ECLI:NL:RBZWB:2023:7303

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
20 oktober 2023
Zaaknummer
10244059 CV EXPL 22-3169 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van Dam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding koopovereenkomst scootmobiel na uitoefening herroepingsrecht door consument

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een consument en een B.V. over de ontbinding van een koopovereenkomst van een scootmobiel. De consument, hierna te noemen [eiser], had op 16 juli 2022 een scootmobiel besteld via de website van [bedrijf gedaagde]. Na het verstrijken van de levertijd heeft [eiser] op 11 september 2022 de koopovereenkomst ontbonden, omdat hij meende dat hij recht had op kosteloze ontbinding. [bedrijf gedaagde] betwistte dit en stelde dat er sprake was van maatwerk, waardoor de ontbinding niet kosteloos kon plaatsvinden. De kantonrechter oordeelde dat [eiser] als consument recht had op herroeping binnen de wettelijke termijn van veertien dagen na ontvangst van het product, en dat de door [bedrijf gedaagde] gestelde maatwerk uitzondering niet van toepassing was. De kantonrechter verklaarde de ontbinding van de koopovereenkomst rechtsgeldig en veroordeelde [bedrijf gedaagde] tot terugbetaling van het volledige aankoopbedrag van € 6.169,65, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Tevens werd [bedrijf gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van [eiser].

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 10244059 \ CV EXPL 22-3169
Vonnis van 18 oktober 2023
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. E.P.M.J. Prop,
tegen
[gedaagde] B.V., T.H.O.D.N. [bedrijf gedaagde],
te [plaats 2],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [bedrijf gedaagde],
procederend bij haar bestuurder, de heer [naam].

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 1 februari 2023 en de daarin genoemde stukken;
- de brief van mr. Prop van 15 augustus 2023 met een algemene volmacht;
- de mondelinge behandeling van 14 september 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en waaraan de door [bedrijf gedaagde] ter zitting overlegde creditfactuur van 13 september 2023 is gehecht.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 16 juli 2022 heeft [eiser] via de website van [bedrijf gedaagde] een scootmobiel ‘For Motion on Four’ (hierna: de scootmobiel) besteld. De bestelling is diezelfde dag per email door [bedrijf gedaagde] bevestigd.
2.2.
Het totaalbedrag van de bestelling van € 6.169,65 inclusief btw (bestaande uit de aankoopprijs van € 6.149,70 en de kosten voor levering aan huis van € 49,95, waarop in mindering is gebracht een korting voor accessoires van € 30,00) is bij factuur van 16 juli 2022 in rekening gebracht. De factuur is door [eiser] volledig betaald.
2.3.
Op 11 september 2022 heeft [eiser] een brief gestuurd aan [bedrijf gedaagde] waarin hij aankondigt dat hij de koop wenst te ontbinden, omdat de (toegezegde) levertijd is verstreken.
2.4.
Bij e-mail van 13 september 2022 heeft [bedrijf gedaagde] gereageerd dat de koop niet kosteloos kan worden ontbonden en dat zij daarvoor 25% van de totale aankoopprijs aan kosten in rekening zal brengen. Zij verwijst daarbij naar haar algemene voorwaarden.
2.5.
Op 14 september 2022 heeft [eiser] in eerste instantie per e-mail gereageerd dat hij dan wel zal wachten tot de scootmobiel kan worden geleverd. Bij e-mail van 18 september 2022 is [eiser] daarvan teruggekomen en heeft hij aangegeven dat hij meent dat hij de koop wel degelijk kosteloos kan ontbinden.
2.6.
