ECLI:NL:RBZWB:2023:7348

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
23 oktober 2023
Zaaknummer
C/02/409271 FA RK 23-2135
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Hamburger
  • mr. Haerkens-Wouters
  • mr. Jurkovich
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag en benoeming van een voogd in een gezagsbeëindigende maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 oktober 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over de minderjarige [minderjarige01]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen en de Stichting Jeugdbescherming Brabant tot voogd te benoemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat [minderjarige01] een moeilijke start heeft gehad, vermoedelijk verslaafd ter wereld is gekomen en momenteel in een gezinshuis verblijft. De moeder heeft in het verleden hard aan zichzelf gewerkt, maar er zijn zorgen over haar vermogen om de zorg voor [minderjarige01] adequaat te dragen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het gezag van de moeder beëindigd moet worden, omdat de ontwikkeling van [minderjarige01] ernstig wordt bedreigd en de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding binnen een aanvaardbare termijn te dragen. De rechtbank heeft de voogdij over [minderjarige01] toevertrouwd aan de Stichting Jeugdbescherming Brabant, met de beslissing dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is, zodat de maatregel kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De rechtbank benadrukt het belang van contact tussen de moeder en [minderjarige01], ondanks de beëindiging van het gezag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/409271 / FA RK 23-2135
Datum uitspraak: 10 oktober 2023
Beschikking van de meervoudige kamer over de gezagsbeëindiging
in de zaak van
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,
locatie Breda,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2019 in [plaats01] ,
hierna te noemen [minderjarige01] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder01],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats01] ,
advocaat mr. M.M. van Woensel te Tilburg,
[de gezinshuisouders],
hierna te noemen de gezinshuisouders,
wonende in [woonplaats02] , [gemeente] ,
de gecertificeerde instelling
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
locatie Etten-Leur,
hierna te noemen de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 20 april 2023;
  • het op 6 september 2023 ontvangen verslag van de gedragswetenschapper.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft, met gesloten deuren, plaatsgevonden op 12 september 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder en haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- twee vertegenwoordigers van de GI.
1.3
De gezinshuisouders zijn niet verschenen. Zij hebben via de aan hun gezinshuis verbonden gedragswetenschapper laten weten dat het voor hen wegens persoonlijke omstandigheden niet haalbaar was om bij de mondelinge behandeling aanwezig te zijn. Op hun verzoek heeft de gedragswetenschapper een korte beschrijving gegeven van de ontwikkeling van [minderjarige01] .

2.De feiten

2.1
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige01] .
2.2
[minderjarige01] verblijft in een perspectief biedend gezinshuis.
2.3
Bij beschikking van 7 januari 2020 is [minderjarige01] (voorlopig) onder toezicht gesteld van de GI en is deze gemachtigd [minderjarige01] uit huis te plaatsen.
2.4
Bij beschikking van 14 maart 2023 zijn de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een gezinshuis verlengd tot 31 maart 2024.
2.5
De GI heeft zich bij brief van 20 april 2023 bereid verklaard om de voogdij te aanvaarden.

