ECLI:NL:RBZWB:2023:7347

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
23 oktober 2023
Zaaknummer
C/02/410178 FA RK 23-2553 en C/02/411370 JE RK 23-1162
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Hamburger
  • mr. Haerkens-Wouters
  • mr. Jurkovich
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel gezag moeder en ondertoezichtstelling van minderjarige in complexe gezinsrelatie met grootouders

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 september 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de minderjarige [minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2015 te [geboorteplaats01] (Turkije). De verzoekers in deze procedure zijn STICHTING NIDOS UTRECHT, die tijdelijk voogdij uitoefent over de minderjarige, en de RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND. De moeder van de minderjarige verzoekt om herstel van haar gezag, terwijl de Raad verzoekt om ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de minderjarige in een 24-uurs voorziening op een geheime locatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige momenteel bij zijn grootouders verblijft, maar dat er vanuit deze opvoedsituatie geen onbelast contact met de moeder mogelijk is. De rechtbank heeft de verzoeken van de moeder en de Raad toegewezen, waarbij de moeder is hersteld in haar gezag en de minderjarige onder toezicht is gesteld van de GI. Tevens is een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van zes maanden, met een toetsmoment na drie maanden. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige is om in een neutrale omgeving te verblijven, zodat hij de kans krijgt om een eigen beeld van zijn moeder te vormen en het contact met haar kan herstellen. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, gezien de urgentie van de situatie.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Meervoudige Kamer
Zaaknummers: C/02/410178 FA RK 23-2553 (voogdij/gezag)
C/02/411370 JE RK 23-1162 (ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing)
Datum uitspraak: 20 september 2023
beschikking in de zaken van
STICHTING NIDOS UTRECHT,
hierna te noemen: Nidos,
gevestigd te Utrecht,
verzoekster in de zaak met kenmerk: C/02/410178 FA RK 23-2553
informant in de zaak met kenmerk: C/02/411370 JE RK 23-1162
en de
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,
locatie Breda, hierna te noemen: de Raad,
verzoekster in de zaak met kenmerk: C/02/411370 JE RK 23-1162
betreffende
de [minderjarige01] ,
geboren op [geboortedatum01] 2015 te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ),
hierna te noemen: [minderjarige01] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder01],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr A. Elias te Oisterwijk,
[grootvader01] EN [grootmoeder01],
grootouders (vz), hierna te noemen: grootouders en/of grootvader en grootmoeder,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat mr. G. Demir te Gilze.
De rechtbank merkt in de zaak met kenmerk C/02/411370 JE RK 23-1162 als informant aan:
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
locatie Etten-Leur.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is in de procedure met zaaknummer C/02/410178 FA RK 23-2553 gekend:
- de Raad, om de rechtbank over de verzoeken te adviseren.
1. Het verloop van het geding
Dit blijkt uit de navolgende stukken:
1.1
in de procedure met zaaknummer C/02/410178 FA RK 23-2553:
  • het op 2 juni 2023 ingekomen verzoek met bijlagen;
  • de beschikking van deze rechtbank van 5 december 2019;
  • de e-mail van mr. Elias van 18 juli 2023 met bijlage;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 20 juli 2023;
  • het tijdens de mondelinge behandeling van 20 juli 2023 door mr. Elias overgelegde zelfstandige verzoek;
  • het op 29 augustus 2023 van mr. Elias ontvangen verweerschrift tevens zelfstandige verzoeken met bijlagen;
  • de op 1 september 2023 ontvangen rapportage van de Raad;
  • de op 1 september 2023 ontvangen brief van Nidos met bijlagen;
  • de op 5 september 2023 ontvangen brief van de Raad met bijlagen;
  • het op 6 september 2023 van mr. Demir ontvangen verweerschrift tevens zelfstandige verzoeken met bijlagen;
  • de op 11 september 2023 ontvangen reactie van Nidos op het verweerschrift tevens zelfstandige verzoeken van mr. Demir;
  • de op 12 september 2023 ontvangen brief van de Raad.
1.2
in de procedure met zaaknummer C/02/411370 JE RK 23-1162
  • het verzoek met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 3 juli 2023;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 20 juli 2023;
- de op 9 augustus 2023 en 4 september 2023 ontvangen wijzigingen van het verzoek;
- de op 12 september 2023 ontvangen brief van de Raad.
1.3 De verzoeken van Nidos en de Raad zijn gelet op hun samenhang gelijktijdig mondeling behandeld door de meervoudige kamer van deze rechtbank op 12 september 2023. Daarbij zijn aanwezig geweest:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat en een tolk;
- de grootvader, bijgestaan door mr. Van Kerkhof, waarnemend voor zijn advocaat en een tolk;
- drie vertegenwoordigers van Nidos;
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- een vertegenwoordigster van de GI.

