ECLI:NL:RBZWB:2023:7332

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
23 oktober 2023
Zaaknummer
C/02/405013 / HA ZA 23-12 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Scheffers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid aannemer voor gebrekkige waterafvoer bij dakkapel en gevolgschade door lekkages

In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en een gedaagde, waarbij de eiser vorderingen heeft ingesteld tegen de gedaagde, een aannemer, wegens gebrekkige uitvoering van een aannemingsovereenkomst. De eiser had een dakkapel laten plaatsen door de gedaagde, maar na oplevering ontstonden er lekkages die schade veroorzaakten aan de woning van de eiser. De eiser heeft de gedaagde in gebreke gesteld en vorderde schadevergoeding voor de kosten van herstel van de lekkages en de gevolgschade. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst door een ondeugdelijk waterafvoersysteem aan te leggen. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde aansprakelijk is voor de schade die de eiser heeft geleden als gevolg van de lekkages. De eiser heeft voldoende bewijs geleverd dat de lekkages het gevolg zijn van de ondeugdelijke constructie van de verholen goot, die niet volgens de overeenkomst was aangelegd. De rechtbank heeft de vordering van de eiser toegewezen en de gedaagde veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 23.904,05, vermeerderd met wettelijke rente, alsook tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten en kosten voor deskundigen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/405013 / HA ZA 23-12
Vonnis van 11 oktober 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. T.H.J. van Beek te Zundert,
tegen
[gedaagde]mede h.o.d.n.
[bedrijf gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. G.S. Snippe te Etten-Leur.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 22 maart 2023 en de daarin genoemde stukken,
  • de brief met bijlage van 28 augustus 2023 van de zijde van [eiser] ,
  • de spreekaantekeningen van mr. T.H.J. van Beek namens [eiser] en van mr. G.S.
Snippe namens [gedaagde] ten behoeve van de mondelinge behandeling,
- de zittingsaantekeningen van de mondelinge behandeling van 29 augustus 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen en de overgelegde producties wordt uitgegaan van de navolgende feiten:
– Op 13 januari 2020 heeft [gedaagde] op verzoek van [eiser] een offerte uitgebracht voor het leveren en plaatsen van een dakkapel op de woning van [eiser] . [eiser] heeft deze offerte geaccepteerd. In de offerte staat vermeld:
Standaardis de afwatering aan de zijkanten van de dakkapel d.m.v. een verholen goot constructie welke afwatert aan de onderkant van de dakpannen, er worden dus geen lood slabben of afvoerpijpen gebruikt. De onder aansluiting op de bestaande dakpannen wordt uitgevoerd d.m.v. Ubiflex, dit is een loodvervanger in de kleur zwart, grijs of rood naar keuze”.
– Medio maart 2020 heeft [gedaagde] de dakkapel aan [eiser] geleverd en op zijn woning geplaatst. Het werk is daarna opgeleverd.
– In juni 2020 is na een hevige regenval een lekkage ontstaan op de zolderverdieping en op de eerste verdieping van de woning van [eiser] .
– [eiser] heeft de waterschade gemeld bij zijn verzekeraar Interpolis. Interpolis heeft [bedrijf 1] BV (hierna: [bedrijf 1] ) ingeschakeld om de schade te herstellen, hetgeen is gebeurd.
– In juli 2021 is na een hevige regenval weer een lekkage ontstaan. De daardoor ontstane waterschade heeft [eiser] weer gemeld bij Interpolis. [bedrijf 1] heeft in opdracht van Interpolis de schade bij [eiser] opgenomen. [bedrijf 1] heeft daarbij aan [eiser] te kennen gegeven dat zij niet eerder tot herstelwerkzaamheden mag overgaan dan nadat de oorzaak van de lekkage is opgespoord en verholpen.
– [eiser] heeft daarop aan [bedrijf 2] BV (hierna: [bedrijf 2] ) opdracht gegeven om een dakpannenrenovatie uit te voeren.