3.Het verzoek

De Raad verzoekt het gezag van de moeder te beëindigen en de GI tot voogd(es) over [minderjarige01] te benoemen, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1
De Raad legt aan het verzoek het volgende ten grondslag. [minderjarige01] is (vermoedelijk) verslaafd en prematuur ter wereld gekomen en zij is na haar geboorte in het ziekenhuis op vrijwillige basis bij oma (vaderszijde) geplaatst. Vanwege onrust en escalaties werd enkele weken later de plaatsing van [minderjarige01] op een neutrale plek noodzakelijk geacht en is zij vanaf 15 januari 2020 met een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing geplaatst in het huidige gezinshuis. Er is veel hulpverlening ingezet, onder andere voor de begeleiding van de contacten tussen [minderjarige01] en haar moeder (en vader) en vanwege de verslavingsproblematiek van de moeder. Bij [minderjarige01] zijn onder meer een kinderarts, een fysiotherapeut en een logopedist betrokken. Zij hebben vanaf haar eerste levensjaar aangegeven dat [minderjarige01] belang heeft bij een prikkelarme omgeving, omdat zij prikkels moeilijk kan reguleren, en rust in de vorm van één verzorger. Er heeft psychodiagnostisch onderzoek naar de moeder plaatsgevonden, waaruit de diagnose ADHD voortvloeit. De moeder heeft in de achterliggende jaren hard aan zichzelf gewerkt, maar de Raad heeft nog altijd grote zorgen. Het blijft lastig voor de moeder om de kindeigen problematiek van [minderjarige01] te erkennen, waardoor het haar niet altijd lukt om aan te sluiten bij de behoeftes van [minderjarige01] . Ook zijn er zorgen over de emotionele veiligheid van [minderjarige01] tijdens de contacten met de moeder en de wijze waarop de moeder haar emoties en die van [minderjarige01] reguleert. Verder heeft de moeder enkele terugvallen gekend in middelengebruik, is zij als gevolg van medicijngebruik in een psychose beland en is bij huisbezoeken een aantal keren een puinhoop aangetroffen. Er hebben verschillende onderzoeken plaatsgevonden met betrekking tot het perspectief van [minderjarige01] . Daaruit is onder meer gebleken dat van de verzorgers van [minderjarige01] bovengemiddelde opvoedingsvaardigheden, constante nabijheid en voortdurende structurering en regulering worden verlangd. Omdat [minderjarige01] heftige reacties gaf op het contact met de moeder, is besloten de contacten plaats te laten vinden vanuit de veilige omgeving van het gezinshuis. Dat heeft [minderjarige01] geholpen. In maart 2023 zijn de contacten teruggebracht tot eenmaal per zes weken, nadat de moeder de contactmomenten niet goed nakwam. Hoewel de moeder zich neerlegt bij het verblijf van [minderjarige01] in het gezinshuis, is hulp in het vrijwillige kader volgens de Raad niet toereikend. De moeder wil geen hulpverlening meer, terwijl regie noodzakelijk is ten behoeve van de contacten tussen [minderjarige01] en de moeder en vanwege de hulpverlening voor [minderjarige01] . De samenwerking tussen de moeder en de gezinshuisouders is niet constructief en de moeder wordt niet in staat geacht alleen (steeds) de juiste beslissingen over [minderjarige01] te nemen. Voortzetting van de huidige maatregelen acht de Raad niet wenselijk en om die reden verzoekt de Raad om beëindiging van het gezag van de moeder. Toewijzing van dat verzoek neemt niet weg dat de Raad het belangrijk vindt dat het contact tussen de moeder en [minderjarige01] blijft bestaan.
4.2
De aan het gezinshuis verbonden gedragswetenschapper heeft verklaard dat [minderjarige01] een moeilijke start had in haar leven, maar dat zij inmiddels een positieve ontwikkeling doormaakt. Ze voelt zich veilig in het gezinshuis, zij is gehecht aan de gezinshuisouders en de door hen geboden structuur en nabijheid doen haar goed. De gezinshuisouders sluiten goed aan bij de behoeften van [minderjarige01] .
4.3
De moeder zou het allerliefste zien dat [minderjarige01] bij haar komt wonen. Hoewel het haar erg veel verdriet doet, legt zij zich neer bij het verzoek. Het is voor haar heel pijnlijk dat haar zoon wel bij haar mag wonen. Ook voor hem is dit moeilijk te begrijpen. De moeder beseft echter dat dit de beste oplossing is voor [minderjarige01] . Zij vindt het wel heel belangrijk om contact met haar te houden.
4.4