2.De verzoeken

2.1
in de procedure met zaaknummer C/02/410178 FA RK 23-2553
Nidos verzoekt:
- haar, op grond van artikel 1:322 lid 1 sub c van het Burgerlijk Wetboek (BW), te ontslaan van de voogdij over [minderjarige01] ten gunste van de moeder;
- deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Bij wege van zelfstandig verzoek verzoekt de moeder:
- haar te herstellen in het gezag;
- deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Bij wege van zelfstandig verzoek verzoeken de grootouders:
- een verklaring van recht af te geven dat de grootouders bij notariële akte van
10 mei 2016 zijn aangewezen als voogden over [minderjarige01] ;
- te beslissen dat Nidos wordt ontslagen als voogdes over [minderjarige01] ;
- deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
2.2
in de procedure met zaaknummer C/02/411370 JE RK 23-1162
De Raad verzoekt in het gewijzigde verzoek:
- [minderjarige01] voor de duur van een jaar onder toezicht te stellen van de GI;
- om een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een 24-uurs voorziening op een geheime locatie voor de duur van zes maanden, met een toetsmoment na drie maanden;
- de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

3.De standpunten in beide zaken

3.1
Nidos heeft zich – samengevat – schriftelijk en tijdens de mondelinge behandeling op het volgende standpunt gesteld. Nidos voert sedert 5 december 2019 de tijdelijke voogdij uit over [minderjarige01] vanwege het feit dat [minderjarige01] in oktober 2019 zonder zijn moeder naar Nederland is gekomen. De vader van [minderjarige01] is overleden. Sinds zijn komst naar Nederland verblijft [minderjarige01] bij zijn grootouders. Nidos is niet gebleken dat de voogdij bij de grootouders ligt. De tijdelijke voogdij over [minderjarige01] is destijds terecht bij Nidos belegd. De nu door de grootouders overgelegde notariële akte uit 2016, waaruit zou blijken dat de ouders de voogdij aan de grootouders hebben overgedragen, is niet eerder aan Nidos getoond. De grootouders refereerden wel eerder aan een notariële akte maar Nidos heeft deze akte nooit ontvangen, ondanks verzoeken daartoe. Nidos heeft twijfels over de authenticiteit van de thans overgelegde akte. Mocht de akte wel authentiek zijn, dan is ten onrechte vanuit Nidos aan de grootouders een opvangvergoeding voor [minderjarige01] verstrekt.
De moeder is op 19 oktober 2022 naar Nederland gekomen op grond van een gezinsherenigingsprocedure. Nidos is van mening dat de moeder in staat is de zorg en opvoeding van [minderjarige01] weer op zich te nemen en vindt dit in het belang van [minderjarige01] . Op grond van artikel 1:322, lid 1, sub c, BW kan Nidos worden ontslagen van de voogdij over [minderjarige01] . De moeder kan vervolgens door de rechtbank weer hersteld worden in haar gezag. Nidos is ontvankelijk in het verzoek. Ook het verzoek van de moeder om in het gezag te worden hersteld, is ontvankelijk. Ondanks dat in het verzoek van de moeder gerefereerd wordt aan een onjuist wetsartikel, is het in het belang van [minderjarige01] dat de moeder het gezag weer krijgt.
Nidos maakt zich veel zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige01] . Er is sprake van (dreigend) contactverlies tussen de moeder en [minderjarige01] . Na de komst van de moeder naar Nederland hebben de moeder en de grootouders in eerste instantie zelf de omgang tussen de moeder en [minderjarige01] vorm gegeven. In een later stadium heeft de moeder aan Nidos gevraagd de omgang vorm te gaan geven. Dit omdat [minderjarige01] zijn moeder van de ene op de andere dag niet meer wilde zien of spreken en de grootouders niet in staat leken, en nog steeds lijken, te zijn om [minderjarige01] hierin te stimuleren. Zij laten zich leiden door wat [minderjarige01] aangeeft. De omgang is uiteindelijk stopgezet vanwege externaliserend gedrag van [minderjarige01] voor en tijdens de omgangsmomenten. De moeder wenst dat [minderjarige01] bij haar wordt teruggeplaatst en dat hij bij haar zal opgroeien. Zolang [minderjarige01] bij de grootouders verblijft, kan zij haar ouderrol niet herpakken. Nidos signaleert dat er tussen [minderjarige01] en zijn grootouders een gehechtheidsrelatie is ontstaan. De huidige relatie tussen de moeder en grootouders is dusdanig verstoord, dat Nidos bemiddeling nodig acht om tot herstel te komen in het contact tussen de moeder en [minderjarige01] , en in het vertrouwen in de moeder bij [minderjarige01] . Deze complexe situatie geeft Nidos veel zorg. Om die reden is de Raad verzocht om te onderzoeken bij wie [minderjarige01] het beste kan opgroeien en hoe de omgangsregeling het beste kan worden vlot getrokken. Verder moet worden onderzocht hoe het zit met de gehechtheidsrelaties tussen [minderjarige01] en zijn grootouders en [minderjarige01] en de moeder, en de mogelijkheden/ruimte voor [minderjarige01] om zich te kunnen verbinden met zijn moeder.