– Bij het verwijderen van de dakpannen heeft [bedrijf 2] geconstateerd dat ter plaatse van het uiteinde van de verholen goot, ter hoogte van de linker onderzijde van de dakkapel, de houten dakplaten door en door nat waren. [bedrijf 2] heeft aan [eiser] te kennen gegeven dat zij van mening is dat de verholen goot niet deugdelijk is (aangelegd). [bedrijf 2] heeft van de door haar aangetroffen situatie foto’s gemaakt.
– Bij e-mail van 1 oktober 2021 heeft [eiser] contact opgenomen met [gedaagde] en hem te kennen gegeven – kort en zakelijk weergegeven – dat hij na hevige regenval te maken heeft met lekkages als gevolg van het plaatsen van de dakkapel.
– Medio november 2016 is [gedaagde] bij [eiser] langsgegaan en heeft hij van het dak en uit de verholen goten bladeren verwijderd. [gedaagde] heeft [eiser] vervolgens aangeboden om bladvangers op het dak te plaatsen, waarop [eiser] aan [gedaagde] te kennen heeft gegeven dat deze naar zijn mening het lekkageprobleem niet zullen oplossen.
– Tussen partijen is discussie ontstaan over de vraag of de verholen goot constructie deugdelijk is (aangelegd). In de tussentijd heeft [bedrijf 2] de dakpannenrenovatie uitgevoerd. De lekkages zijn daarmee niet gestopt.
– Bij brief van 6 april 2022 heeft [eiser] via zijn rechtsbijstandsverzekeraar Stichting Achmea Rechtsbijstand (hierna: Achmea) [gedaagde] formeel in gebreke gesteld en [gedaagde] verzocht de met [eiser] gesloten aannemingsovereenkomst na te komen in de vorm van goed en deugdelijk herstel van de lekkage en de gevolgschade voor 1 mei 2022.
– Bij brief van 9 mei 2022 gericht aan Achmea betwist [gedaagde] – kort en zakelijk weergegeven – dat de verholen goot constructie niet deugdelijk is (aangelegd) en dat hij aansprakelijk is voor de schade als gevolg van de lekkages. [gedaagde] heeft daarbij te kennen gegeven dat hij uit coulance bereid is de dakkapel aan te passen.
– Op 24 juni 2022 heeft [bedrijf 3] BV (hierna: [bedrijf 3] ) in opdracht van Achmea onderzoek gedaan naar de oorzaak van de lekkages en de schade begroot. Zij heeft haar bevindingen neergelegd in haar rapport van 26 juni 2022, dat – voor zover van belang – luidt als volgt:
“De verholen goot eindig bij de dakkapel en is niet doorgetrokken tot aan de dakgoot.
Er bevind zich aan het einde van de verholen dakgoot een aansluiting naar de loodvervanger een daar zou het water over de dakpannen weg moeten stromen. Dit functioneert niet naar behoren. De aansluiting ligt namelijk in een holletje zoals eerder ook al door een dakdekker is geconstateerd waar vervolgens onderstaande foto is gemaakt.
Ik gebruik deze foto in de rapportage omdat deze exact laat zien wat ik zelf ook heb aangetroffen en heb geconstateerd.
De huidige situatie zorg voor lekkage. Elke grote regen bui komt er water naar binnen.
De verhogen goot is bedoelt voor kleine hoeveelheden water. Echter hier heeft [bedrijf gedaagde] er voor gekomen om geen dakuitloop toe te passen in de overstek van de dakkapel maar om het water er aan de achterzijde af te laten lopen. Hierdoor is de af te voeren waterdruk voor de verholen goot veel te groot”.
Onder één van de in het rapport opgenomen foto’s (gemaakt door [bedrijf 2] ) staat vermeld:
“Holletje ligt verdiept. Het water moet eerst hoog genoeg staan om over het holletje heen te kunnen lopen naar beneden toe. Echter als het zo hoog komt loopt het water ook over de lage opstand van de uitgoot”.
