ECLI:NL:RBZWB:2023:7324

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 oktober 2023
Publicatiedatum
20 oktober 2023
Zaaknummer
C/02/413014 / KG ZA 23-403 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Rechters
  • mr. Baggel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verbod op uitingen van beschuldigende aard in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 oktober 2023 een vonnis gewezen in een kort geding tussen de besloten vennootschap Mondi B.V., eiseres, en een gedaagde die niet is verschenen. Eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.I. Jansen, vorderde een verbod op uitingen van beschuldigende aard door de gedaagde, die vermoedelijk in Portugal woont. De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is om van de vorderingen kennis te nemen op basis van de EEX-verordening en dat Nederlands recht van toepassing is. De vordering is gebaseerd op onrechtmatig handelen door de gedaagde.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedaagde zich moet onthouden van uitingen die onvoldoende steun in de feiten hebben en die betrekking hebben op eiseres en haar directie. De rechtbank heeft een dwangsom opgelegd van € 1.000,00 per dag voor elke dag dat de uitingen op het internet blijven staan, met een maximum van € 25.000,00. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.759,46. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. Baggel.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/413014 / KG ZA 23-403
Vonnis in kort geding van 20 oktober 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MONDI B.V.,
gevestigd te Tilburg,
eiseres,
advocaat mr. J.I. Jansen te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
laatstelijk bekende woonplaats te Portugal aan de [adres],
zonder bekende woonplaats of bekend werkelijk verblijf in Nederland,
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 6E;
  • de nagekomen producties met betrekking tot de kennisgeving aan gedaagde;
  • de mondelinge behandeling op 10 oktober 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De vordering

2.1.
Eiseres vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- gedaagde te gebieden zich te onthouden van het (laten) doen van uitingen van beschuldigende aard, welke a) onvoldoende steun kennen in de feiten en b) van de aard en strekking zijn als weergegeven onder randnummer 8 van de dagvaarding en in (de onderdelen van) productie 3 daarbij,
- welk gebod ziet op uitingen die betrekking hebben op eiseres en/of haar directie in de persoon van de heer [naam] en op gedrukte en/of digitaal verschenen en te verschijnen (sociale) media, waaronder (een) website(s) waarop gedaagde publiceert of laat publiceren;
- zulks op straffe van verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 2.500,00 voor elke dag dat bedoelde uitingen op het internet zijn geplaatst of zonder begeleiding van rectificatie in druk zijn blijven staan, dit na ommekomst van twee dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, althans op straffe van verbeurte van een in goede justitie te bepalen dwangsom en termijn,
- gedaagde te veroordelen in de proceskosten van dit geding, het salaris en nasalaris van de advocaat van eiseres daaronder begrepen.

3.De beoordeling

rechtsmacht en toepasselijk recht

3.1.
Eiseres stelt dat gedaagde (vermoedelijk) in Portugal woont, zodat de zaak een internationaal karakter heeft. Gelet hierop dient de voorzieningenrechter ambtshalve te toetsen of zij bevoegd is van de vorderingen kennis te nemen en zo ja, welk recht van toepassing is.
3.2.
De vorderingen van eiseres zijn gebaseerd op onrechtmatig handelen door gedaagde. Op grond van artikel 7 aanhef en sub 2 herschikte EEX-verordening is de voorzieningenrechter in Nederland bevoegd van de vorderingen kennis te nemen. Op grond van het bepaalde in artikel 10:159 BW en artikel 4 lid 1 van de Rome II-Verordening is Nederlands recht op de vorderingen van toepassing. Het centrum van de belangen van eiseres bevindt zich in Tilburg.
verstekverlening
3.3.
Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat verstek zal worden verleend.
de vorderingen
3.4.
De gevorderde dwangsom zal worden beperkt zoals in de beslissing vermeld.
3.5.
Het gevorderde komt de voorzieningenrechter voor het overige niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal zoals in de beslissing vermeld worden toegewezen.
3.6.
Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eiseres worden begroot op:
- betekening oproeping € 213,46 (2 keer € 106,73)
- griffierecht € 676,00
- salaris € 697,00
- nakosten
€ 173,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.759,46

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagde,
4.2.
gebiedt gedaagde zich te onthouden van het (laten) doen van uitingen van beschuldigende aard, welke a) onvoldoende steun kennen in de feiten en b) van de aard en strekking zijn als weergegeven onder randnummer 8 van de dagvaarding en in (de onderdelen van) productie 3 bij de dagvaarding,
4.3.
welk gebod ziet op uitingen die betrekking hebben op eiseres en/of haar directie in de persoon van de heer [naam] en op gedrukte en/of digitaal verschenen en te verschijnen (sociale) media, waaronder (een) website(s) waarop gedaagde publiceert of laat publiceren,
4.4.
zulks op straffe van verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 1.000,00 voor elke dag dat bedoelde uitingen op het internet zijn geplaatst of zonder begeleiding van rectificatie in druk zijn blijven staan, dit na ommekomst van twee dagen na betekening van dit vonnis tot een maximum van € 25.000,00 is bereikt,
4.5.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiseres tot op heden begroot op € 1.759,46, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moet gedaagde € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
4.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Baggel en in het openbaar uitgesproken op
20 oktober 2023.