ECLI:NL:RBZWB:2023:7319

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 oktober 2023
Publicatiedatum
20 oktober 2023
Zaaknummer
C/02/414099 / FA RK 23/4421
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Janssen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in het kader van de Wet zorg en dwang

Op 5 oktober 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor een cliënt, geboren in 1941. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en betreft een machtiging voor de duur van zes maanden, zoals bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde dag gehouden, waarbij de cliënt, zijn advocaat, en verschillende zorgprofessionals aanwezig waren.

Tijdens de behandeling heeft de cliënt aangegeven het niet eens te zijn met het verzoek, terwijl zijn advocaat de noodzaak van de machtiging onderstreepte, gezien het psychogeriatrische ziektebeeld van de cliënt en het gebrek aan alternatieven voor zorg in de thuissituatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan dementie, wat leidt tot ernstig nadeel, waaronder verwaarlozing en gevaarlijke situaties. De rechtbank concludeert dat opname in een zorginstelling noodzakelijk is om het ernstig nadeel te voorkomen.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de machtiging tot opname en verblijf te verlenen voor de duur van zes maanden, met ingang van de datum van de beschikking tot en met 5 april 2024. Deze beslissing is mondeling gegeven door rechter Janssen en schriftelijk uitgewerkt op 19 oktober 2023. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/414099 / FA RK 23/4421
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van 5 oktober 2023van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[cliënt01],
geboren op [geboortedatum01] 1941 te [geboorteplaats01] ,
wonende te [adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. C.E.J.E. Kouijzer te Middelburg.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift van 21 september 2023, ingekomen ter griffie op 21 september 2023.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- het zorgplan van 15 september 2023;
- de medische verklaring van 12 september 2023;
- de aanvraag van 31 augustus 2023;
- het machtigingsformulier CIZ van 22 augustus 2023;
- de machtiging vanuit het CIZ van 5 juli 2022.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 5 oktober 2023, op en nabij het hierboven genoemde woonadres van cliënt.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door zijn advocaat;
- mevrouw [naam01] , thuiszorg verpleegkundige;
- mevrouw [naam02] , casemanager;
- mevrouw [naam03] , zus van betrokkene, en haar partner.
1.4
De rechter heeft cliënt kort gesproken, in eerste instantie enkel in de deuropening van zijn woning en vervolgens nog even in zijn woonkamer. De rechter heeft aan cliënt enkele vragen kunnen stellen, waarop cliënt kort heeft geantwoord. Cliënt bleef daarbij – met de hulp van zijn zus – enigszins rustig, maar raakte met momenten ook wat meer gespannen en geagiteerd en gaf daarbij voortdurend aan dat hij niet (verder) in gesprek wilde gaan en de rechter en de overige aanwezigen zijn woning moesten verlaten. De rechter heeft vastgesteld dat cliënt niet (langer) in staat en bereid was om de rechter (uitgebreid) te woord te staan. Om deze reden heeft de rechter in overleg met de raadsvrouw van cliënt besloten de mondelinge behandeling verder buiten aanwezigheid van cliënt nabij de woning van cliënt voort te zetten.

2.Het verzoek

2.1
Het CIZ verzoekt de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor cliënt te verlenen voor de duur van zes maanden.