– Bij e-mail van 13 juli 2022 verzoekt Achmea aan [gedaagde] om aan haar een plan van aanpak toe te zenden alvorens [gedaagde] bij [eiser] herstelwerkzaamheden gaat uitvoeren. Achmea heeft [gedaagde] daarbij te kennen gegeven dat de herstelwerkzaamheden moeten worden uitgevoerd op de wijze zoals beschreven in het rapport van [bedrijf 3] . Als reactie hierop heeft [gedaagde] aan Achmea te kennen gegeven dat hij uit coulance bereid is het waterafvoersysteem te maken, maar op een andere wijze dan [bedrijf 3] heeft beschreven in haar rapport. [eiser] heeft dat niet geaccepteerd.
– Bij brief van 26 juli 2022 heeft Achmea aan [gedaagde] medegedeeld dat hij bij gebreke van nakoming van de aannemingsovereenkomst in verzuim is komen te verkeren en dat [eiser] de vordering tot nakoming omzet in een vordering tot vervangende schadevergoeding.
– Bij brief van 10 augustus 2022 heeft Achmea [gedaagde] verzocht voor 26 augustus 2022 een bedrag van in totaal € 23.904,05 ter zake (vervangende) schadevergoeding te betalen, bij gebreke waarvan [eiser] een gerechtelijke procedure zou starten. [gedaagde] is niet tot betaling overgegaan.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde] tot betaling van
€ 23.904,05, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [gedaagde] jegens hem toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten aannemingsovereenkomst door een waterafvoersysteem aan te leggen dat niet deugdelijk is. Hij heeft als gevolg daarvan schade geleden, voor vergoeding waarvan [gedaagde] aansprakelijk is. [gedaagde] is in de gelegenheid gesteld om de gebreken aan het waterafvoersysteem te herstellen conform het advies van de door hem ingeschakelde deskundige [bedrijf 3] , maar [gedaagde] is daartoe niet bereid gebleken. Reden waarom hij de vordering tot nakoming in de vorm van goed en deugdelijk herstel van de gebreken heeft omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding. [gedaagde] verkeert met betaling van de (vervangende) schadevergoeding in verzuim. De schade bestaat uit een bedrag van € 3.085,50 voor kosten gemoeid met het herstel van gebreken aan het waterafvoersysteem en een bedrag van € 20.818,55 voor kosten gemoeid met herstel van schade als gevolg van de lekkages.
3.3.
[gedaagde] voert verweer tegen de vordering en concludeert [eiser] in zijn vordering niet ontvankelijk te verklaren althans de vordering af te wijzen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat de verholen goot aan de linkerzijde van de dakkapel de oorzaak is van de lekkages en dat [eiser] hierdoor schade heeft geleden. Ter beoordeling is de vraag of [gedaagde] aansprakelijk is voor de gestelde schade vanwege een aan hem toerekenbare tekortkoming.
Is er sprake van een aan [gedaagde] toerekenbare tekortkoming?
4.2.
[eiser] stelt dat de door [gedaagde] aangelegde verholen goot constructie niet deugdelijk is en bovendien afwijkt van hetgeen partijen zijn overeengekomen. Gelet op de offerte mocht hij verwachten dat de verholen goten zouden afwateren aan de onderkant van de dakpannen, waar zich de dakgoot bevindt. Dat is niet het geval. De goten eindigen ter hoogte van de onderkant van de dakkapel. Daardoor functioneert de afwatering niet naar behoren. Dat de verholen goot constructie ook anderszins niet deugdelijk is en tot lekkages leidt, kan worden afgeleid uit het rapport van [bedrijf 3] van 26 juni 2022. Vanaf het moment dat hij de verholen goten heeft laten doortrekken tot aan de dakgoot en een dakuitloop heeft laten aanbrengen, heeft hij geen lekkages meer gehad.
4.3.