Op 19 september 2022 heeft de zoon van [eiser] namens zijn vader een brief aan [bedrijf gedaagde] gestuurd, waarin hij namens zijn vader de koopovereenkomst (nogmaals) ontbindt en [bedrijf gedaagde] sommeert het aankoopbedrag van de scootmobiel terug te betalen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
Voor recht te verklaren dat de koop op afstand door [eiser] op 11 september dan wel op 19 september 2022 rechtsgeldig buitengerechtelijk is ontbonden;
[bedrijf gedaagde] te veroordelen tot terugbetaling van € 6.169,65 binnen veertien dagen na het wijzen van het vonnis;
[bedrijf gedaagde] te veroordelen tot het betalen van de wettelijke rente over het aankoopbedrag van € 6.169,65 vanaf de datum dat [bedrijf gedaagde] in verzuim verkeert dan wel vanaf de datum van dagvaarding;
Subsidiair:
4. Voor zover de koop op afstand niet rechtsgeldig is ontbonden, deze alsnog te ontbinden en [bedrijf gedaagde] te veroordelen tot terugbetaling van € 6.169,65 binnen veertien dagen na het wijzen van het vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag als [bedrijf gedaagde] niet binnen veertien dagen tot terugbetaling is overgegaan;
Zowel primair als subsidiair:
5. [bedrijf gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 683,48 aan buitengerechtelijke incassokosten;
6. [bedrijf gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder de nakosten.
3.2.
Aan zijn vordering legt [eiser] ten grondslag dat de door [bedrijf gedaagde] toegezegde levertijd van de scootmobiel (ruimschoots) is verstreken. Bovendien is sprake van een koop op afstand, waarbij [eiser] als consument het recht heeft de koop kosteloos te ontbinden, zo lang dat gebeurt (uiterlijk) binnen 14 dagen na ontvangst van het product.
3.3.
[bedrijf gedaagde] voert verweer, inhoudende dat de genoemde levertijden slechts indicaties zijn. Daarnaast heeft [eiser] een maatwerkproduct gekocht en kan hij als gevolg daarvan op grond van de algemene voorwaarden van [bedrijf gedaagde] de koop niet, althans niet kosteloos, ontbinden.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In artikel 6:230o lid 1 BW is bepaald dat een consument een koop op afstand zonder opgave van redenen kan ontbinden binnen veertien dagen na ontvangst. Dit artikel vormt de implementatie van de Europese Richtlijn Consumentenrechten (Richtlijn 2011/83/EU). In die richtlijn is onder meer bepaald (onder nr. 37) dat de consument een herroepingsrecht moet hebben bij koop op afstand omdat hij de goederen niet heeft kunnen zien, testen en inspecteren voor de koop te sluiten. Tussen partijen staat vast dat [eiser] een consument is en dat de koopovereenkomst op afstand is gesloten (via de website). Dit betekent dan ook dat [eiser] een herroepingsrecht heeft.
4.2.
Een consument kan zijn herroepingsrecht uitoefenen door een modelformulier voor ontbinding aan de handelaar ([bedrijf gedaagde]) te zenden óf door een andere daartoe strekkende ondubbelzinnige verklaring te doen aan de handelaar (artikel 6:230o lid 3 BW). Uit de brief van [eiser] van 11 september 2022 kan ondubbelzinnig worden afgeleid dat hij gebruik wil maken van zijn herroepingsrecht. Daarover bestaat geen discussie. Er is wel discussie over de vraag of [eiser] zich op dit herroepingsrecht kan beroepen. De vraag of [bedrijf gedaagde] al dan niet een bepaalde levertijd heeft toegezegd en of deze levertijd is overschreden, kan daarbij in het midden worden gelaten. Een consument hoeft namelijk geen reden voor ontbinding op te geven wanneer hij zijn herroepingsrecht uitoefent.
4.3.
Ook de omstandigheid dat [eiser] enkele dagen later, op 14 september 2022, op zijn herroeping is teruggekomen, maakt het voorgaande niet anders. [eiser] heeft toegelicht dat hij dit bericht alleen heeft gestuurd omdat [bedrijf gedaagde] had aangegeven dat voor de ontbinding kosten in rekening zouden worden gebracht. Bovendien heeft [eiser] kort daarna, op 18 én 19 september 2022, herhaald dat hij de koop wenste te ontbinden.
