ECLI:NL:RBZWB:2023:7305

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
20 oktober 2023
Zaaknummer
10274190 CV EXPL 23-65 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Borm
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling uit hoofde van schikkingsovereenkomst na levering van een defect voertuig

In deze civiele zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, vordert eiseres, vertegenwoordigd door mr. B.J. van de Wijnckel, een betaling van VAVA CARS B.V., vertegenwoordigd door mr. J.J. Brosius, op basis van een schikkingsovereenkomst die zou zijn gesloten na de levering van een Citroën C3. De procedure begon met een koopovereenkomst op 12 maart 2022, waarbij VAVA een factuur van € 2.260,74 aan eiseres stuurde, die volledig werd voldaan. De Citroën werd op 9 april 2022 geleverd, maar vertoonde al snel technische problemen, wat leidde tot een geschil tussen partijen.

Eiseres stelt dat na een mondelinge behandeling op 15 november 2022 een schikkingsovereenkomst tot stand is gekomen, waarbij VAVA zou betalen voor de terugname van de defecte auto. VAVA heeft echter niet voldaan aan deze overeenkomst, wat eiseres noopte tot het indienen van een vordering. VAVA betwist de geldigheid van de schikkingsovereenkomst en stelt dat eiseres niet meer de eigenaar van de Citroën is, maar de kantonrechter oordeelt dat de overeenkomst rechtsgeldig is en dat eiseres haar verplichtingen kan nakomen.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat VAVA € 3.234,00 aan eiseres moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente, en dat VAVA ook in de proceskosten moet worden veroordeeld. De vordering van eiseres is toegewezen, en VAVA is in het ongelijk gesteld. Dit vonnis is uitgesproken op 18 oktober 2023.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 10274190 \ CV EXPL 23-65
Vonnis van 18 oktober 2023
in de zaak van
[eiseres],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. B.J. van de Wijnckel,
tegen
VAVA CARS B.V.,
te Goes,
gedaagde partij,
hierna te noemen: VAVA,
gemachtigde: mr. J.J. Brosius (onttrokken),

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 maart 2023 en de daarin genoemde stukken;
- de onttrekkingsbrief van mr. Brosius van 19 juli 2023 met daarin tevens het verzoek de mondelinge behandeling aan te houden;
- de brief van mr. van de Wijnckel van 19 juli 2023 met de reactie op het aanhoudingsverzoek;
- de e-mail van 19 juli 2022 namens de kantonrechter met het akkoord op het aanhoudingsverzoek;
- de mondelinge behandeling van 15 september 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen is op 12 maart 2022 een koopovereenkomst tot stand gekomen met betrekking tot een Citroën C3 met [kenteken] (hierna: de Citroën).
2.2.
Voor de koop van de Citroën heeft VAVA op 12 maart 2022 een factuur aan [eiseres] gestuurd voor een bedrag van € 2.260,74 (bestaande uit € 2.750,00 aan koopsom voor de Citroën en € 10,74 aan kosten in verband met de tenaamstelling van de Citroën, met daarop in mindering gebracht een korting van € 500,00). Deze factuur is door [eiseres] volledig voldaan.
2.3.
De Citroën is op 9 april 2022 door VAVA aan [eiseres] geleverd.
2.4.
Op 19 juli 2022 heeft mr. Brosius zich als gemachtigde van VAVA aan deze procedure onttrokken. VAVA is – hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen – niet op de mondelinge behandeling verschenen, noch heeft zij zich laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. De kantonrechter zal hieraan de gevolgtrekking verbinden die zij geraden acht.