[gedaagde] verklaart ter zitting dat in de offerte een typefout staat. In de offerte had moeten staan dat de verholen goot constructie afwatert aan de onderkant van de dakkapel in plaats van aan de onderkant van de dakpannen. Dit neemt niet weg, dat het door hem aangelegde waterafvoersysteem deugdelijk is. Slecht onderhoud, te weten het niet verwijderen van bladeren uit de verholen goot, heeft de lekkages veroorzaakt. De verholen goot is daardoor verstopt geraakt en overgelopen. Bovendien heeft een derde de door hem aangebrachte aansluiting van de verholen goot op de Ubiflex-slabbe (die zich onderdaan de dakkapel bevindt) aangepast. Dat de aansluiting in een holletje ligt, zoals [bedrijf 3] in haar rapport heeft beschreven, is niet aan hem te wijten. Voorts valt uit de foto’s die in het rapport van [bedrijf 3] zijn opgenomen af te leiden, dat een derde de Ubiflex-slabbe, die het water over de dakpannen moet geleiden naar de dakgoot, verkeerd heeft terug gemonteerd. Hetgeen [bedrijf 3] heeft geconstateerd ten aanzien van de verholen goot constructie en heeft opgenomen in haar rapport, is niet hetgeen hij bij [eiser] heeft afgeleverd. Van een causaal verband tussen de door hem verrichte werkzaamheden en de gestelde schade is dan ook geen sprake.
4.4.
Vooropgesteld wordt dat [gedaagde] niet conform de overeenkomst een verholen goot constructie heeft geleverd die afwatert aan de onderkant van de dakpannen. Dat dit een verschrijving in de offerte is, zoals [gedaagde] heeft gesteld, is geen omstandigheid waarop [gedaagde] in redelijkheid een beroep kan doen, nu zo’n verschrijving voor zijn risico moet komen. Nu vast staat dat de geleverde verholen goot constructie eindigt bij de dakkapel en niet zoals overeengekomen is doorgetrokken tot aan de dakgoot, is [gedaagde] in zoverre tekort geschoten in de nakoming van de overeenkomst.
4.5.
Op grond van de feiten en omstandigheden oordeelt de rechtbank vervolgens dat voldoende aannemelijk is geworden dat de lekkages bij [eiser] zijn veroorzaakt door een door [gedaagde] ondeugdelijk aangelegd waterafvoersysteem, in het bijzonder doordat in afwijking van de overeenkomst een niet tot de dakgoot doorgetrokken verholen goot is geplaatst. Dit volgt allereerst uit het rapport van [bedrijf 3] waarin geconcludeerd is dat bij de geplaatste dakgoot de aansluiting naar de loodvervanger, waar het water over de dakpannen zou moeten wegstromen, niet naar behoren functioneert. Verder is geconcludeerd dat de geplaatste verholen goot constructie, waarbij [gedaagde] ervoor gekozen heeft om geen dakuitloop toe te passen in de overstek van de dakkapel maar om het water er aan de achterzijde af te laten lopen, ervoor zorgt dat de af te voeren waterdruk voor de verholen goot veel te groot is. Dat deze wijze van constructie niet deugdelijk was, blijkt ook uit de omstandigheid dat de eerste lekkage al is ontstaan ongeveer drie maanden na de oplevering van de dakkapel, na een hevige regenval, en uit het feit dat na de tweede lekkage is geconstateerd dat de houten dakplaten door en door nat waren.
4.6.
[gedaagde] heeft betoogd dat er andere oorzaken zijn aan te wijzen voor de lekkages. Anders dan [gedaagde] betoogt, acht de rechtbank niet aannemelijk dat de lekkages zijn veroorzaakt door slecht onderhoud, meer in het bijzonder het niet verwijderen van bladeren uit de verholen goot. Vast staat dat [gedaagde] in maart 2020 de dakkapel op de woning van [eiser] heeft geplaatst en dat in juni 2020 de eerste lekkage heeft plaatsgevonden. Niet ter discussie staat dat [gedaagde] niet eerder dan medio november 2021, nadat de tweede lekkage bij [eiser] had plaatsgevonden, op het dak van [eiser] is geweest en dat hij toen bladeren van het dak en uit de verholen goten heeft verwijderd. Feit van algemene bekendheid is dat bomen hun blad verliezen in het najaar en niet in het voorjaar. Gelet daarop wordt niet aannemelijk geacht dat na het plaatsen van de dakkapel in maart 2020 in drie maanden tijd zoveel bladeren zijn gevallen en in de betreffende verholen goot is geraakt, dat deze daardoor verstopt is geraakt en is overgelopen, met een lekkage in juni 2020 tot gevolg. Dat een derde een aanpassing aan de verholen goot constructie heeft verricht mag zo zijn, maar dat neemt naar het oordeel van de rechtbank niet weg dat de eerste lekkage in juni 2020 daardoor niet kan zijn veroorzaakt. Bovendien zijn pas na de tweede lekkage, in juli 2021, en na constatering dat de houten dakplaten door en door nat waren, door derden herstelwerkzaamheden verricht. Aangenomen wordt daarom dat de oorzaak van de lekkage al aanwezig was vanaf het moment van oplevering van de dakkapel.
