gemachtigde hebben [rechthebbende01] meermaals gesommeerd om tot betaling over te gaan. [rechthebbende01] heeft per e-mail van 7 november 2022 aangegeven de geldlening niet meer te kunnen aflossen en schuldhulpverlening in te schakelen.
3.3.
Per brief van 1 december 2022 heeft de bewindvoerder (toen nog niet als zodanig benoemd) de gemachtigde van [eiser01] ervan op de hoogte gebracht dat [rechthebbende01] budgetbeheer had aangevraagd en om een opgave van de vordering van [eiser01] verzocht. De gemachtigde van [eiser01] heeft per brief van 7 december 2022 de vordering ad € 23.432,26 (inclusief rente tot en met 1 december 2022 en buitengerechtelijke kosten) ter verificatie ingediend.
3.4.
Per e-mail van 13 december 2022 heeft de bewindvoerder aan de gemachtigde van [eiser01] aangegeven dat de volledige schuld is meegenomen op de schuldenlijst, dat zodra het dossier compleet en stabiel is het zal worden overgedragen aan de afdeling schuldhulpverlening en dat vervolgens een schuldenregeling zal worden aangeboden.
3.5.
Op 23 januari 2023 is de dagvaarding in de onderhavige procedure betekend.
3.6.
De kantonrechter te Bergen op Zoom heeft op 27 januari 2023 een bewind ingesteld vanaf 28 januari 2023 over de (toekomstige) goederen van [rechthebbende01] . De bewindvoerder is hierbij tot bewindvoerder benoemd.

4.Het geschil

4.1.
[eiser01] vordert – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van de bewindvoerder tot betaling van € 23.432,26, rente en de proceskosten. Dit bedrag bestaat uit € 18.427,50 aan hoofdsom, zijnde het niet-afgeloste deel van de geldlening, € 3.844,03 aan wettelijke rente (berekend tot 1 en met december 2022) en € 1.160,73 aan buitengerechtelijke incassokosten.
[eiser01] legt aan haar vordering ten grondslag dat [rechthebbende01] in verzuim is komen te verkeren. Het restant van de geleende geldsom is direct opeisbaar geworden. Ook is hij buitengerechtelijke kosten verschuldigd geworden, omdat hij na sommatie niet tot betaling is overgegaan.
4.2.
De bewindvoerder concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser01] , omdat de schuldhulpverlening anders stagneert, het bereiken van een oplossing voor de schulden van [rechthebbende01] wordt bemoeilijkt en extra kosten worden bespaard.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De dagvaarding is uitgebracht jegens [rechthebbende01] in persoon. De bewindvoerder is, in de hoedanigheid van bewindvoerder van [rechthebbende01] , in de procedure verschenen door schriftelijk te antwoorden op de dagvaarding. Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 7 maart 2014 (ECLI:NL:HR:2014:525, r.o. 3.4.1) oordeelt de kantonrechter dat de bewindvoerder door in rechte te verschijnen als formele procespartij heeft te gelden. De naam van de gedaagde partij in de kop van het vonnis is hierop aangepast.
5.2.
Vaststaat dat de bewindvoerder de vordering van [eiser01] op de lijst van schulden heeft geplaatst in het kader van de schuldhulpverlening. Voor zover dit niet reeds als een erkenning van de vordering kan worden opgevat, overweegt de kantonrechter dat tegen de vordering geen inhoudelijk verweer is gevoerd. De omstandigheid dat een gerechtelijke procedure de schuldhulpverlening wellicht bemoeilijkt doet aan de gegrondheid van de vordering niets af. De kantonrechter zal de gevorderde hoofdsom van € 18.427,50 daarom toewijzen.
5.3.
[eiser01] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). [eiser01] heeft vergoeding van btw gevorderd over de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. Omdat [eiser01] geen ondernemer is, wordt de vergoeding verhoogd met btw. De vordering van € 1.160,73 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is gelijk aan het in het Besluit bepaalde tarief bij een hoofdsom van € 18.427,50. De kantonrechter zal daarom dit bedrag toewijzen.
5.4.
De bewindvoerder heeft geen afzonderlijk verweer gevoerd tegen de gevorderde wettelijke rente en deze bovendien (voor zover die was berekend tot en met 1 december 2022) integraal op de schuldenlijst opgenomen. De gevorderde rente zal daarom als zijnde erkend dan wel niet weersproken worden toegewezen met inachtneming van het volgende.
De vanaf 1 december 2022 gevorderde wettelijke rente is op grond van de wet niet toewijsbaar over al berekende rente voor zover deze niet over een geheel jaar verschuldigd is. Omdat [eiser01] niet heeft toegelicht hoe de al berekende rente is samengesteld, zal de kantonrechter de gevorderde wettelijke rente over de al berekende rente afwijzen. Bovendien zal deze ‘toekomstige’ rente worden toegewezen vanaf 2 december 2022, aangezien de reeds vervallen rente is berekend tot en met 1 december 2022.
De gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten is als vermogensschade toewijsbaar vanaf de dag van de dagvaarding of zoveel eerder als de schuldenaar dienaangaande in verzuim is en voor zover die kosten voordien daadwerkelijk zijn gemaakt. Aangezien niet gesteld is op welke datum de buitengerechtelijke kosten daadwerkelijk door [eiser01] zijn gemaakt, zal de kantonrechter de wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten toewijzen vanaf de dag van de dagvaarding.
5.5.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag zal worden toegewezen:
- hoofdsom
18.427,50
- buitengerechtelijke incassokosten
1.160,73
- rente tot en met 01-12-2022
3.844,03
+
Totaal
23.432,26
5.6.
De bewindvoerder is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld, inclusief de nakosten. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser01] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
130,67
- griffierecht
693,00
- salaris gemachtigde
1.058,00
(2 punten × € 529,00)
- nakosten
132,00
+
Totaal
2.013,67
5.7.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt de bewindvoerder om aan [eiser01] te betalen een bedrag van € 23.432,26, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 18.427,50 vanaf 2 december 2022 tot de dag van volledige betaling en over € 1.160,73 vanaf 23 januari 2023 tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt de bewindvoerder in de proceskosten, aan de zijde van [eiser01] tot dit vonnis vastgesteld op € 2.013,67, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als de bewindvoerder niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet de bewindvoerder ook de kosten van betekening betalen,
6.3.
veroordeelt de bewindvoerder in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ponds, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2023.