Nidos kan zich vinden in het verzoek van de Raad om een ondertoezichtstelling. Ten aanzien van het verzoek van de Raad om [minderjarige01] uit huis te plaatsen in een 24-uur voorziening op een geheime locatie betwijfelt Nidos of dat in het belang van [minderjarige01] is. Een plaatsing in een gezinshuis zou eerder in de rede liggen. Nidos hoopt echter dat het de moeder en de grootouders toch lukt om er samen uit te komen. Dit is meer in het belang van [minderjarige01] dan een uithuisplaatsing op een neutrale plek.
3.2
De Raad heeft – samengevat – schriftelijk en tijdens de mondelinge behandeling het volgende standpunt ingenomen. De Raad heeft twijfels over de authenticiteit van de door de grootouders overgelegde akte aangezien onder meer de handtekening van de moeder niet overeenkomt met de bij de Raad bekende handtekening van de moeder. De Raad adviseert de rechtbank om de moeder per direct te herstellen in het gezag. De moeder toont zich een sensitieve ouder voor haar jongste zoon en zij heeft inzicht in zijn ontwikkeling en behoeften. De moeder probeert te integreren in de Nederlandse samenleving. Zij staat daarbij open voor hulp en begeleiding. Er is niet gebleken van zorgen over de moeder. De zorgen die door de grootouders worden benoemd, zijn niet onderbouwd en worden door de Raad niet herkend.
Het uitgangspunt in Nederland is dat een kind bij de ouder(s) opgroeit. De enige belemmeringen daarvoor worden door de grootouders gezien. De omgang tussen [minderjarige01] en de moeder verloopt niet goed. Er heeft sinds 28 december 2022 slechts vier keer omgang plaatsgevonden. Eenmaal kon de moeder niet, maar de andere keren vertoonde [minderjarige01] dermate problematisch gedrag dat de omgang niet is doorgegaan. Sinds de moeder in beeld is, lijkt [minderjarige01] te zijn veranderd. Door Nidos is aangegeven dat [minderjarige01] tussen twee vuren zit en dat hij voelt dat zowel zijn grootouders als zijn moeder aan hem trekken. [minderjarige01] wil bij zijn grootouders blijven wonen en wil niet naar de moeder. Hij zegt dat hij haar niet mag. De moeder zou hem in Turkije hebben geslagen toen hij in bed plaste. [minderjarige01] houdt wel van zijn broertje en wil hem wel zien. De verhalen over wie er in Turkije voor [minderjarige01] heeft gezorgd, liggen ver uiteen. Zo geeft moeder aan dat zij in Turkije altijd voor [minderjarige01] heeft gezorgd, maar geven grootouders aan dat zij degenen waren die voor hem hebben gezorgd. Ongeacht hoe de situatie in Turkije verlopen is, kan gesteld worden dat het vluchten uit Turkije voor [minderjarige01] een ingrijpende gebeurtenis is geweest. Hij heeft zijn moeder en broertje in Turkije achter moeten laten en is naar een voor hem toen nog vreemd land gereisd. Tijdens het raadsonderzoek is gezien dat grootouders met liefde voor [minderjarige01] zorgen en het beste met hem voor hebben. Er zijn dan ook geen zorgen naar voren gekomen over de basale zorg en veiligheid. Het is echter onduidelijk wat maakt dat [minderjarige01] nu geen contact meer wil met zijn moeder en hij zo sterk afwijzend tegenover contact met haar staat. Nidos maakt zich zorgen over de rol die grootouders hierin hebben. Waar het positief is dat zij voor [minderjarige01] hebben gezorgd de afgelopen jaren, lijken zij het contact tussen de moeder en [minderjarige01] niet meer volledig te stimuleren. In het begin van de omgangsregeling hebben zij negatief over moeder gepraat in het bijzijn van [minderjarige01] en het is onduidelijk hoe zij thuis over de moeder praten. De moeder geeft aan dat zij altijd goed contact had met [minderjarige01] in de periode dat zij nog niet in Nederland woonde. Zij had dagelijks contact met [minderjarige01] via videobellen. Dit is door Nidos aan de Raad bevestigd. Volgens de moeder is de situatie veranderd nadat zij heeft aangegeven niet te willen trouwen met de broer van haar overleden echtgenoot. De moeder is bang voor de grootouders, omdat zij haar met de dood bedreigd zouden hebben. Ook haar familie in Turkije wordt door de grootouders onder druk gezet. Door deze zorgen verblijft de moeder nu op een geheime plek.