4.4.
De conclusie van het voorgaande is dat [eiser] op zichzelf correct en tijdig van zijn herroepingsrecht gebruik heeft gemaakt.
4.5.
Op het herroepingsrecht van de consument zijn een aantal uitzonderingen toegestaan. Deze uitzonderingen zijn neergelegd in artikel 6:230p BW. [bedrijf gedaagde] doet – zo begrijpt de kantonrechter – een beroep op de uitzondering van artikel 6:230p sub f onder 1 BW. Daarin is bepaald dat geen recht op ontbinding bestaat wanneer het gaat om volgens specificaties van de consument vervaardigde zaken, die niet geprefabriceerd zijn en die worden vervaardigd op basis van een individuele keuze of beslissing van de consument, of die duidelijk voor een specifieke persoon bestemd zijn (maatwerk).
4.6.
Volgens [bedrijf gedaagde] is sprake van maatwerk, omdat [eiser] bij de bestelling van de scootmobiel een aantal keuzes heeft gemaakt. Zo heeft [eiser] gekozen voor een andere dan de standaardaccu, een comfortstoel en een wandelstokhouder. Dit maakt volgens [bedrijf gedaagde] dat sprake is van een maatwerkproduct, zodat ontbinding eigenlijk niet mogelijk is. Ter zitting van 14 september 2023 heeft [bedrijf gedaagde] toegelicht dat zij de annulering van de koopovereenkomst wel wilde toestaan, maar dat zij daarvoor een beëindigingsvergoeding in rekening brengt. Voor de hoogte van die beëindigingsvergoeding is aansluiting gezocht bij artikel 7 van de Algemene Voorwaarden van [bedrijf gedaagde] betreffende de ontbinding bij koop in de winkel, die 25% van de aankoopsom bedraagt. [bedrijf gedaagde] heeft [eiser] daarom € 1.527,43 in rekening gebracht. De overige 75% van de aankoopsom, zijnde € 4.642,22, stelt [bedrijf gedaagde] de avond voorafgaand aan de zitting van 14 september 2023 aan [eiser] te hebben overgemaakt.
4.7.
Naar het oordeel van de kantonrechter is er in dit geval geen sprake van maatwerk. De uitzondering van maatwerk doet zich namelijk alleen voor bij een uniek en gepersonaliseerd product. In de eerder genoemde Europese Richtlijn Consumentenrechten wordt voor wat betreft maatwerk het voorbeeld van op maat gemaakte gordijnen genoemd (onder nr. 49) en in de memorie van toelichting bij artikel 6:230p BW wordt een door de consument samengesteld boek met vakantiefoto’s genoemd (Kamerstukken II 2012/13, 33520, 3, p. 40). In diezelfde memorie van toelichting staat geschreven:
‘Heeft een consument de keuze uit een aantal standaardmaten van bijvoorbeeld tafels, dan is er geen sprake van een volgens opgave van de consument vervaardigde zaak.’De scootmobiel betreft een standaardmodel. Het mag zo zijn dat [eiser] een aantal keuzes heeft kunnen aanvinken, maar het ging hier slechts om de keuze uit een aantal standaardopties. Het aanvinken van deze (in dit geval drie) standaardopties is onvoldoende om de scootmobiel uniek en gepersonaliseerd te noemen.
4.8.
Daar komt bij dat [eiser] stelt dat hij er bij het sluiten van de koopovereenkomst niet op is gewezen dat geen sprake zou zijn van een standaardmodel en dat er daarom geen recht op herroeping zou bestaan. Ingevolge artikel 6 lid 1 sub h jo sub k van de Europese Richtlijn Consumentenrechten is [bedrijf gedaagde] als handelaar verplicht om [eiser] te wijzen op zijn herroepingsrecht, dan wel [eiser] erop te wijzen dat hij geen herroepingsrecht heeft. Anders dan [bedrijf gedaagde] meent, is het enkele vermelden op de website dat het gaat om een ‘custom’ product niet voldoende om te voldoen aan deze informatieplicht. [eiser] had daaruit dan ook niet hoeven te begrijpen dat er geen recht op herroeping zou bestaan.
