In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] over de vaststelling van het erfdeel van [eiseres] in de nalatenschap van haar overleden moeder, erflaatster. De procedure volgde op een tussenvonnis van 29 maart 2023 en een mondelinge behandeling op 25 juli 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat erflaatster en erflater in gemeenschap van goederen waren gehuwd en dat erflaatster bij testament een ouderlijke boedelverdeling heeft toegepast. Dit resulteerde in een vordering van [eiseres] op erflater ter hoogte van haar erfdeel, met een niet-samengestelde rente van 8% die pas opeisbaar is na het overlijden van erflater.
De rechtbank heeft de omvang van de nalatenschap vastgesteld op basis van de door [eiseres] overgelegde stukken, waaronder een vaststellingsovereenkomst met de belastingdienst die het gemiddelde buitenlandse vermogen van erflater en erflaatster in 2006 documenteert. [gedaagde] betwistte de juistheid van deze bedragen en voerde aan dat erflater en [eiseres] in 2015 overeenstemming hadden bereikt over de afkoop van het erfdeel. De rechtbank oordeelde echter dat er geen bewijs was voor deze afkoop en dat [eiseres] recht had op haar erfdeel, dat is vastgesteld op € 398.573,25, vermeerderd met rente.
De rechtbank heeft [gedaagde] veroordeeld tot betaling van het vastgestelde erfdeel aan [eiseres], met inachtneming van reeds gedane betalingen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. M. van 't Nedereind.