De Raad acht het van belang dat het contact tussen [minderjarige01] en de moeder zo snel mogelijk hersteld wordt, waarna aan thuisplaatsing bij de moeder gewerkt kan worden. Hoe langer er geen contact is, hoe moeilijker het wordt om het contact weer te herstellen. De Raad heeft echter geconstateerd dat het voor de grootouders niet mogelijk lijkt te zijn om [minderjarige01] emotionele toestemming te geven om omgang met zijn moeder te hebben. Door de zorgen die zijn gerezen over de houding van de grootouders en hun onvermogen om [minderjarige01] op passende wijze te ondersteunen en te stimuleren in het contact met de moeder, kan er vanuit de grootouders niet toegewerkt worden aan een thuisplaatsing bij de moeder. De grootouders lijken eerder een belemmering te zijn in het contactherstel doordat zij de moeder diskwalificeren en wantrouwen, geen positieve punten van haar kunnen benoemen en niets tegen [minderjarige01] kunnen zeggen over de moeder om hem gerust te stellen in zijn angst voor haar. [minderjarige01] moet daarom zo snel mogelijk uit de invloedsfeer van de grootouders komen om het contact met de moeder mogelijk te maken. De moeder lijkt wel in staat om de grootouders een rol te laten hebben in het leven van [minderjarige01] .
Gelet op de huidige aversie van [minderjarige01] naar zijn moeder is een onmiddellijke thuisplaatsing bij haar niet wenselijk. Ook een tijdelijke plaatsing in een pleeggezin of gezinshuis is overwogen, maar in een dergelijke setting zal [minderjarige01] zich hechten aan de gezinsouders en de andere kinderen in het gezin. De Raad wil het [minderjarige01] niet aandoen dat die band dan weer wordt verbroken .De Raad heeft gelet op de situatie met de grootouders en de moeder moeten kiezen uit verschillende kwaden, maar acht het uiteindelijk in het belang van [minderjarige01] dat, naast een ondertoezichtstelling voor de duur van 12 maanden, hij uithuisgeplaatst wordt in een 24-uurs voorziening op een geheime locatie voor de duur van zes maanden met een tussentijds toetsmoment na drie maanden. De Raad heeft een specifieke plek op het oog voor [minderjarige01] , waar hij op zijn plaats zal zijn. Pleegzorg kan onderzoeken wat [minderjarige01] en de moeder nodig hebben voor de opbouw van het contact tussen hen. [minderjarige01] kan in deze therapeutische setting worden opgevangen na de omgang met de moeder en zijn gedrag kan worden geobserveerd. [minderjarige01] kan op die plek zeer snel terecht als er met spoed vanuit de Raad een verzoek daartoe komt. Vanuit de 24-uurs voorziening kan worden gewerkt aan de thuisplaatsing bij de moeder.
3.3
Namens en door de moeder is – samengevat – het volgende schriftelijke en mondelinge standpunt ingenomen. De moeder betwist de echtheid van de door de grootouders overgelegde notariële akte; deze is vals. Aangezien [minderjarige01] ten tijde van zijn geboorte in Turkije woonde en nooit in Syrië is geweest, dient naar Turks recht te worden beoordeeld of de ouders op het moment van de geboorte van [minderjarige01] van rechtswege met het gezag zijn belast. Turkije is aangesloten bij het Haags Kinderbeschermingsverdrag van 1996. Op grond van het Turkse BW is gezamenlijk ouderlijk gezag op grond van absolute gelijkheid de algemene regel zolang de ouders gehuwd zijn. De ouders van [minderjarige01] waren gehuwd en met het overlijden van zijn vader heeft de moeder alleen het gezag gekregen. Nidos heeft destijds terecht de tijdelijke voogdij over [minderjarige01] verzocht. De moeder is bevoegd om de zelfstandige verzoeken in te dienen. Nidos kan op grond van artikel 1:322, lid 1, sub c, BW niet verzoeken om het gezag van de moeder te herstellen. De moeder verzoekt haar op grond van artikel 1:277 BW in samenhang met de artikelen 1:253r en 1:253q BW te herstellen in het gezag.
Na herstel van het gezag kan de moeder zich vinden in toewijzing van het verzoek van de Raad om [minderjarige01] onder toezicht te stellen van de GI voor de duur van een jaar. De moeder
kan zich voorts vinden in het huidige verzoek van de Raad om een machtiging tot uithuisplaatsing op een neutrale plek, waar hij niet meer onder druk van het gezinssysteem van de grootouders staat. Hierdoor kan [minderjarige01] zich vrijer voelen en een reëler beeld vormen van de situatie met zijn moeder.