4.9.
De conclusie van dit alles is dan ook dat de uitzondering van artikel 6:230p sub f onder 1 BW niet van toepassing is en [eiser] gerechtigd was de koop te ontbinden. De gevorderde verklaring voor recht dat de koop op 11 september 2022 rechtsgeldig is ontbonden, zal daarom worden toegewezen.
4.10.
Voor wat betreft de door [bedrijf gedaagde] in rekening gebrachte beëindigingsvergoeding overweegt de kantonrechter dat de wet, noch de algemene voorwaarden van [bedrijf gedaagde] ruimte bieden om bij de ontbinding van een koop op afstand een beëindigingsvergoeding (van 25% van de aankoopsom) in rekening te brengen. Aan de toelichting van [bedrijf gedaagde] dat zij – omdat volgens haar sprake is van een maatwerkproduct – aansluiting heeft gezocht bij hetgeen over de beëindigingsvergoeding is bepaald in haar algemene voorwaarden bij een aankoop in een winkel, gaat de kantonrechter voorbij. Vast staat immers dat geen sprake is van maatwerk.
4.11.
Als gevolg van de ontbinding dient [bedrijf gedaagde] daarom het gehele aankoopbedrag van € 6.169,65 aan [eiser] terug te betalen. Zij zal daartoe worden veroordeeld.
4.12.
[bedrijf gedaagde] stelt nog dat zij inmiddels 75% van het aankoopbedrag (€ 4.642,22) aan [eiser] heeft overgemaakt. Uit de door haar ter zitting overlegde creditfactuur blijkt dat echter niet. Bovendien wordt door [eiser] betwist dat hij dit bedrag heeft ontvangen. De kantonrechter zal daarom het volledige bedrag toewijzen. Wanneer [bedrijf gedaagde] dit bedrag inderdaad kort voor de mondelinge behandeling heeft betaald, dan hoeft zij dit uiteraard niet nogmaals (dubbel) te betalen.
4.13.
[eiser] vordert verder de wettelijke rente over het bedrag van € 6.169,65. [bedrijf gedaagde] heeft hiertegen geen afzonderlijk verweer gevoerd. Aangezien [bedrijf gedaagde] bovendien in verzuim verkeert doordat zij nadat [eiser] de ontbinding van de overeenkomst heeft ingeroepen niet binnen de gestelde termijn is overgegaan tot (terug)betaling van de koopsom, zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf 4 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling.
4.14.
[eiser] maakt ook aanspraak op € 683,48 aan buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is en dat het gevorderde bedrag in overeenstemming is met het Besluit. Omdat [bedrijf gedaagde] geen (afzonderlijk) verweer heeft gevoerd tegen de buitengerechtelijke incassokosten, zal de vordering worden toegewezen.
4.15.
[bedrijf gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten, inclusief de nakosten, worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
125,03
- griffierecht
244,00
- salaris gemachtigde
660,00
(2,00 punten × € 330,00)
Totaal
1.029,03
De nakosten worden begroot op:
- € 132,00 aan salaris gemachtigde, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan; en
- de explootkosten van betekening van dit vonnis, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden.
4.16.
Het subsidiair gevorderde behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, geen nadere bespreking.

5.De beslissing

De kantonrechter
verklaart voor recht dat de koopovereenkomst tussen [eiser] en [bedrijf gedaagde] rechtsgeldig is ontbonden op 11 september 2022,
veroordeelt [bedrijf gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag van € 6.169,65, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf 4 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling,
veroordeelt [bedrijf gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag van € 683,48 aan buitengerechtelijke incassokosten,
veroordeelt [bedrijf gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.029,03,
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Dam en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2023.