De GI stelt vast dat de moeder altijd op bewonderenswaardige wijze heeft gevochten voor [minderjarige01] en dat zij, hoe moeilijk ook, altijd luistert naar de reden waarom bepaalde beslissingen worden genomen. Met de moeder valt goed te praten en zij lijkt wat rustiger geworden sinds het perspectief van [minderjarige01] is bepaald. De contacten tussen de moeder en [minderjarige01] blijven een voortdurend punt van aandacht, want deze lopen geregeld niet zoals is afgesproken. Daardoor is er soms gedurende langere tijd geen contact. De GI hoopt dat de beslissing op het verzoek rust geeft en dat daardoor ruimte komt om te werken aan structurele contacten.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen, indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
Van misbruik van het gezag door de moeder is geen sprake.
5.2.
De rechtbank stelt vast dat [minderjarige01] een moeilijke start heeft gehad en dat er sterke aanwijzingen zijn dat zij verslaafd ter wereld is gekomen. Na haar geboorte heeft [minderjarige01] korte tijd in het ziekenhuis verbleven en daarna is zij ondergebracht bij oma (vaderszijde). Dit heeft geleid tot onderlinge spanningen en onrust en enkele weken na haar geboorte is [minderjarige01] daarom geplaatst in het huidige gezinshuis. [minderjarige01] ontwikkelt zich daar goed en zij hecht zich aan de gezinshuisouders. Door haar kindeigen problematiek vraagt [minderjarige01] bovengemiddelde opvoedvaardigheden van haar verzorgers en zijn verschillende medische disciplines bij haar betrokken. Er is sprake van een ontwikkelingsachterstand en [minderjarige01] heeft behoefte aan een prikkelarme omgeving. Zij is gebaat bij structuur, voorspelbaarheid en rust. In de achterliggende jaren zijn vele vormen van hulpverlening bij [minderjarige01] en de moeder betrokken geweest. De moeder heeft hard aan zichzelf gewerkt, maar het lukt haar onvoldoende om onder meer structuur vast te houden. Dat heeft ertoe geleid dat zij niet altijd verschenen is op de afgesproken contactmomenten, waardoor soms langere tijd geen contact tussen [minderjarige01] en de moeder heeft plaatsgevonden. Vanwege de onrust van [minderjarige01] na die contacten vinden deze nu plaats in het gezinshuis, waar [minderjarige01] zich veilig en vertrouwd voelt. Een thuisplaatsing van [minderjarige01] is niet haalbaar en daarop is ook geen zicht, terwijl duidelijkheid over het toekomstperspectief van [minderjarige01] in haar belang, en dat van de moeder, is. Hoewel de moeder beseft dat het voor [minderjarige01] goed is om op te groeien in het gezinshuis en zij zich neerlegt bij het verzoek, wil ze in haar hart graag zelf de zorg voor [minderjarige01] dragen. Dat maakt dat hulpverlening in het vrijwillige kader ontoereikend kan zijn. Nog los van het feit dat de moeder hulpverleningsmoe is en zich niet altijd aan de gemaakte afspraken houdt. Dit maakt een gedwongen kader noodzakelijk. De huidige maatregelen zijn echter niet langer passend, nu niet meer aan thuisplaatsing gewerkt wordt.
5.3.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a, BW is voldaan en zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder toewijzen.
5.4.
Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat het contact tussen de moeder en [minderjarige01] niet meer belangrijk is. Sterker nog, voor de ontwikkeling van [minderjarige01] is het juist heel goed als er structureel contact tussen haar en de moeder blijft bestaan. De rechtbank hoopt dat de toewijzing van het verzoek rust en de duidelijkheid brengt voor de moeder en dat zij daardoor beter in staat zal zijn de contactafspraken met [minderjarige01] structureel en consequent na te komen. Zij heeft dan wel geen gezag meer over [minderjarige01] zij zal altijd haar moeder blijven.
5.5.
Omdat de beëindiging van het gezag van de moeder ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [minderjarige01] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid, BW een voogd over haar te benoemen. De GI heeft zich bereid verklaard de voogdij op zich te nemen en de rechtbank zal haar belasten met de voogdij.
5.6.
De rechtbank zal deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de maatregel kan worden uitgevoerd, ook als tegen deze beslissing hoger beroep wordt ingesteld. De rechtbank acht dit in het belang van [minderjarige01] .
5.7
De rechtbank beslist als volgt.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
beëindigt het ouderlijk gezag van [de moeder01] , geboren op [geboortedatum02] 1981 in [plaats02] over [minderjarige01] ;
6.2.
benoemt tot voogdes over [minderjarige01] Stichting Jeugdbescherming Brabant;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing in het centraal gezagsregister.
Deze beschikking is gegeven door mr. Hamburger, mr. Haerkens-Wouters en mr. Jurkovich, kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2023, in aanwezigheid van
mr. Verhulst-Langer als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.