Volgens de moeder spreken de grootouders kwaad over haar tegen [minderjarige01] . Bij haar aankomst in Nederland bleken de grootouders te willen dat zij huwde met de broer van haar overleden man en dat de moeder bij hen in de buurt kwam wonen. De moeder stemde niet onmiddellijk in en dat had forse invloed op [minderjarige01] . [minderjarige01] wenste geen contact meer met de moeder zonder aanwezigheid van de grootvader. Hij leek steeds zijn instemming nodig te hebben en gaf aan in Turkije door de moeder te zijn geslagen, terwijl hij eerder heeft verklaard nauwelijks herinneringen te hebben aan die periode. [minderjarige01] noemt zijn grootouders inmiddels papa en mama. De signalen dat de grootouders het niet eens zijn met de opstelling van de moeder hebben ertoe geleid dat het COA de moeder met spoed op een geheim adres heeft ondergebracht. De grootouders vormen de sleutel tot het creëren van veiligheid voor [minderjarige01] en daar zijn zij op gewezen, maar zij pakken dit niet op. Een bron heeft gemeld dat de hele familie van de vader van [minderjarige01] is gemobiliseerd om [minderjarige01] bij de grootouders te houden en dat [minderjarige01] wordt verteld dat de moeder hem zal vermoorden als hij bij haar terugkeert.
3.4
Namens en door de grootouders is – samengevat – schriftelijk en mondeling het volgende standpunt ingenomen. Op grond van de door de grootouders overgelegde notariële akte, gedateerd op 10 mei 2016 te [plaats01] (Syrië), is door de vader en de moeder de voogdij over [minderjarige01] aan hen overgedragen. De grootouders zijn sindsdien voogd over [minderjarige01] en ten onrechte is in 2019 de tijdelijke voogdij bij Nidos belegd. De akte is niet eerder aan Nidos verstrekt omdat er niet naar is gevraagd. De grootouders waren er niet van op de hoogte dat, nu zij de voogdij hebben, zij ten onrechte een opvangvergoeding voor [minderjarige01] van Nidos hebben ontvangen. Dat hebben zij door de taalbarrière niet begrepen. De rechtbank kan op basis van deze akte een verklaring voor recht afgeven dat de grootouders de voogdij over [minderjarige01] hebben. Nidos dient om die reden te worden ontslagen als voogdes. De verzoeken van de Raad, Nidos en de moeder dienen te worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Op grond van artikel 1:322 BW, zoals door Nidos verzocht, kan de moeder bovendien niet in het gezag hersteld worden. Op grond van het door de moeder in haar verzoek genoemde artikel 1:277 BW kan dat evenmin. De moeder kan hersteld worden in het gezag indien voldaan is aan de wettelijke vereisten zoals vermeld in artikel 1:253r, tweede lid, BW in samenhang met artikel 1:277 BW. Volgens de grootouders wordt niet aan deze wettelijke vereisten voldaan. Het onderwerp “moeder” brengt thans heftige emoties teweeg bij [minderjarige01] . Hij is zeer angstig en verzet zich hevig tegen het contact met de moeder. Dat komt omdat de moeder bij haar komst in Nederland heeft verteld dat zij niet tevreden is in Nederland en terug wil verhuizen naar Syrië. De grootouders vermoeden dat [minderjarige01] hier een trauma aan heeft overgehouden. De grootouders betreuren de situatie tussen de moeder en [minderjarige01] , maar het is wel de realiteit. De moeder heeft geen zicht op de ontwikkeling en behoeften van [minderjarige01] , omdat zij minimaal betrokken is geweest in zijn leven. De emoties van [minderjarige01] moeten serieus genomen worden. Het is prematuur om de moeder te herstellen in het gezag.
De grootouders kunnen zich, gelet op de problematiek rondom de moeder, vinden in het verzoek van de Raad om een ondertoezichtstelling uit te spreken. Gelet op de houding van de moeder en de uitingen van [minderjarige01] is passende hulp noodzakelijk. De grootouders waren het eens met het eerdere verzoek van de Raad om een machtiging tot uithuisplaatsing bij de grootouders, zodat vanuit die stabiele situatie toegewerkt kan worden aan contactherstel tussen de moeder en [minderjarige01] . De grootouders kunnen zich niet vinden in het huidige verzoek van de Raad om [minderjarige01] te plaatsen in een 24-uurs voorziening. [minderjarige01] is door zijn bewogen verleden als vluchteling in een vluchtelingenkamp en de verhuizing naar Nederland een gevoelige jongen. [minderjarige01] is aan zijn grootouders gehecht. Hij zal hechtingsproblematiek ontwikkelen in de behandelgroep, waar ook probleemjongeren zitten. Het is aan de uitlatingen van de moeder te wijten dat [minderjarige01] nu een weerstand tegen haar heeft. De grootouders betreuren het dat de moeder doet voorkomen alsof zij slecht over de moeder praten. De grootouders hebben altijd meegewerkt met de hulpinstanties en aan de omgangsmomenten met de moeder. [minderjarige01] toonde echter hevig verzet en reageerde erg emotioneel bij het omgangsmoment met de moeder. Het contact met de moeder moet eerst verbeterd worden. Pas daarna kan gedacht worden aan herstel van het gezag van de moeder. Tot die tijd is het in het belang van [minderjarige01] om bij zijn grootouders te blijven wonen, waar hij stabiel opgroeit en aan wie hij gehecht is.
