In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 oktober 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over de minderjarige [minderjarige01]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen en de Stichting Jeugdbescherming Brabant tot voogd te benoemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat [minderjarige01] een moeilijke start heeft gehad, vermoedelijk verslaafd ter wereld is gekomen en momenteel in een gezinshuis verblijft. De moeder heeft in het verleden hard aan zichzelf gewerkt, maar er zijn zorgen over haar vermogen om de zorg voor [minderjarige01] adequaat te dragen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het gezag van de moeder beëindigd moet worden, omdat de ontwikkeling van [minderjarige01] ernstig wordt bedreigd en de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding binnen een aanvaardbare termijn te dragen. De rechtbank heeft de voogdij over [minderjarige01] toevertrouwd aan de Stichting Jeugdbescherming Brabant, met de beslissing dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is, zodat de maatregel kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De rechtbank benadrukt het belang van contact tussen de moeder en [minderjarige01], ondanks de beëindiging van het gezag.