3.Het geschil en de beoordeling

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
VAVA te veroordelen om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 3.234,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.750,00 vanaf 2 december 2022 tot de dag van volledige betaling en over een bedrag van € 484,00 vanaf de datum van dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
Subsidiair:
VAVA te veroordelen om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 3.690,93, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de datum van dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
Zowel primair als subsidiair:
VAVA te veroordelen in de kosten van de procedure, met bepaling dat vanaf veertien dagen na de dag waarop het vonnis is uitgesproken de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd is.
3.2.
[eiseres] legt aan haar primaire vordering het volgende ten grondslag. Nadat de Citroën op 9 april 2022 door VAVA is geleverd, is deze tweemaal stilgevallen, op 27 mei 2022 en 13 juli 2022. Volgens [eiseres] heeft het garagebedrijf de Oostburgse Bandenhandel de Citroën onderzocht en geconstateerd dat de Citroën (technisch) total loss is. [eiseres] heeft dit gemeld bij VAVA. Omdat partijen in eerste instantie niet tot een oplossing zijn gekomen, heeft [eiseres] VAVA bij dagvaarding van 2 november 2022 opgeroepen om op 16 november 2022 te verschijnen voor de kantonrechter in Middelburg. Vervolgens heeft de (toemalig) gemachtigde van VAVA, de heer [naam ] [functie] bij [bedrijf] te [plaats 2] ) op 14 november 2022 contact opgenomen met de gemachtigde van [eiseres] . Op 15 november 2022 zijn partijen, althans hun gemachtigden, telefonisch overeengekomen dat VAVA de Citroën zou kunnen ophalen bij de Oostburgse Bandenhandel en dat VAVA een bedrag van € 2.750,00 aan [eiseres] zou betalen, bestaande uit de terugbetaling van de koopsom van € 2.250,00 en een schadevergoeding van € 500,00. Daarnaast is afgesproken dat [eiseres] de procedure bij de kantonrechter in Middelburg weer zou intrekken, hetgeen zij nog diezelfde dag heeft gedaan. VAVA is de schikkingsovereenkomst echter niet nagekomen, aldus [eiseres] .
3.3.
VAVA voert verweer tegen de (primaire) vordering van [eiseres] . Daartoe voert zij aan dat er geen schikkingsovereenkomst tot stand is gekomen, omdat op 15 november 2022 een andere gemachtigde dan de heer [naam ] (mr. Brosius), zich namens VAVA had gesteld. Voor zover VAVA daarmee betoogt dat [eiseres] er niet gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat de schikkingsovereenkomst tot stand is gekomen, gaat de kantonrechter aan dat verweer voorbij. [eiseres] heeft namelijk ter zitting toegelicht dat de schikkingsovereenkomst reeds voordat mr. Brosius zich kenbaar had gemaakt als gemachtigde van VAVA, tot stand is gekomen. De gemaakte afspraken zijn door de gemachtigde van [eiseres] aan de heer [naam ] bevestigd bij e-mail van 15 november 2022 om 12.01 uur. Pas enkele uren later, om 15.35 uur, heeft mr. Brosius zich als gemachtigde voor VAVA gesteld. Aangezien VAVA dit niet heeft weersproken, gaat de kantonrechter van de juistheid daarvan uit. Dit betekent dat vast staat dat de schikkingsovereenkomst op correcte wijze tot stand is gekomen en dat partijen gehouden zijn aan de inhoud daarvan te voldoen.
3.4.
VAVA voert voorts nog het verweer dat [eiseres] niet (meer) de eigenaar is van de Citroën, zodat zij haar verplichtingen uit de schikkingsovereenkomst niet kan naleven. Ook dat verweer snijdt geen hout. [eiseres] heeft tijdens de mondelinge behandeling – eveneens onweersproken – toegelicht dat de tenaamstelling van de Citroën vanwege het stopzetten van de verzekering en de stalling van de Citroën, is gewijzigd, maar dat zij wel degelijk nog steeds de eigenaar is en zij (dus) haar deel van de schikkingsovereenkomst nog steeds kan nakomen.
3.5.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat VAVA gehouden is een bedrag van € 2.750,00 aan [eiseres] te betalen. De (primaire) vordering zal in zoverre dan ook worden toegewezen.
3.6.
[eiseres] vordert daarnaast een bedrag van € 484,00 als vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is en dat het gevorderde bedrag – anders dan VAVA aanvoert – in overeenstemming is met het Besluit. Aan het verweer van VAVA dat [eiseres] geen belang heeft bij de toewijzing van de buitengerechtelijke incassokosten gaat de kantonrechter voorbij omdat het enkele feit dat [eiseres] procedeert op basis van een toevoeging door de Raad voor Rechtsbijstand, niet aan de toewijzing van de buitengerechtelijke incassokosten in de weg staat. Bovendien is voldoende gesteld dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het bedrag van € 484,00 aan buitengerechtelijke incassokosten wordt daarom toegewezen.
3.7.
[eiseres] vordert voorts de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 2.750,00 vanaf 2 december 2022 tot de dag van volledige betaling en over een bedrag van € 484,00 vanaf de datum van dagvaarding tot de dag van volledige betaling. Aangezien VAVA daartegen geen (afzonderlijk) verweer heeft gevoerd en vast staat dat VAVA in verzuim verkeert, zal dit worden toegewezen
3.8.
De subsidiaire vordering van [eiseres] heeft een voorwaardelijk karakter, in die zin dat deze vordering is ingesteld voor het geval de kantonrechter van oordeel zou zijn dat de schikkingsovereenkomst niet tot stand is gekomen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, behoeft de subsidiaire vordering daarom geen nadere bespreking.
3.9.
VAVA is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten, inclusief de nakosten, worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiseres] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
130,11
- griffierecht
86,00
- salaris gemachtigde
464,00
(2,00 punten × € 232,00)
Totaal
680,11
De nakosten worden begroot op:
- € 116,00 aan salaris gemachtigde, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan; en
- de explootkosten van betekening van dit vonnis, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden.
Dit alles vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag der voldoening.

4.De beslissing

De kantonrechter
veroordeelt VAVA om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] € 3.234,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 2.750,00 met ingang van 2 december 2022 tot de dag van volledige betaling en over een bedrag van € 484,00 met ingang van 7 december 2022 tot de dag van volledige betaling,
veroordeelt VAVA in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot dit vonnis vastgesteld op € 680,11, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag der voldoening,
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Borm en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2023.