3.5
De GI heeft – kort samengevat – medegedeeld bereid te zijn de ondertoezichtstelling uit te voeren. Vanaf 1 oktober 2023 is er een jeugdzorgwerker beschikbaar, maar gelet op de informatie tijdens de mondelinge behandeling zal er al eerder veel werk te verzetten zijn. De GI vindt het lastig om te bepalen welke verblijfplaats in het belang van [minderjarige01] is. Het probleem zit hem niet in [minderjarige01] , maar in de verhouding tussen de moeder en de grootouders. Dat zal voor hem heel lastig zijn. De GI twijfelt aan de door de Raad tijdens de mondelinge behandeling gedane toezegging dat er een plek voor [minderjarige01] is in de juiste 24-uurs voorziening. Een verzoek om een ruimere machtiging tot uithuisplaatsing, namelijk een 24-uurs voorziening dan wel pleegzorg, ligt volgens de GI meer voor de hand.

4.De beoordeling

4.1
Bevoegdheid en toepasselijk recht
Gelet op de nationaliteiten van partijen en [minderjarige01] heeft deze procedure een internationaal karakter. Beoordeeld dient te worden of de rechtbank in deze zaak rechtsmacht toekomt en welk recht van toepassing is op het verzoek.
Op grond van artikel 7 Brussel II ter, komt aan de Nederlandse rechter rechtsmacht toe ten aanzien van het gezag, nu [minderjarige01] in Nederland inmiddels zijn gewone verblijfplaats heeft.
Op grond van artikel 15 van het Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen (Den Haag, 19 oktober 1996, Trb. 1997, 299, “Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996”, hierna HKBV 1996) past de Nederlandse rechter op de onderhavige verzoeken het interne recht toe, omdat [minderjarige01] in Nederland zijn verblijfplaats heeft.
4.2
De rechtbank dient voorts te beoordelen welk recht van toepassing is op de beantwoording van de vraag wie met het gezag over [minderjarige01] belast is geweest. Sinds
1 mei 2011 wordt dit aan de hand van het HKBV 1996 bepaald. Dit verdrag is ook door Turkije ondertekend. Op basis van artikel 16 van het HKBV 1996 wordt het van rechtswege ontstaan van gezag of tenietgaan van ouderlijke verantwoordelijkheid, zonder tussenkomst van een rechterlijke of administratieve autoriteit, beheerst door het recht van de Staat van de gewone verblijfplaats van het kind. Op grond van artikel 16 lid 1 HKBV 1996 blijft de op grond van het recht van de Staat van de gewone verblijfplaats van het kind bestaande ouderlijke verantwoordelijkheid bestaan na verplaatsing van die gewone verblijfplaats naar een andere Staat.
Vaststaat dat [minderjarige01] zijn eerste gewone verblijfplaats in Turkije had. Dat betekent dat Turks recht van toepassing is op de vraag wie destijds van rechtswege met het gezag over [minderjarige01] was belast. [minderjarige01] is op 30 januari 2015 te [plaats02] in Turkije geboren ten tijde van het huwelijk van zijn ouders. Naar Turks recht hebben ouders gedurende het huwelijk gezamenlijk het gezag over de minderjarige. Naar Turks recht kan, in geval van minderjarigheid van de moeder, door de rechter het gezag aan de vader worden overgedragen of kan een voogd worden benoemd, maar daarvan is niet gebleken. Nadat de vader van [minderjarige01] was overleden, is de moeder alleen met het gezag belast.
De grootouders stellen zich echter op het standpunt dat bij de eerder genoemde notariële akte door de ouders de voogdij over [minderjarige01] aan hen is overgedragen. Los van de vraag of deze akte authentiek is, gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door de moeder, overweegt de rechtbank dat ingevolge artikel 431 Rv buiten Nederland verleden authentieke akten niet binnen Nederland ten uitvoer kunnen worden gelegd. Evenmin is gebleken dat op grond van artikel 337 van het Turkse BW bij rechterlijke beslissing is bepaald dat het gezag over [minderjarige01] aan een voogd is overgedragen.