4.7.
[eiser] heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat [gedaagde] geen deugdelijk waterafvoersysteem heeft geleverd, verwezen naar het rapport van [bedrijf 3] van 26 juni 2022, zoals hiervoor al is overwogen. Bezien in het licht hiervan heeft [gedaagde] naar het oordeel van de rechtbank de stelling van [eiser] dat sprake is van een tekortschieten onvoldoende gemotiveerd weersproken. Aan bewijslevering wordt daarom niet toegekomen. Dit leidt tot de conclusie dat de gestelde tekortkoming in rechte is komen vast te staan.
Is [gedaagde] aansprakelijk voor vergoeding van de gestelde kosten gemoeid met het herstel van de gebreken aan het waterafvoersysteem?
4.8.
De rechtbank stelt vast dat [eiser] [gedaagde] een redelijke termijn heeft gegeven om de aannemingsovereenkomst alsnog deugdelijk na te komen door de gebreken aan de verholen goot constructie te herstellen conform het advies van [bedrijf 3] . Herstel is uitgebleven. Weliswaar was [gedaagde] bereid om het waterafvoersysteem op een andere wijze te herstellen dan door [bedrijf 3] geadviseerd, maar [eiser] heeft daarmee niet ingestemd, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank niet onredelijk is. Niet weersproken is dat [bedrijf 3] het plan van aanpak van [gedaagde] heeft beoordeeld en dat heeft afgekeurd. [bedrijf 3] was van mening dat de door [gedaagde] voorgestelde wijze niet tot goed en deugdelijk herstel van de gebreken kon leiden. [eiser] mocht in redelijkheid op de deskundigheid van [bedrijf 3] vertrouwen. Door niet tot herstel conform het advies van [bedrijf 3] over te gaan, terwijl hij daartoe in de gelegenheid is gesteld, is [gedaagde] dan ook in verzuim komen te verkeren. Omzetting van de vordering tot nakoming in een vordering tot vervangende schadevergoeding door [eiser] was daarom gerechtvaardigd.
4.9.
[eiser] heeft met het overleggen van een offerte van Van der Westen dakrenovatie & onderhoud onderbouwd dat met het herstel van de gebreken aan het waterafvoersysteem een bedrag van € 3.085,50 is gemoeid. [gedaagde] is daarom voor vergoeding van dit bedrag aansprakelijk.
Is [gedaagde] aansprakelijk voor vergoeding van de gestelde kosten gemoeid met het herstel van schade als gevolg van de lekkages?
4.10.
[eiser] heeft met het overleggen van een offerte van [bedrijf 4] onderbouwd dat met het herstel van schade als gevolg van de lekkages een bedrag van € 20.818,55 is gemoeid.
4.11.
[gedaagde] betwist voor vergoeding van die kosten aansprakelijk te zijn. [gedaagde] verwijt [eiser] dat hij niet tijdig bij [gedaagde] heeft geklaagd over het gebrekkig waterafvoersysteem. De geplaatste dakkapel was de enige verandering aan het dak van [eiser] . Indien [eiser] de oorzaak van de lekkages tijdig had laten opsporen en laten verhelpen, dan zou de schade niet zo hoog zijn opgelopen. De gevolgschade moet daarom op grond van eigen schuld voor rekening van [eiser] blijven.