3.Standpunten

3.1
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft cliënt aangegeven dat hij het niet eens is met het voorliggende verzoek. Cliënt benoemt dat het goed met hem gaat. Hij heeft geen pijn. Er is verder geen sprake van dwaalgedrag, want hij kan de weg nog goed vinden. Wel vindt hij het vervelend als er veel mensen bij hem langs komen.
3.2
De advocaat van cliënt heeft aangegeven dat het verzoek kan worden toegewezen voor de verzochte duur van zes maanden. Er is sprake van een psychogeriatrisch ziektebeeld waar ernstig nadeel uit voortvloeit. Daarnaast zijn er geen alternatieven meer voorhanden om de benodigde zorg in de thuissituatie te verlenen. Ook aan de overige wettelijke vereisten wordt voldaan.
3.4
De thuiszorg verpleegkundige heeft aangegeven dat cliënt sterk is vermagerd en niet meer in staat is om op adequate wijze hulp in te schakelen, wat erg zorgelijk is. Ook is er sprake van dwaalgedrag; cliënt staat soms bijna wezenloos op straat in een dorpje verderop. De verpleegkundige benoemt verder dat er nu drie keer per dag een thuiszorg verpleegkundige bij cliënt langskomt om hem thuis te begeleiden. Deze zorg kan eventueel worden opgeschaald naar vier momenten per dag, maar het is niet mogelijk om cliënt thuis van de benodigde 24-uurszorg te voorzien. Daarbij komt dat cliënt zich regelmatig verzet tegen de zorg. De verpleegkundige legt uit dat er altijd een strijd moet worden gevoerd met cliënt; hij wil nergens bij geholpen worden en wordt bijvoorbeeld boos als hem eten wordt aangeboden. Ook weigert cliënt een dagbesteding.
3.4
De casemanager heeft geen aanvullingen op de overgelegde stukken waarin de situatie van cliënt duidelijk is vermeld. Desgevraagd geeft de casemanager aan dat cliënt binnen zes weken kan worden opgenomen.
3.5
Door de zus en haar partner is naar voren gebracht dat het cliënt niet meer lukt om goed voor zichzelf te zorgen. Er ligt soms bedorven voedsel in de woning van cliënt en er is sprake van dwaalgedrag. De zus en haar partner zouden graag zien dat cliënt goede zorg wordt geboden, maar dat is niet (meer) mogelijk in de thuissituatie, omdat cliënt de zorg voortdurend weigert. Cliënt wordt bij voorkeur in de zorginstelling in [plaats01] opgenomen.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is genoegzaam gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie. Er is bij cliënt sprake van een progressief ziektebeeld.
4.2
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang, de situatie dat cliënt met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Daarbij overweegt de rechtbank dat cliënt onder invloed van de dementie verward gedrag vertoont en niet meer in staat is om zichzelf op een adequate wijze te verzorgen en de regie over zijn leven te voeren. Zo is er sprake van gewichtsverlies, omdat het cliënt niet meer lukt om een dagindeling met vaste maaltijdmomenten aan te houden. Ook wordt er regelmatig bedorven voedsel in de woning van cliënt aangetroffen. Daarnaast lukt het cliënt niet om zijn medicatie zelfstandig in te nemen vanwege het verlies van tijdsbesef, hetgeen kan leiden tot ernstig lichamelijk letsel. Cliënt weigert bovendien de benodigde ondersteuning bij de algemene dagelijkse levensverrichtingen zoals het wassen, aankleden en voorbereiden van maaltijden, waardoor er een groot risico op ernstige verwaarlozing bestaat. Ook kan cliënt verbaal agressief gedrag vertonen als hem iets niet bevalt of niet meer begrijpt. Het is de rechtbank voorts gebleken dat er een grote kans bestaat op gevaarlijke situaties in het verkeer, onder meer vanwege het dwaalgedrag van cliënt, maar ook vanwege zijn beperkte verkeersinzicht en zijn fysieke achteruitgang, waardoor hij erg valgevaarlijk is geworden. Daarbij neemt de rechtbank tevens in overweging dat cliënt snel overprikkeld raakt en niet meer goed tegen druktes kan. Tot slot is het de rechtbank gebleken dat de mantelzorger van cliënt overbelast is geraakt.
4.3
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Cliënt is blijvend aangewezen op intensieve 24-uurszorg, toezicht en begeleiding in de nabijheid in een veilige woonomgeving. Dit kan hem in een psychogeriatrische zorginstelling worden geboden. Bovendien wordt het steunsysteem van cliënt met een opname van cliënt ontlast.
4.4
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Ondanks de ondersteuning van thuiszorg en de intensieve inzet van het steunsysteem van cliënt kan het ernstig nadeel niet meer in de thuissituatie worden afgewend. Cliënt heeft voortdurend zorg nodig in een voor hem veilige en gestructureerde omgeving. Dit kan hem in de thuissituatie niet geboden worden. Ook is het de rechtbank gebleken dat cliënt een dagbesteding weigert. Daarnaast is het steunsysteem van cliënt overbelast geraakt.
4.5
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf. Cliënt heeft zeer uitdrukkelijk en meermaals aangegeven dat hij niet naar een verpleeginstelling wil verhuizen.
4.6
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden, met ingang van heden en tot en met 5 april 2024.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van
[cliënt01], geboren op [geboortedatum01] 1941 te [geboorteplaats01] ;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 5 april 2024
.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Janssen, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2023 in tegenwoordigheid van mr. De Haas als griffier, en op 19 oktober 2023 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.

Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.