De rechtbank stelt dan ook vast dat de moeder ten tijde van het vertrek van [minderjarige01] naar Nederland alleen met het gezag belast was. Nu zij niet met [minderjarige01] mee naar Nederland is gekomen en niet in de mogelijkheid verkeerde het gezag over [minderjarige01] uit te oefenen, is met toepassing van artikel 1:253r in samenhang met 1:253q BW bij beschikking van
5 december 2019 vastgesteld dat het gezag van de moeder van rechtswege is geschorst. Nidos is vervolgens met de tijdelijke voogdij belast.
In het licht van het vorenstaande dienen de zelfstandige verzoeken van de grootouders dan ook te worden afgewezen.
4.3
De rechtbank zal zich vervolgens buigen over de ontvankelijkheid van het verzoek van de moeder om haar weer te belasten met het gezag over [minderjarige01] .
Het gezag van de moeder is op grond van het bepaalde in artikel 1:253r lid 1 BW als geschorst beschouwd vanwege de (tijdelijke) onmogelijkheid van de moeder het gezag uit te oefenen. Op grond van artikel 1:253q jo 1:253r BW kan de moeder, wanneer de grond voor die schorsing is vervallen, de rechtbank verzoeken haar opnieuw te belasten met het gezag.
De rechtbank acht de moeder ontvankelijk in haar verzoek.
4.4
Gelet op de samenhang van het verzoek van de moeder tot herstel van haar gezag en de verzoeken van de Raad tot een ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing ziet de rechtbank aanleiding deze verzoeken gelijktijdig in het navolgende te bespreken.
Op grond van artikel 1:253r lid 2, tweede volzin, BW kan het gezag van de moeder alleen worden hersteld als voldaan is aan de voorwaarden van artikel 1:277 BW, dus als herstel van het gezag van de moeder in het belang van de minderjarige is èn de moeder duurzaam in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige te dragen.
Uit de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling aan de orde is gekomen, is gebleken dat er sprake is van een sensitieve moeder die in staat is een gezonde opvoeding te bieden. Zij integreert goed in de Nederlandse samenleving, spreekt al best goed Nederlands en weet met enig uitzoeken en aanwijzingen van de opvang waar zij verblijft zaken te regelen voor het broertje van [minderjarige01] , [naam01] . De moeder staat open voor ondersteuning en hulpverlening.. Er zijn geen zorgen over de moeder geconstateerd. Alleen de grootouders zijn een andere mening toegedaan, maar de grootouders hebben deze zorgen niet onderbouwd.
Ondanks het conflict tussen de moeder en de grootouders ziet de moeder het belang in van het contact van [minderjarige01] met zijn familie (vz) en wil zij zich er voor inzetten dit contact te behouden. Daarnaast wordt gezien dat zij rekening houdt met het bieden van leeftijdspassende informatie zonder [minderjarige01] te belasten of hem zo min mogelijk te belasten. Uit het naar het oordeel van de rechtbank gedegen onderzoek van de Raad is daarentegen gebleken dat de grootouders een belemmering lijken te zijn in het contactherstel met de moeder, doordat zij de moeder diskwalificeren en wantrouwen, geen positieve punten over haar kunnen benoemen en niets tegen [minderjarige01] kunnen zeggen over de moeder om hem gerust te stellen in zijn angst voor haar. De grootouders lijken niet in staat te zijn om [minderjarige01] te ondersteunen en te stimuleren in het contact met de moeder. De grootvader heeft dit beeld naar het oordeel van de rechtbank ook tijdens de mondelinge behandeling bevestigd door geen antwoord te geven op de vragen van de rechtbank over de wijze waarop zij [minderjarige01] geruststellen en stimuleren in het contact met de moeder. Door dit handelen van de grootouders is er inmiddels geruime tijd geen contact meer tussen de moeder en [minderjarige01] . Er is zelfs sprake van een enorme angst van [minderjarige01] voor zijn moeder, terwijl volgens [minderjarige01] en zijn moeder goed contact met elkaar hadden via videobellen toen de moeder nog in Turkije woonde. Pas na haar komst in Nederland is dit veranderd.
In het licht van het vorenoverwogene acht de rechtbank het in het belang van [minderjarige01] dat hij – zonder de emotionele belasting van zijn grootouders – in staat wordt gesteld om het contact met zijn moeder en zijn broertje te herstellen. Gelet op dit belang dient ook het gezag van de moeder te worden hersteld. De moeder is in staat duurzaam de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige01] te dragen. Het verzoek van de moeder zal dan ook worden toegewezen. Aangezien de moeder weer wordt hersteld in het gezag, zal Nidos worden ontslagen als voogdes over [minderjarige01] en kan een nadere bespreking van het verzoek van Nidos achterwege blijven.