4.12.
De rechtbank volgt [gedaagde] daarin niet. [eiser] heeft gehandeld zoals van hem mocht worden verwacht. Naar eigen zeggen van [gedaagde] waren de gebreken niet zichtbaar bij de oplevering van de dakkapel en traden lekkages alleen op na een hevige regenval. Na de eerste en tweede lekkage in juni 2020 en juli 2021 heeft [eiser] daarvan meteen melding gedaan bij zijn verzekeraar Interpolis, die [bedrijf 1] heeft ingeschakeld om de schade te herstellen. Nadat [bedrijf 1] [eiser] erop had geattendeerd dat de lekkages mogelijk konden worden veroorzaakt door de dakkapel of de nokpannen, heeft [eiser] [bedrijf 2] opdracht gegeven om een dakpannenrenovatie uit te voeren. Aanleiding voor [eiser] om dat te doen was de leeftijd van het dak, dat in 1974 is gelegd, zo stelt [eiser] . Dat [eiser] op dat moment voor een dakpannenrenovatie heeft gekozen, komt de rechtbank niet onlogisch voor. [eiser] hoefde er immers niet vanuit te gaan dat de dakkapel met verholen goot constructie, die een jaar eerder was geplaatst, ondeugdelijk was. [eiser] heeft meteen nadat hij van [bedrijf 2] had vernomen dat zij van mening was dat de verholen goot niet deugdelijk was (aangelegd), [gedaagde] hiervan in kennis gesteld. [gedaagde] heeft dat vervolgens uitdrukkelijk betwist. Gelet hierop valt dan ook niet in te zien dat [eiser] de dakpannenrenovatie – naar zeggen van [gedaagde] – onnodig heeft laten uitvoeren. Van niet tijdig klagen door en eigen schuld van [eiser] is dan ook geen sprake. [gedaagde] is daarom aansprakelijk voor vergoeding van de gevolgschade ter hoogte van € 20.818,55.
Wettelijke rente ex artikel 6:119 BW
4.13.
De rechtbank stelt vast dat [gedaagde] tot 26 augustus 2022 in de gelegenheid is gesteld om de (vervangende) schadevergoeding van in totaal € 23.904,05 aan [eiser] te betalen en dat [gedaagde] daartoe niet is overgegaan. [gedaagde] verkeert met betaling van de schadevergoeding dan ook in verzuim. De gevorderde wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 27 augustus 2022 is daarom toewijsbaar. Overigens heeft [gedaagde] dit ook niet weersproken.
Buitengerechtelijke kosten
4.14.
[eiser] maakt aanspraak op een vergoeding van buitengerechtelijke kosten van
€ 1.014,04. De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. [eiser] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en is daarom toewijsbaar.
Kosten deskundige
4.15.
[eiser] maakt aanspraak op een vergoeding van kosten die zijn gemaakt voor het inschakelen van [bedrijf 3] . Het betreft een bedrag van € 1.373,35. Niet gesteld en niet gebleken is dat deze kosten niet in redelijkheid zijn gemaakt. De redelijkheid van het tarief is niet betwist. Het gevorderde bedrag is daarom toewijsbaar.
Proceskosten
4.16.
Vorenstaande leidt tot de conclusie dat de vordering van [eiser] wordt toegewezen. [gedaagde] zal als de in het geheel in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten) aan de zijde van [eiser] .
Deze kosten worden begroot op:
- dagvaarding € 127,43
- griffierecht € 1.301,=
- salaris € 1.532,= (2 punten x tarief III)
- nakosten
€ 173,=(plus verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 3.133,43
4.17.
De gevorderde uitvoerbaar bij voorraadverklaring zal als niet weersproken worden toegewezen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag van € 23.904,05, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 27 augustus 2022,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] aan [eiser] te betalen een vergoeding van € 1.014,04 voor buitengerechtelijke kosten,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] aan [eiser] te betalen een vergoeding van € 1.373,35 voor kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 3.133,43 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moet [gedaagde] € 90,= extra betalen, plus de kosten van betekening,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Scheffers en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2023.