Voorts is sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige01] zoals is bedoeld in artikel 1:255 BW. Immers, de personen die het meeste om [minderjarige01] geven, zijn niet in staat om samen zorg te dragen voor zijn welzijn. [minderjarige01] zit enorm klem door het conflict tussen de grootouders en de moeder. De rechtbank zal het verzoek van de Raad om een ondertoezichtstelling toewijzen. Gelet op de ernst van de problematiek zal de ondertoezichtstelling voor de duur van 12 maanden worden verleend.
Gezien de thans bij de grootouders bestaande opvoedomgeving waar geen mogelijkheid is voor onbelast contact met de moeder, kan de rechtbank de Raad volgen in het standpunt dat het in het belang van [minderjarige01] is om vanuit een neutrale plek met behulp van de juiste hulpverlening de ruimte te krijgen om zelf een eigen beeld van zijn moeder en van de grootouders te vormen. De rechtbank realiseert zich net als de Raad dat dit een enorm ingrijpende maatregel is, maar ziet geen andere mogelijkheid om dit te bewerkstelligen. De rechtbank heeft daarbij betrokken dat door de raadsmedewerkster is toegezegd dat [minderjarige01] in een specifieke 24-uurs voorziening terechtkomt waar hij op zijn plek is en waar de juiste hulpverlening en begeleiding kan worden ingezet om te komen tot contactherstel met de moeder, waarbij tevens zijn gehechtheidsrelatie met zijn grootouders de aandacht krijgt. De rechtbank is van oordeel dat met spoed zorggedragen dient te worden dat [minderjarige01] op deze voorziening terecht komt.
De rechtbank zal de verzochte machtiging tot uithuisplaatsing toewijzen, maar acht een toetsmoment na drie maanden noodzakelijk. De rechtbank verzoekt de GI en de Raad daarbij reeds schriftelijk vóór de mondelinge behandeling de rechtbank en de overige betrokkenen te informeren over de actuele stand van zaken. Voorts verwacht de rechtbank dat de Raad zorgdraagt voor de aanwezigheid van de tolken voor de moeder en de grootouders op de mondelinge behandeling.
Ten aanzien van de ondertoezichtstelling overweegt de rechtbank nog dat de navolgende doelen gelden:
- [minderjarige01] heeft een neutraal/eigen beeld van moeder;
- [minderjarige01] heeft het contact met moeder hersteld;
- [minderjarige01] heeft niet het gevoel dat hij een keuze moet maken tussen de voor hem belangrijke hechtingsfiguren;
- [minderjarige01] groeit op in een veilige opvoedingsomgeving;
- [minderjarige01] heeft duidelijkheid over zijn toekomstperspectief;
- Er dient bezien te worden op welke wijze [minderjarige01] contact met grootouders kan onderhouden.
4.5
De rechtbank zal deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaren, nu het belang van [minderjarige01] vereist dat de beslissingen onmiddellijk ingaan en kunnen worden uitgevoerd, ook als daartegen hoger beroep wordt ingesteld.

5.De beslissing

De rechtbank:
in de procedure met zaaknummer C/02/410178 FA RK 23-2553
ontslaat Nidos als voogdes over de [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2015 te [geboorteplaats01] ( Turkije );
belast mevrouw [de moeder01] , de moeder, met de uitoefening van het ouderlijk gezag over de [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2015 te [geboorteplaats01] ( Turkije );
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad:
wijst af het meer of anders verzochte;
in de procedure met zaaknummer C/02/411370 JE RK 23-1162
stelt [minderjarige01] onder toezicht van de GI met ingang van 20 september 2023 tot 20 september 2024;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een accommodatie jeugdhulpverlening (een 24-uurs voorziening op een geheime locatie) met ingang van
20 september 2023 tot 20 december 2023;
verklaart deze beschikking voor zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van het resterende deel van het verzoek van de Raad aan tot de mondelinge behandeling op
5 december 2023 om 10.00 uurbij de meervoudige kamer van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, Stationslaan 10, 4815 GW;
verzoekt de GI en de Raad om uiterlijk één week voor deze datum schriftelijk verslag te doen zoals voormeld in de beoordeling;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor die mondelinge behandeling voor de Raad, de moeder en haar advocaat, de grootouders en hun advocaat en de GI;
behoudt zich verder iedere beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven door mr. Hamburger, voorzitter tevens kinderrechter,
mr. Haerkens-Wouters en mr. Jurkovich, kinderrechters, en in aanwezigheid van
mr. Verhulst-Langer, griffier, in het openbaar uitgesproken op 20 september 2023.
Mededeling van de griffier.
Tegen deze beschikking kan voor zover het een eindbeschikking betreft hoger beroep worden ingesteld
a. door de verzoeker en degene aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak.
b. door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een procureur worden ingediend bij het gerechtshof te
's-Hertogenbosch.
verzonden op: